KLASSIEK EN ACTUEEL


Dewinter en Nawijn: gevaarlijk, onfatsoenlijk en kortzichtig  

"(...) Dus, de behoefte aan geld is een werkelijke behoefte, voortgebracht door de politieke economie, en de enige behoefte, die de economie creƫert. De hoeveelheid geld wordt in steeds grotere mate zijn enige machtige eigenschap; zoals het elke werkelijkheid tot zijn abstractie herleidt, zo herleidt het zichzelf in zijn eigen beweging tot een kwantitatieve werkelijkheid. Mateloosheid en buitensporigheid worden zijn ware maat. Zels subjectief komt dit gedeeltelijk hierin tot uitdrukking, dat de vergroting van de kring der producten en 'behoeften de vindingrijke en steeds berekenende slaaf wordt van de onmenselijke, geraffineerde, onnatuurlijke en ingebeelde begeerten. Het particuliere eigendom kan de grove behoefte niet in een menselijke behoefte veranderen. Zijn idealisme is fantasie, willekeur, grilligheid, en er is geen eunuch die zijn despoot op een lagere manier vleit, en met weerzinwekkender middelen diens afgestompte genotsvermogen probeert te prikkelen, om bij hem in de gunst te komen, dan de industrie-eunuch, de producent, die met sluwheid naar stuivers hengelt, en probeert de gouden vogel uit de zak van zijn christelijk beminde naaste te lokken (...)"

Uit: Economisch-filosofische manuscripten, 1844, Karl Marx.