Vervalsing van de Februaristaking


Stopera, Boekmanzaal, 25 februari 2006. Leden van ABVAKABO FNV luisteren vol aandacht naar de speech van Jan Moelee bij de herdenking van de Februaristaking.  

Jan Ilsink

Op 25 februari werd aan Jan Moelee, voor de ABVAKABO in Amsterdam 'Ome Jan', het eerste exemplaar uitgereikt van het boekje "Het 'Nee' van Amsterdam". Na afloop van die plechtigheid onthulde Jan Moelee, samen met Jenneke van Pijpen, vicevoorzitter van ABVAKABO-FNV, een plaquette in het stadhuis van Amsterdam, ter nagedachtenis van de Februaristaking.

In zijn dankwoord merkte Jan Moelee op dat er al veel over de Februaristaking is gezegd en geschreven en hij voorspelde dat het laatste woord daarover nog lang niet gezegd is. Jan heeft gelijk. De woorden die op de plechtigheid werden gesproken nodigen uit, dwingen zelfs, tot een, in dit geval, geschreven weerwoord.

De historicus Eric Slot legde in zijn presentatie, van het in opdracht van ABVAKABO door hem geschreven boekje, de nadruk op twee, in zijn ogen belangrijke, aspecten van de Februaristaking.

In de eerste plaats signaleerde hij een tegenstelling tussen de acties van de CPN, voorafgaande aan en na de staking, waarin materiële eisen tot hoger loon en 'steun' werden gesteld ín de Februaristaking zelf, die gericht was tegen de terreur van de bezetter, die tot uiting was gekomen in jodenvervolgingen op 22, 23 en 24 februari in Amsterdam.

In de tweede plaats legde hij de vinger op een tegenstelling in de toenmalige anti-imperialistische en antifascistische politiek van communisten.

In beide gevallen suggereert Slot opportunisme bij de leiding van communisten die achter deze tegenstelling zou zitten.

Materiële en antiracistische eisen

De CPN, partij van de arbeidersklasse in Nederland, heeft zich ook in de jaren voorafgaande aan de oorlog ingezet voor verbetering van de arbeids- en levensvoorwaarden van de werkende bevolking en tegen verslechtering daarvan. Via talloze actiepamfletten keerde de partij zich tegen prijsstijgingen, tegen de onmenselijke werkverschaffingsprojecten en zette zich in voor hoger loon en uitkeringen. In deze vlugschriften werd opgeroepen tot eenheid van de werkers en tegen pogingen verdeeldheid te zaaien met rassenhaat. In pamfletten van de CPN werden als tegenstanders van de werkers de kapitaalbezitters en hun paladijnen in de politiek aangewezen. In de illegale Waarheid waren de 'Nederlandse autoriteiten, de heren van de ontginningsmaatschappijen, de gemeentebesturen en de heren van het Departement van Sociale Zaken' de vijanden van de werkers in de werkverschaffingskampen. Deze 'werkgevers' schroomden immers niet de hulp in te roepen van de Duitse bezettingsmacht om de acties van de arbeiders te breken. Volgens de CPN waren deze 'heren' deels lid van de Nederlandse Unie en solliciteerden zij naar de functie van zetbaas van de bezetter. Ondanks repressie en intimidatie leidden de acties soms toch tot succes. Zoals het terugdraaien van verlenging van de werktijd en het weer in dienst nemen van de ontslagen actievoerders in een werkverschaffingskamp in Amersfoort. In de illegale Waarheid werd dit succes breed uitgemeten en de noodzaak van eenheid en onderlinge solidariteit onderstreept. Het zoeken naar eenheid en solidariteit was vanouds voor communisten de belangrijkste taak om de werkende bevolking te beschermen tegen aanvallen van de bourgeoisie. Dit was niet veranderd nu de bourgeoisie hulp had gekregen van de bezettingsmacht.

Toen de repressie van de Duitsers zich in februari 1941 richtte tegen de joden, benaderden de communisten dat als een aanval op de arbeidersklasse. Als een poging verdeeldheid te zaaien met rassenhaat. De verontwaardiging bij de werkende bevolking over deze afgrijselijke jodenvervolging, dediepgewortelde afkeer van terreur, maakte het mogelijk de eenheid en onderlinge solidariteit van de werkende bevolking manifest te maken en op te treden tegen de bezetter. Al werd op 15 februari nog opgeroepen voor een 'Grote protest-wandeling tegen de WA en NSB en voor loon- en steunverhoging', de algemene weerzin tegen jodenvervolging deed de partijleiding besluiten het veel zwaardere en riskantere middel van een staking in te zetten. En met succes. Uiteenlopende geschiedschrijvers hebben erop gewezen dat de Februaristaking de scheiding heeft gemarkeerd tussen de werkende bevolking en haar bondgenoten enerzijds en de met de bezettingsmacht heulende bourgeoisie anderzijds. Hiermee werd de basis gelegd voor latere samenwerking in het verzet tussen communisten, sociaal-democraten, gelovigen en zelfs progressieve ondernemers. De ambities van de Nederlandse Unie om een collaborerende regering te vormen werden afgesneden. Inspanningen van historici om dit 'eenheidsstreven voor belangen van de werkende bevolking' van communisten te ontkennen en uiteen te rafelen in bijvoorbeeld 'materiële' en 'humanitaire' eisen, komen voort uit een wetenschapsopvatting die de dominantie van klassen op alle maatschappelijke verhoudingen ontkent en bestaande machtsverhoudingen als vanzelfsprekend en niet ter discussiestaand beschouwt. Is eenmaal de klassenstructuur 'weggepoetst' dan onstaat er 'ruimte' om nieuwe tegenstellingen te onderkennen en te construeren, zoals die tussen antiracistische en economische eisen. Als bovendien geprobeerd wordt een wig te drijven tussen een 'opportunistische' communistische leiding enerzijds en spontane individuele communistenleden en een verontwaardigde bevolking anderzijds, dan zijn we weer 'thuis' in het hart van het anticommunisme. Het ontkennen van samenhang en eenheid op basis van een klassenbenadering.

Anti-imperialisme en antifascisme

In zijn presentatie maakte Eric Slot een belangrijk onderscheid tussen anti-imperialisme en antifascisme. Hij heeft dat nodig om een karikatuur van de internationale communistische beweging van vóór en ín de oorlog te maken. Deze beweging liep 'aan de leiband van de door de Sovjet-Unie gedomineerde Komintern'. Immers de communistische beweging 'mocht' pas antifascistisch worden nadat het 'niet-aanvalsverdrag' tussen de Sovjet- Unie en Duitsland was opgezegd in Juni 1941. Echter vooral sinds het internationaal vermaarde proces in 1935 tegen Georgi Dimitroff waren voor communisten de gevaren van het fascisme zeer helder. Bovendien werd fascisme toen en nu gezien als 'noodrem' van de kapitalisten. Als de kapitalistische staat door sociale en politieke onrust instabiel wordt, grijpt de heersende klasse naar de 'noodrem' en worden fascistische groepen financieel gesteund of zelfs in het leven geroepen. In de ogen van communisten en hun manier van naar de wereld kijken is antifascisme en anti-imperialisme daarom in het geheel niet strijdig.

De door Dimitroff bepleitte en op niveau van de werkende bevolking vormgegeven 'Eenheid tegen fascisme' kende toen wel degelijk een parallel in de internationale politiek. De Sovjet-Unie heeft na het, eerst praktisch en later ook formeel, afbreken van banden met Duitsland in 1933 voortdurend diplomatiek contact gezocht met Frankrijk en Groot-Brittannië om de verwachte expansie van Duitsland te beteugelen. In 1938 onderhandelde de Sovjet-Unie met Frankrijk om de ondeelbaarheid van Tsjecho-Slowakije te garanderen. Ook met Groot-Brittannië werd onderhandeld om de soevereiniteit van Polen veilig te stellen. In alle gevallen liepen deze intensieve diplomatieke contacten op niets uit. De Sovjet-Unie en internationale arbeidersklasse zagen echter ook dat Nazi-Duitsland niet werd afgesneden van de internationale kapitaalwereld. Het netwerk van bank- en industriebelangen bleef na de machtsgreep van Hitler onaangeroerd. Buitenlandse investeringen in Duitsland groeiden zelfs. Opel, waarin General Motors groot aandeelhouder was, vergroottte zijn winsten van 36,3 miljoen DM in 1933 naar 157,4 miljoen DM in 1938. Het Duitse filiaal van Ford van 0,4 naar 21,2 miljoen. Voordat de Nazi's met wapens Europa onderwierpen controleerde het Duitse monopoliekapitaal een belangrijk deel van de wereldeconomie. In 1937 nam Duitsland deel aan 57 internationale kartels, Frankrijk aan 66 en Groot-Brittannië aan 40.

De Sovjet-Unie, die op dat moment op weinig wederzijdse steun van Frankrijk en Groot-Brittannië, laat staan op die van de Verenigde Staten, kon rekenen, en bovendien een enorme financiële en industriële belangenvervlechting zag tussen Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk en de VS, realiseerde zich dat zij alleen op eigen kracht kon vertrouwen. Om die kracht te ontwikkelen en veilig te stellen is tijd nodig. Daarom werd ze gedwongen tijd te winnen met een (tijdelijk) niet aanvalsverdrag met Nazi-Duitsland. Deze tijd werd o.a. benut om zware industrie 'achter de Oeral' te brengen.

Deze feiten ondersteunen eveneens de opvatting dat er geen strijdigheid is tussen anti-imperialisme en antifascisme. Dit wil natuurlijk helemaal niet zeggen dat bij alle communisten en communistische leidingen op dat moment deze feiten bekend waren. Ook niet dat deze feiten in de verwarring van de vooroorlogse periode tot dezelfde conclusies leidden. Maar om achteraf, in 2006, toch nog te hameren op opportunisme en volgzaamheid van Nederlandse communistische leiders, omdat die pas na het opzeggen van het niet-aanvalsverdrag de antifascistische strijd zouden omarmen, is een verdraaiing en feitelijk onjuist.

De hierboven aangehaalde pamfletten en passages uit de illegale Waarheid laten zien dat de CPN strijd voerde tegen verslechtering van de economische positie van de werkende bevolking, tegen de ondernemers die de hulp inriepen van de bezettingsmacht en tegen de terreur van de fascistische bezetters tegen de joden. Daarmee werd niet gewacht tot een 'groen signaal' uit Moskou. Ook nu zijn we weer 'thuis' in het hart van het anticommunisme. Het ontkennen van samenhang en eenheid op basis van een klassenanalyse waarmee wel degelijk gelijke belangen tussen kapitaalsgroepen uit de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland kunnen worden opgespoord en aangetoond. Waarmee fascisme en imperialisme absoluut niet strijdig zijn maar loten van dezelfde stam.

Jan Moelee merkte in zijn dankwoord op trots en dankbaar te zijn dat de inspanningen van de Amsterdamse ABVAKABO-vakbondsgroep om de Februaristaking levend te houden, resultaat hebben afgeworpen in de plaquette en in het boekje. Hierin zag hij erkenning voor de strijd tegen fascisme en voor betere levensvoorwaarden, in de zeer moeilijke omstandigheden van een door fascisten bezet land. Inderdaad, de Amsterdamse vakbondsgroep heeft deze erkenning van de vele communisten die deze strijd met hun leven moesten bekopen afgedwongen. Maar deze erkenning is zelfs niet veilig gebleken op de dag van de presentatie van het boekje en onthulling van de plaquette!

Bronnen:

"De Waarheid in de oorlog", een bundeling van illegale nummers uit de jaren '40 - '45, Pegasus 1980

"Het pact", politieke zeden in het interbellum, Lieven Soete, uitgegeven bij EPO 1989