Abbas beschuldigt VK en VS ervan verantwoordelijk te zijn voor Israëlische aanval op gevangenis

Redactie buitenland

De Palestijnse president Mahmoud Abbas beschuldigde op dinsdag 14 maart jl. Groot-Brittannië en de Verenigde Staten ervan verantwoordelijk te zijn voor een aanval van het Israëlische leger op een gevangenis in Jericho, een stad in de West Bank.

"Groot Brittannië en de Verenigde Staten zijn volledig verantwoordelijk voor ieder incident dat het leven van de gevangenen in de Jericho-gevangenis in gevaar brengt", zei Abbas in een verklaring, waarin hij de terugtrekking van de Israëlische troepen eiste.

Op de ochtend van dinsdag 14 maart viel het Israëlische leger Jericho binnen en overmeesterde met geweld de gevangenis van Jericho, waarbij het eiste dat Ahmed Saadat, leider van het linkse Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) en vijf andere strijders zich overgaven. Israël heeft Saadat ervan beschuldigd dat hij opdracht heeft gegeven voor de moord op de Israëlische minister van Toerisme, Rehavam Zeevi, in 2001, waarvoor de Palestijnse strijder sinds augustus 2002 gevangenzit.

Rondom de gevangenis ontstond een vuurgevecht tussen de Palestijnse politie en de Israëlische troepen, waarbij een Palestijnse politieman werd gedood.

In de Jericho-gevangenis wordt toezicht gehouden door Britse en VS-bewakers, zoals afgesproken in een overeenkomst met de Palestijnse Nationale Autoriteit. Maar de buitenlandse toezichthouders verlieten de gevangenis al voor de aanval van het Israëlische leger. De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Jack Straw, zei dat de bewakers waren teruggetrokken uit veiligheidsoverwegingen.

Een week voordat het gevangenisincident plaatsvond heeft de Palestijnse president Mahmoud Abbas gezegd dat hij bereid was om Saadat vrij te laten, op voorwaarde dat de PFLP zijn veiligheid kon garanderen. Maar de Israëlische minister van Defensie, Shaul Mofaz, waarschuwde dat als Saadat werd vrijgelaten Israël hem zou arresteren of doden.

Bron: Xinhua News Agency, 14-3-2006, vertaling J.Bernaven.