Toespraak van Maarten Muis op het 5de Congres:


NCPN-vlag was afgelopen jaren op tal van demonstraties zichtbaar. Hier in Brussel tijdens betoging tegen Bolkestein-richtlijn.  

NCPN: Partij van de hele arbeidersklasse

Marx en Engels wezen in hun Communistisch Manifest de arbeidersklasse aan als 'doodgravers' van het kapitalisme. In hun navolging noemen wij ons de partij van de arbeidersklasse.

Arbeidersklasse is een relationeel begrip, d.w.z. zij wijst op een bepaalde verhouding, een tegenstelling, niet naar een bepaalde uitingsvorm.

Er mogen dan wel minder mensen in overalls in Nederland rondlopen, dat wil niet zeggen dat de arbeidersklasse gekrompen is. Sterker gesteld: de proletarisering gaat onverminderd door. Zelfs de huisarts wordt steeds meer een loonslaaf van de verzekeringsmaatschappijen.

Het gaat om de bezitsverhouding, of nauwkeuriger: het wel of niet bezitten van productiemiddelen. De arbeidersklasse is degene die door haar arbeid waarde schept en in producten vastlegt. En de waarde die uitstijgt boven het aan haar uitgekeerde loon, de meerwaarde, die wordt ingepikt door de kapitalisten.

In deze tijd van ogenschijnlijke alleenheerschappij van de burgerlijke ideologie wordt de werkelijke bezitsverhouding op zoveel mogelijke manieren versluierd, vervormd en ronduit ontkend. Wie bezitten nu eigenlijk Nederlands grootste multinational Shell? Wie zijn het die de winst opstrijken? Dat komt in de burgerlijke media en wetenschap niet aan bod.

In de laatste Manifest wordt in een artikel met de titel 'Hart en Hoofd' het volgende gezegd: "Alleen wie inzicht in de wetmatigheden van natuur en maatschappij bezit kan het wapen van het bewustzijn inzetten."

En in een door mij vertaald Duits artikel over de arbeidersklasse zit het volgende citaat van Lenin: "dat eenieder die deelvragen behandelt, zonder daarvoor de algemene opgelost te hebben, onvermijdelijk in het proces, zonder zich daar bewust van te zijn, over deze algemene vragen zal struikelen."

Kortom zonder inzicht door scholing in het marxisme-leninisme geen succesvolle, klassenbewuste politieke strijd.

Marx stelt dat: "de maatschappij geen bestendig kristal is, maar een voor verandering vatbaar en voortdurend aan het ontwikkelingsproces onderhevig organisme."

Het is dus noodzakelijk onderzoek te blijven doen naar veranderingen. De arbeidersklasse is wel degelijk veranderd. En niet alleen in de subjectieve zin, het ideologisch bewustzijn, ook structureel zijn er allerlei processen gaande. In sociaal en organisatorisch opzicht wordt er flink geïndividualiseerd, gesegmenteerd en gedifferentieerd op de werkvloer. En juist het inzicht in die structurele veranderingen maakt het verwerven van klassenbewustzijn mogelijk.

Als de werknemer leert begrijpen waarom zijn/haar bedrijfsonderdeel geprivatiseerd of afgestoten wordt kan hij/zij ook daadwerkelijke actie ondernemen om voor de belangen van zichzelf, als onderdeel van de arbeidersklasse, op te komen. En als een nieuwkomer op de arbeidsmarkt, zoals zoveel jongeren, in een situatie van 'precaire arbeid' zit, hij/zij heeft geen vast contract, geen vaste uren, geen vast loon, en dat het altijd net te weinigis om verder te kijken dan een maand, maar die arbeider leert waarom de werkgever hem/ haar in die situatie houdt, en daarin bovendien niet de enige is, dan is er mogelijkheid tot klassenbewuste, en dus succesvolle arbeidsstrijd.

Marx en Lenin legden de nadruk op het productieve deel van de arbeidersklasse: het industrieproletariaat. Want dat is het die de meerwaarde aan een product meegeeft en zo de ruggengraat vormt van het economisch systeem. Er wordt veel geschreven over de deïndustrialisatie van Nederland en de rest van West-Europa. Het is echter meer angst aanjagen over het behoud van de banen, om daarmee de afbraak van rechten te legitimeren, dan werkelijk verklaren wat gaande is. Het is dus onderdeel van de klassenoorlog. In Marxistische Studies van afgelopen oktober-december wordt aangetoond dat van het verdwijnen van de industrie absoluut geen sprake is. Er worden wel met minder arbeiders meer producten gemaakt, maar de industrie blijft van groot belang in de Europese economie. Wederom is hierbij inzicht in dit proces, de verhoging van de productiviteit door ontslag van collega's en dus winstmaximalisatie, een weg naar klassenbewustzijn.

Dat de productieve arbeidersklasse de kern is, wil niet zeggen dat het niet-productieve deel geen belangrijke factor is in de strijd voor het socialisme. Het kan juist een hele belangrijke rol spelen in de strijd om zijn werk in dienst te stellen van de gemeenschap en niet in belang van de winst. Ook hier is klassenbewustzijn weer het centrale punt.

Met de hele arbeidersklasse bedoelen we natuurlijk ook dat we de verdeling langs nationale, religieuze en etnische lijnen van de arbeidersklasse in Nederland te allen tijde verwerpen. De politiek van het haat zaaien moet door gezamenlijke strijd op de werkvloer bestreden worden.

Soms lijkt het werk dat we doen op stevig roeien tegen de dominante ideologische stroom in. Maar er zijn ook tekenen dat de arbeidersklasse zich weer van de grootste klappen aan het herstellen is. Zoals een citaat uit een artikel over de klassenanalyse in de eenentwintigste eeuw duidelijk maakt:

"Zonder twijfel is dagelijks te merken dat, door de crisis onzeker gemaakte, mensen met concepten instemmen, die allesbehalve in overeenstemming zijn met hun belangen. Maar het is juist dit, door hulpeloosheid en het gemis aan oriëntatie gekenmerkte, reactiepatroon, dat de voortdurende actualiteit van het vraagstuk van de klassenstrijd en het klassenstandpunt duidelijk maakt. Want de defensieve opstelling van de afhankelijke werknemers is niets anders dan het gevolg van de klassenoorlog, die het kapitaal tegen de arbeidersklasse gevoerd en gewonnen heeft: Systematisch zijn de mensen door de druk van crisis onzeker gemaakt en door de angst voor het verlies van hun baan voorzichtig geworden. Een scala aan bedreigingen werd voorgehouden, waarmee de werknemers tot steeds nieuwe toegevingen werden gechanteerd. Maar nu, als niet alle signalen ons bedriegen, is een keerpunt bereikt. De mensen slikken hun woede niet meer in, de bereidwilligheid tot verzet groeit." (einde citaat)

Op 2 oktober 2004 stond het Museumplein vol met arbeiders, die streden voor het behoud van hun zuur bevochte rechten. Als wij als communisten, na zelf goed geschoold te zijn, die strijd kunnen mee ontwikkelen en waar mogelijk zelf organiseren en in dat proces langzaam maar zeker van de vage gevoelens van onrecht een zaak van klassenbewustzijn kunnen maken, dan zal de kracht van de arbeidersklasse als geheel groeien en daarmee komt de toekomst van het socialisme dichterbij.