"Het pensioen is zeker"

Over de geleidelijke afbraak van de ouderdomsvoorziening in Duitsland

Marcel de Jong (*)

Norbert Blüm, minister van Arbeid en Sociale Zaken onder bondskanselier Helmut Kohl, herhaalde het met de regelmaat van een Tibetaanse gebedsmolen: "Het pensioen is zeker!", om de 65-plussers, die een belangrijk gedeelte van het CDU-electoraat vertegenwoordigen, gerust te stellen.

Ondertussen werden er regelmatig bedragen uit de 'pensioenfondsen' overgeheveld naar andere posten op de begroting. De bodem van de 'pensioenfondsen' kwam steeds meer in zicht.

Twee gebeurtenissen zorgden ervoor dat de grote leugen van Blüm niet opgehelderd werd. Eenmaal kwam men met het sprookje van de vergrijzing (dat maar weinig verschilt met dat in Nederland en elders) en bovendien werd in 1990 de DDR door de Westduitsers ingepikt. In het Verenigingsverdrag werd vastgelegd dat de DDR-gepensioneerden aanspraak konden maken op het Westduitse verzekeringsstelsel. Maar daarmee begon ook de discussie over algemene bezuinigingen op de 'pensioenen'. De 'broeders' en 'zusters' uit de DDR hadden immers niets bijgedragen aan de westelijke "rijke pot".

Vanaf 1992 werden aanpassingen op de pensioenen berekend op basis van de ontwikkeling van de nettolonen in plaats van de brutolonen. Bovendien werd de korting op het 'pensioen' bij vervroegd uittreden verhoogd naar 3,6 procent per maand.

Negen jaar duurde het voordat een 'grote hervorming van de ouderdomsvoorzieningen' plaatsvond. Een trapsgewijze verlaging van het pensioen van 70 naar 61 procent van het gemiddelde nettoloon (gerekend over het gehele arbeidsverleden), een verlaging van het weduwepensioen en de introductie van een door de overheid gesteunde extra-verzorging, het zgn. "Riester-pensioen".

In 2005 werd daarna de zgn. 'duurzaamheidsfactor' ingevoerd. Daarmee wordt de hoogte van de ouderdomsuitkering gekoppeld aan het loonniveau en de verhouding tussen premiebetalers en uitkeringsgerechtigden. Het gevolg: Al twee jaar lang werd het 'pensioen' niet verhoogd.

Maar de coalitie uit SPD en Groenen had aan het einde van haar regeringstermijn nog meer in petto:

(*) op basis van gegevens uit 'junge Welt', 24/25-6-2006.