Leiderschap op Cuba


Fidel Castro, toonbeeld van waardig gedrag, inspiratie voor miljoenen mensen op aarde.  

Ron Ridenour

Waarom is Fidel Castro, na bijna een halve eeuw, nog voorzitter van de Staatsraad en president van de Cubaanse Republiek - de vermeende oudste 'dictator' ter wereld? Nu Fidel zijn 80ste verjaardag nadert en zijn broer Raul zijn 75ste, speculeren de media er weer eens over wie de teugels van de macht zal overnemen als de topleider sterft of een slopende ziekte krijgt.

In zijn film 'Looking for Fidel' stelt Oliver Stone in 2004 dezelfde vraag: "Waarom na zoveel jaar niet een stapje terug en de jongere generatie het laten overnemen, zoals Nelson Mandela?" En Fidel: "Het volk heeft de macht, ik wijs de weg. Vijftig jaar heb ik jongeren getraind. Ik benoem geen ministers of ambassadeurs. De macht die ik heb berust op mijn lange ervaring. Ik ben een activist die ideeën in de praktijk brengt."

Fidel legt uit dat zijn heengaan juist datgene is wat zijn vijanden sinds het eerste jaar van de Revolutie hebben geprobeerd te bewerkstelligen. Er zijn daadwerkelijk 734 aanslagen tegen hem gepland, waarvan vele zijn uitgevoerd. "Ik ben niet van plan af te treden om Bush een plezier te doen. Waarom zou ik hem helpen? Ik ben bereid te sterven met mijn laarzen aan, werkend. Als je zou kunnen aantonen dat het voor mijn land beter zou zijn, dan zou ik opzij gaan. Als ik die indruk zou krijgen doe ik een stap terug." Stone: "Als u plotseling zou sterven zal dat tot chaos leiden, het zou het schip heen en weer doen slingeren. Er zijn veel mogelijke kapiteins."

Wie kunnen het zijn? En hoe komt iemand aan de macht? De grondwet van de Cubaanse Republiek, in 1976 aangenomen en aangepast in 1992 en 1994, bepaalt in hoofdstuk 10 artikel 94 dat de eerste vice-president de taken van de president overneemt in geval van zijn of haar afwezigheid, ziekte of overlijden. Dan zou Raul op de functie gezet moeten worden. Hij is eerste vice-president, minister van het Revolutionaire Leger en regelt veel dagelijkse zaken in de Communistische partij. De Nationale Vergadering van de Volksmacht (People's Power, het parlement) is het wetgevende lichaam. Zijn 601 leden worden tijdens districtsverkiezingen gekozen voor vijf jaar, uit elk district maximaal acht kandidaten. Politieke partijen kunnen niet deelnemen in de verkiezingen en kunnen geen kandidaten stellen. Het parlement kiest het hoogste uitvoerende lichaam, de Staadsraad en haar 31 leden stellen een uitvoerend comité samen, bestaande uit de president, de secretaris-generaal, de eerste vice-president en nog vijf andere vice-presidenten. Sinds 1976 heeft het parlement eenstemmig Fidel in de Staatsraad gekozen, die hem als president heeft uitgeroepen. De Staatsraad legt verantwoording af aan het parlement dat tweemaal per jaar bijeenkomt. Tussendoor runt de Raad het bestuur, die wetgeving en maatregelen voorstelt aan het parlement, waarover op de eerstvolgende parlementsvergadering beslist moet worden.

De meeste deskundigen t.a.v. Cuba's politieke zaken nemen aan dat Raul de eerstvolgende is voor het presidentschap, maar dat zou alleen het geval zijn als er sprake is van artikel 94. Een normale machtsoverdracht vraagt een nationale parlementsverkiezing; het parlement beslist dan over het lidmaatschap van de Staatsraad. Raul is één van de vier veelgenoemde kandidaten die Fidel zou kunnen vervangen. Hij wordt gerespecteerd vanwege zijn hoogstaande moraal, heeft een beproefd verleden als bestuurder, leidde de verdediging van het land gedurende een halve eeuw en is verantwoordelijk voor de burgerverdediging - een kwart van de burgers is lid van de militie.Veel buitenlandse deskundigen menen dat Raul de beste keuze is wat betreft stabiliteit tot de eerstvolgende verkiezingen. Aan de andere kant is hij op leeftijd en niet overal populair. Hij mist Fidel's uitstraling en diplomatieke scherpte. Als Raul president zou worden, zou niet worden afgeweken van de huidige politieke en economische koers. In een toespraak op 14-6 liet hij daar geen twijfel over bestaan: "Slechts de communistische partij, die de revolutionaire voorhoede vormt en de eenheid van de Cubanen garandeert, kan de waardige erfgenaam zijn van het vertrouwen dat het volk in zijn leider stelt." Zoals de marxistische theoreticus George W. Plechanov, die in 1918 stierf, schreef: "De geschiedenis brengt bij zeldzame gelegenheden een uitzonderlijke en onvervangbare leider voort."

Ik houd staande dat Fidel zo iemand is. Dat geloof roept een sterke mythe op dat Fidel Cuba is. In 1992 schreef de gezaghebbende schrijver uit Uruguay, Eduardo Galeano, in de New York Times van 17 mei: "Fidel is een symbool van nationale waardigheid. Na vijf eeuwen van vernedering is hij voor Latijns-Amerikanen een symbool dat diepe affectie oproept." Fidel vertegenwoordigt eenheid tegenover de politiek van 'verdeel-en-heers' van de Yankee-politici, hun militaire macht en geheime diensten. Er heerst geen gevoel van onheil, maar van vrees voor wat de yankees zouden kunnen doen en onzekerheid of de nieuwe leider in staat is dit te hanteren.

Andere mogelijkheden voor het presidentschap zijn: vice-president Carlos Lage, de parlementsvoorzitter Ricardo Alarcón en minister van Buitenlandse Zaken Perez Roque.

Lage, in 1951 geboren, studeerde voor kinderarts. Sinds het begin van de 'speciale periode' is hij de architect geweest van de economische hervormingen en hun uitvoering, waaronder het toerisme. Die industrie schiep een 'twee rangen'samenleving: mensen met internationaal inwisselbaar geld en mensen zonder. Bij sommigen dreigde dit tot corruptie te leiden. Dat was een vlek op het beeld van de architect en Raul nam het toerisme over. Lage, eens gedacht als mogelijke opvolger van Fidel, is niet langer een optie.

Ricardo Alarcón, in 1937 geboren, is één van de meest populaire, erudiete en wijze leiders. Hij behaalde zijn doctoraal filosofie aan de Universiteit van Havana en heeft een lange diplomatieke loopbaan sinds het begin van de Revolutie. Hij vertegenwoordigde Cuba bij de VN en op Buitenlandse Zaken voor hij in 1993 voorzitter werd van het parlement. Een acceptabele leider, maar hij wordt te oud geacht.

Dus blijft de jongste over: Perez Roque, geboren in 1965 en afgestudeerd als elektrotechnisch ingenieur. Roque is krachtig, snel en ook populair. Hij nam in 1999 de ministeriële post over van een andere jonge en populaire leider, Roberto Robaina. Robaina was sinds 1993 minister van Buitenlandse Zaken, met 37 jaar de jongste ooit. In 2002 werd hij geroyeerd door de communistische partij wegens ontrouw, een egocentrische houding en het aannemen van geld van Mario Villanueva, die werd beschuldigd van drugshandel. Robaina werkt nu in een stedelijk milieuproject in Havana.

Er worden nog andere namen genoemd, zoals de minister van Cultuur, Abiel Prieto, maar Raul Castro en Felipe Roque zijn de meest waarschijnlijke kandidaten. Voor dit moment en de nabije toekomst zal Fidel Castro president blijven. Wie de teugels ook overneemt van Fidel, er zal een periode zijn van nationale rouw en verwarring. De meeste Cubanen antwoorden op de vraag 'Wat na Fidel?': 'Ni de pensar' - Ik wil daar niet aan denken.

Ik eindig met de gevoelens van één van mijn kritische vrienden, de universiteitsdocente in Engelse literatuur, Maya: "Ik bewonder en respecteer Fidel oprecht, ik benijd de arme man niet. Het leiden van dit land is de moeilijkste taak in de wereld van vandaag; al die veranderingen in deze tumultueuze wereld en de bijbehorende druk op ons. Als volk zijn wij veel te gemakzuchtig, te praatziek en ongedisciplineerd, te informeel om rationeel te organiseren. Ik kan mij echt niet voorstellen dat één of andere imbeciel uit Miami of een ander van buiten Cuba hier komt om ons te 'leiden'. Iedereen praat over: "wat na Fidel?" Raul is tweede in lijn, maar is niet populair. Wellicht komt men met een Raad van leiders. Maar voor dit moment zie ik geen reden voor een andere president. Fidel is niet ziek en hij is de beste." Maya vertelde mij dit in 1992, een ander tijdperk dan van het 'wat na Fidel?' Veertien jaar later denkt zij er nog hetzelfde over.

Bron: New York Transfer News Collective, 18-6-2006, vertaling Thomas Janssen.