Honderd (en meer) jaar staatsgrepen, deel 2

George Bush is de laatste in een lange reeks

Robert Sherill

Tijdens de verkiezing voor de slechtste, domste, meest corrupte en gevaarlijkste prutsers uit de geschiedenis van de Amerikaanse buitenlandse politiek mogen George Bush en Dick Cheney misschien op uw stem rekenen. Dit boek toont echter aan dat zij hun gelijken in het verleden gekend hebben.

Voor minister van Buitenlandse Zaken Dulles en zijn oude klanten uit zijn juristentijd - Gulf Oil, Standard Oil of New Jersey, Texaco en Mobil - die vervolgens de controle kregen over 40 procent van Iran's olieproductie - was de terugkeer van de sjah een vrolijke en lucratieve gebeurtenis. Maar, zo herinnert Kinzer ons eraan, "de sjah tolereerde geen andere meningen. Om mensen de mond te snoeren vermoordde hij hen gewoon." Hij onderdrukte kranten van de oppositie, politieke partijen, vakbonden en burgerrechtenbewegingen. Als gevolg van deze onderdrukking konden Iraanse dissidenten hun toevlucht alleen maar zoeken in moskeeën en religieuze scholen, waarvan er vele geleid werden door radicale fundamentalisten. Toen in 1979 de revolutie tegen de sjah uitbrak was het onvermijdelijk dat deze geleid werd door geestelijken.

Na de revolutie gingen deze geestelijken door met het ondersteunen van terreuracties van Saoedi-Arabië tot Argentinië, veelal om de Verenigde Staten te vernederen. "Hun voorbeeld inspireerde fanatieke moslims wereldwijd, ook degenen die op 11 september 2001 de aanslagen op de Verenigde Staten pleegden. Misschien was niets van dit alles gebeurd als Mossadegh nooit was afgezet."

Ongeveer op hetzelfde moment dat minister Dulles de democratie in Iran de nek omdraaide was hij druk doende met gelijke acties in Centraal-Amerika. Ook hier gebeurde dit namens een verraderlijk bedrijf: United Fruit. Als er één bureaucraat is die het zou verdienen om de rest van zijn leven achter tralies door te brengen vanwege belangenverstrengeling was het Dulles. Een aantal van zijn bureaucratische handlangers zou naast hem dwangarbeid moeten verrichten.

"Maar weinig privébedrijven hebben zulke nauwe betrekkingen gehad met de Amerikaanse regering als United Fruit, halverwege de jaren '50 in de vorige eeuw", schrijft Kinzer. Tientallen jaren was Dulles één van de belangrijkste juridische adviseurs van het bedrijf. Zo kwam hij met de regering van Guatemala een deal overeen waarbij United Fruit een uitgebreid stuk land kon leasen gedurende 99 jaar, belastingvrij. Dulles' broer Allen, de CIA-directeur, had ook juridisch werk voor United Fruit gedaan en bezat veel aandelen van het bedrijf, evenals andere Amerikaanse topfunctionarissen. Een van hen was zelfs directeur van United Fruit geweest. Het hoofd van onze National Security Council was er vroeger voorzitter van de raad van bestuur en de directeur van de International Bank for Reconstruction and Development was lid van dezelfde bestuursraad.

Deze lekkere jongens en hun talrijke collega's in onze regering werden natuurlijk onaangenaam verrast toen Guatemala tussen 1944 en 1954 de 'democratische lente' zoals die de geschiedenis inging, beleefde. Deze vond plaats tijdens de presidentschappen van Juan José Arevalo en later Jacobo Arbenz. De machtsoverdracht van Arevalo aan Arbenz was de eerste vreedzame in de geschiedenis van Guatemala.

Het beleid van deze twee presidenten was spectaculair. Onder Arevalo werd de Nationale Assemblee ertoe aangezet om voor het eerst een systeem van sociale zekerheid in te stellen. De rechten van de vakbonden werden vastgelegd, er werd een 48-urige werkweek ingesteld en de grootste landbezitters moesten een bescheiden belasting gaan betalen. Drie Amerikaanse bedrijven werden hierdoor getroffen. Het elektriciteitsbedrijf en de spoorwegmaatschappij die beide een monopolie hadden. En natuurlijk United Fruit dat de controle had over de andere twee bedrijven.

Arbenz was nog stoutmoediger. Onder zijn bewind nam het parlement de Agrarische Hervormingswet aan, waardoor de regering de macht kreeg om ongebruikt land van landgoederen die groter waren dan 672 hectare te onteigenen en te herverdelen. United Fruit bezat meer dan 550.000 hectare, ongeveer eenvijfde van Guatemala's landbouwgronden. Hiervan werd echter maar 15 procent gebruikt, terwijl duizenden Guatemalteken stonden te springen om een stukje land. In 1953 onteigende Arbenz' regering dus 234.000 hectare braakliggende grond van United Fruit. Ter compensatie bood de regering 1,185 miljoen dollar. Precies het bedrag dat United Fruit elk jaar aan de belasting opgaf. De hilariteit binnen Arbenz' kringen als gevolg hiervan is voorstelbaar.

Dat deed de deur dicht. De Dulles-bende in Washington en alle "vertegenwoordigers van het internationale zakenleven, die totaal niet op de hoogte waren van de werkelijkheid in Guatemala, beschouwden het idee van de herverdeling van de landbouwgrond als ronduit marxistisch", aldus Kinzer. Ze gebruikten dezelfde mechanismen als in Iran, alleen nog uitgebreider. Eerst werden de leiders van Guatemala afgeschilderd als communisten. Deze valse voorstelling van zaken werd overgenomen door de Amerikaanse pers, ook door 'The New York Times' die er een hele serie aan wijdde. Dulles kreeg kardinaal Francis Spellman, de machtigste en meest hysterische anticommunistische priester in de VS, zover dat hij de katholieke geestelijkheid in Guatemala opriep om "als één man in verzet te komen tegen deze vijanden van God en het land". Vervolgens gaf de CIA de aanzet tot een nepinvasie van "anticommunistische strijders", gevolgd door een namaakopstand.

Arbenz moest in ballingschap en werd vervangen door kolonel Carlos Armas, die onmiddellijk de hervormingen terugdraaide en een politiestaat instelde (Zie ook de mislukte coup in Venezuela tegen Chávez, nvdr). Hij werd al spoedig vermoord, maar Guatemala bleef onrustig. "De Verenigde Staten vernietigden een democratisch experiment die een grote belofte inhield voor Latijns-Amerika. Net zoals in Iran werd er een regering afgezet die de fundamentele Amerikaanse idealen toegedaan was maar die de zonde beging om te streven naar de controle over de eigen natuurlijke rijkdommen." Het ontmantelen van Arbenz' regering werd 'Operatie Succes' genoemd, helemaal volgens het jargon van de grappenmakers in onze undercover-regering.

Toen de bevolking van Guatemala zag dat hun democratie dood was kwamen duizenden mensen in opstand. Ze trokken de heuvels in en vormden guerrillalegers, geïnspireerd door Fidel Castro's overwinning op Cuba. "Om deze dreiging tegen te gaan", schrijft Kinzer, "hanteerde het Guatemalteekse leger zulke wrede tactieken dat het normale politieke leven in het land ophield te bestaan. Doodseskaders waarden ongestraft rond en maakten jacht op politici, vakbondsleiders, politiek actieve studenten en boerenleiders. Duizenden werden ontvoerd en nooit meer teruggezien. Velen werden doodgemarteld in legerkazernes. Deze onderdrukking duurde tientallen jaren en tijdens deze periode vermoordden het leger in Guatemala meer burgers dan in de rest van het halfrond samen." Een onderzoekscommissie van de Verenigde Staten heeft het aantal vastgesteld op 200.000. Het betekende een grote overwinning voor het kamp van Dulles. Tegenwoordig bezit slechts twee procent van Guatemala's bevolking nog steeds de helft van de bruikbare grond.

"Zonder 'Operatie Succes' zou de bloedigste van alle Latijns-Amerikaanse oorlogen niet uitgebroken zijn", schrijft Kinzer. 'Operatie Succes' leerde de Cubaanse revolutionairen dat de Verenigde Staten geen enkel democratisch nationalisme in Latijns-Amerika zouden accepteren. Deze operatie gaf de Cubanen een definitieve duw in een radicalere richting. (wordt vervolgd)

(1) Over 'Overthrow: America's Century of Regime Change From Hawaii to Iraq', door Stephen Kinzer, Times Books: Henry Holt and Company. Bron: Texas Observer, 14-7-2006, vertaling Frans Willems.