MOOIE WOORDEN

Van de armoede en de schaamte


 

Rinze Visser

De grote woorden zijn niet van de lucht. Kwaliteitsverbetering, kwaliteitsimpuls, kwaliteitsslag, zelfontplooiing, zelfredzaamheid en nog veel meer van die grote mooie woorden vliegen je dagelijks om de oren. Het reclame-achtige getoeter, de prononcering van design, welvaartsuitstraling, dat alles moet de mens doen geloven dat hij in een land woont met al bijna hemelse trekken. Nog even doorbijten en de hemel is daar.

Al vanaf de peuterleeftijd word je vanuit alle hoeken, onder begeleiding van zware monotone beats toegeroepen: 'everybody happy?' of 'hebben we d'r zin in?' Vragen waarin de bevestiging al dwingend ligt besloten. Het adagium, zoals dat eens in een populaire Nederlandse comedyserie op volkse wijze werd toegezongen - 'we zijn op de wereld om mekaar te helpen nietwaar' - is allang uit de mode en niet meer politiek correct, zo hebben de elites van de economie bepaald. In de mode zijn nu: plezier hebben, gelukkig zijn in je carrière, vooral jezelf zijn, vakantie, vakantie! Geluk is handel. De tijd van de romantiek van de vette en magere jaren is voorbij. Het zijn nu de zich afwisselende periodes van het zuur en het zoet. Want is zuur niet, evenals zoet, ook een smaakmaker?

Gaat het dan met iedereen goed? Bestaat er in ons land en in de andere landen van Europa dan geen armoede meer? Jazeker wel. Maar is armoede dan ook niet één van de smaken, zij het niet van al te beste soort? Armoede, als het al niet met een blik naar andere werelddelen wordt weggerelativeerd, moet, zo het ongewenst wordt geacht, ook op puur kapitalistische wijze worden bestreden.

Een voorbeeld daarvan is de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede aan een bankier van microkredieten uit Bagladesh. Bij gebrek aan ondernemers, wat de troosteloosheid van het kapitalisme in dat land in het volle licht zet, moeten arme sloebers dan maar zelf ondernemers worden. Armoede is de grootste veroorzaker van oorlog, zo ongeveer beargumenteerde men de motie-ven tot toekenning van deze internationale prijs voor de vrede. Het zijn dus niet de rijkdom en de zucht naar nog meer en nooit genoeg die de vrede bedreigen. Het is maar dat we het weten...

Ook als communist kan men bewondering hebben voor de wijze waarop de kapitalismepropagandamachine negatieve zaken als onmacht, onwil, verval, verrotting, meedogenloosheid, weet te verbloemen of zelfs tot aangenaamheden weet te verheffen en deze als zodanig verkoopt. Bewondering, maar dan wel die voor de illusionist die op sublieme wijze in staat is de toeschouwers een rad voor ogen te draaien. Armoede is dan geen schande meer, in elk geval niet iets waarvoor overheden zich zouden moeten schamen. Armoede is dan iets van pechduivels of onwilligen.

In Duitsland, zo vernamen wij, worden zo'n zeseneenhalf miljoen mensen een onderklasse genoemd. Wie enig begrip heeft van maatschappijen die weet dat het aantal mensen dat zweeft tussen een relatief welvaartsniveau en deze zogenoemde onderklasse en elk moment naar die situatie kan afzakken, vele malen groter is. Zeg maar dat wij het hier hebben over de arbeidersklasse of arbeidersbevolking, begrippen die het liefst verdonkeremaand worden - waarvoor ook vooral de term 'onderklasse' dienst doet - om elke associatie met klassentegenstellingen en het marxistisch gedachtegoed uit het openbare leven te verbannen.

In heel Europa, hier wat minder, daar wat meer, zien we dat deze situatie zich door de rücksichtlose kapitalistische ontwikkeling (na de communistische nederlagen versneld) voordoet. Een deel van de arbeidersklasse dreigt weg te zinken in een hopeloze, blijvende uitzichtloosheid. Wat zeker ook te maken heeft met de afbraak van hele en halve industrieën ten gunste van het maken van nog hogere winsten en een vergrote mondiale overheersing door de superondernemingen uit de rijke kapitalistische landen. Dat dit ook degeneratieverschijnselen veroorzaakt is niet alleen meer denkbeeldig, maar ook waar.

Zo weten de beleidsmakers het zo te spelen dat de afbraak van de sociale wetgeving en verscherping van politionele methoden - zie ook de plannen voor werkkampen voor jeugdige werklozen - kunnen worden uitgelegd als humaan beleid, waarbij men niet schroomt om te zeggen dat 'wij met z'n allen' het niet kunnen toestaan deze 'onderklasse' te laten blijven vegeteren in hun uitzichtloze situatie. Daarom zijn 'meedoen' en 'activeren' de modewoorden.

Het kapitalisme is niet meer in staat - en zal dit ook met de meest stringente maatregelen niet zijn - te voorkomen dat delen van de arbeidersklasse aan uitzichtloosheid en armoede ten prooi vallen, omdat het systeem zelf de oorzaak is. Kritisch zelfonderzoek is het kapitalisme vreemd. Hier ligt de plicht van alle progressieve en weldenkende mensen het heft in handen te nemen en een alternatief te propageren. Voor communisten kan dat niet anders zijn dan het socialisme!