Latijns-Amerika en de ethanol-impasse


Presidenten van Venezuela (l) en Brazilië (r), Chávez en Lula da Silva, verschillen van mening over toekomst biobrandstof. Zij sloten een voorlopig akkoord.  

Humberto Márquez

Biobrandstoffen en fossiele brandstoffen moeten naast elkaar kunnen blijven bestaan, afhankelijk van de behoefte van een land. Dat is de voorlopige conclusie van de eerste Zuid-Amerikaanse Energietop die anderhalve maand geleden werd gehouden in Venezuela op het Isla de Margarita.

Over de vraag of biobrandstoffen op grote schaal gebruikt moeten worden, was de laatste tijd een meningsverschil ontstaan in Latijns-Amerika. De Braziliaanse president Luiz Inácio Lula da Silva en de Venezolaanse president Hugo Chávez, de gastheer van de top, waren de afgelopen weken verwikkeld in een heftig debat over de voor- en nadelen van het gebruik van ethanol als brandstof.

Brazilië produceert 17,3 miljard liter ethanol per jaar uit suikerriet. De Verenigde Staten produceren bijna evenveel uit maïs. De groeiende interesse voor biobrandstof hangt samen met de stijgende olieprijzen en wetenschappelijke rapporten, die voorspellen dat het gebruik van fossiele brandstoffen bijdraagt aan de opwarming van de aarde.

Washington en Brazilië kwamen vorige maand overeen om een grote, wereldwijde markt voor ethanol te ontwikkelen. Voor Brazilië betekent dat een vertienvoudiging van de ethanolproductie in het komende decennium. Ook andere landen in Latijns-Amerika en Afrikaanse landen zouden ruimte vrij moeten maken voor het verbouwen van gewassen voor biobrandstof.

Toen Lula het akkoord tekende met de Amerikaanse president George W. Bush, klaagde de Cubaanse president Fidel Castro over de ethische kant van het besluit. Volgens hem is het op grote schaal verbouwen van deze gewassen voor brandstof onethisch, als tegelijkertijd honderden miljoenen mensen in de wereld hongerlijden.

Chávez, die met Cuba en Brazilië was overeengekomen om 270.000 hectare beschikbaar te stellen voor de productie van suikerriet voor ethanol, leek na de kritiek van Castro ook van gedachten te veranderen. (...) Venezuela importeert momenteel bijna 30.000 vaten (4,7 miljoen liter) ethanol per dag om te mengen met benzine.

De meeste landen in de regio staan positief tegenover grootschalige productie van gewassen voor biobrandstof. Argentinië werkt aan een plan voor de productie van biodiesel en ook Uruguay en Chili tonen grote belangstelling. Colombia heeft een overeenkomst met de VS gesloten om de industrie op poten te zetten en Ecuador heeft een soortgelijke deal met Brazilië.

Voorafgaand aan de top in Venezuela zei Lula nog niet te begrijpen "wat de technische of wetenschappelijke basis" is voor de kritiek van de regeringen in Caracas en Havana. Volgens Chávez leidt de expansie van landbouw tot ontbossing en worden ook de watervoorraden in de wereld bedreigd. (...)

Marco Aurelio García, adviseur van de Braziliaanse president, hielp de weg voorbereiden voor een consensus. Hij benadrukte dat fossiele en biobrandstoffen elkaar aanvullen en dat de voedselproductie niet verwaarloosd zal worden. Momenteel wordt slechts 1 procent van het akkerland in Brazilië gebruikt voor de productie van biobrandstof. De ethanolgewassen in Brazilië zullen niet in de Amazone-regio verbouwd worden, benadrukte García. Het regenwoud zal er dus niet onder lijden. Bovendien zou de productie zorgenvoor inkomen en werk voor kleine boeren en arbeiders.

García ziet voor Latijns-Amerika een belangrijke rol weggelegd in productie van energie. "Als we het slim aanpakken kunnen we Latijns-Amerika veranderen in de grootste energiemacht ter wereld", zei hij. Het continent heeft olie, gas, waterkrachtcentrales, windenergie, biobrandstoffen en nucleaire energie. (IPS, 18-4-2007)