Probleemwijken? Probleemeconomie!


De echte probleemwijken liggen in Wassenaar. De overmatige consumptie van de weinige rijken leidt tot armoede bij grote delen van de bevolking.  


De echte probleemwijken liggen in Bloemendaal. De overmatige consumptie van de weinige rijken leidt tot armoede bij grote delen van de bevolking.  

Annabelle Schouten

'Samen buurten, samen binden' was het motto waarmee minister Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie door het land trok, de 'probleemwijken' in. Als extra op het reeds bestaande grotestedenbeleid krijgen deze veertig wijken een speciale aanpak van dit kabinet, gericht op wonen, werken, leren, integratie en veiligheid.

Dat klinkt mooi, maar de sociale wortel van problemen in een wijk en de resultaten van het huisvestingsbeleid van de afgelopen jaren blijven buiten beschouwing. Want hebben we het over 'probleemwijken'? Of over probleembeleid, of beter gezegd, probleemeconomie?

Ten eerste het huisvestingsbeleid. Op grote schaal laten gemeenten vaak nog goede sociale huurwoningen slopen om er dure (koop)woningen voor in de plaats te zetten. De mensen uit die sociale huurwoningen krijgen eenmalig een oprotpremie waarmee ze naar een andere wijk vertrekken. Meestal voorgoed, omdat de woningen die ervoor terugkomen boven hun budget liggen. Het idee achter deze zogeheten wijkvernieuwing, ook wel wijkvernieling genoemd, zou zijn om de wijk te verbeteren door hogere inkomens naar de buurt te halen, zodat de samenstelling gevarieerder wordt. Waar mensen met lage inkomens dan naartoe moeten is geen interessante vraag. Interessanter voor woningcorporaties is hoe ze hun vermogens kunnen vergroten.

Ooit hadden deze corporaties een andere doelstelling. Even een stap terug in de geschiedenis. Vóór 1900 was de woningmarkt in handen van particuliere bouwers. De overheid bemoeide zich verder niet met huisvesting, noch met andere sociale vraagstukken. Dat veranderde toen door de industrialisatie buurten in de steden ontstonden, vlakbij de fabrieken, waar arbeiders dicht opeengepakt zaten en de problemen (talloze ziekten circuleerden er) zich steeds verder opstapelden. In 1902 kwam de Woningwet om grip te krijgen op deze problemen. Met deze wet konden particuliere bouwers met overheidssteun bouwen, als zij zich aan de voorwaarde hielden te bouwen in het belang van de volkshuisvesting. Hieruit ontstonden woningbouwverenigingen op christelijke, socialistische etc. grondslag. Tot in de jaren zestig bouwden deze verenigingen voor hun leden en was de verhouding zoals die bij een vereniging. Daarna werd de verhouding zakelijker: verhuurder-huurder. Verenigingen moesten voortaan voor de hele samenleving bouwen, nog steeds vanuit het idee: betaalbare huisvesting voor iedereen. In de jaren 1980, de crisisjaren, zette de overheid steun aan de verenigingen stop. Zij moesten nu zelf woningen zien te realiseren en zijn sindsdien uitgegroeid tot ware kapitalistische bedrijven die aan de grillen van de woningmarkt zijn overgeleverd en steeds verder af komen te staan van hun oorspronkelijke doel.

Marktwerking wordt op alle terreinen losgelaten en ook huisvesting is de dans niet ontsprongen. Wanneer we het echter hebben over 'probleemwijken', zou men eerst even stil moeten staan bij deze ontwikkeling, de sloop, de wijkvernieling. Het hebben over 'probleemwijken' en dan nog eens hard roepen dat de wijkvernieuwing zo fantastisch is, is vergelijkbaar met constateren dat je huis onder water staat en tegelijkertijd toestaan dat de kraan openblijft. Goedkope en goede huizen slopen in wijken die al jarenlang verwaarloosd zijn en mensen met een laag inkomen de buurt uitjagen, heeft niets te maken met 'samen buurten, samen binden', maar alles met het creëren van sociale tegenstellingen en nog meer problemen.

Dat is één kant van het verhaal. Een andere kant die maar heel oppervlakkigaan bod komt in de discussie over de wijken is werk en inkomen. Vogelaar noemt dit weliswaar in haar aanpak, maar ook hier lijken de oorzaken van werkloosheid en armoede te worden uitgewist. Een heel groot probleem, zo niet het grootste probleem, is zorgen dat je kunt rondkomen. En juist dat wordt steeds moeilijker voor steeds meer mensen, getuige de voedselbanken die als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten de laatste jaren. Werk vinden is niet overal even makkelijk. Flexibilisering van de arbeidsmarkt zal alleen maar meer onzekerheid met zich meebrengen. Bedrijven nemen het liefst zo min mogelijk mensen in dienst, zeker niet meer zo snel in vaste dienst, met zo hoog mogelijke productiviteit. Werklozen krijgen veelal te maken met allerlei werken-voor-een-uitkering-projecten, re-integratie, gesubsidieerde banen, kortom allerlei lapmiddelen omdat deze economie niet in staat is iedereen werk te garanderen. Dat veronderstelt namelijk een einde aan kapitalistische verhoudingen en een geheel nieuwe aanpak: socialisme. Maar goed, elke poging om banen te scheppen en om aandacht te hebben voor werk in relatie tot huisvesting is goed, mits er ook iets gedaan wordt aan het tegengaan van meer werkloosheid. Versoepeling van het ontslagrecht helpt daarbij dus niet.

Dan de kwestie inkomen: lonen en uitkeringen zijn belachelijk laag, in verhouding tot de vermogens van het groeiende aantal miljardairs en miljonairs. Terwijl het leven steeds duurder wordt - vaste lasten slokken steeds meer van ons inkomen op - blijven de lonen en uitkeringen ver achter. Geen wonder dat steeds meer mensen moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen elke maand. Geen wonder dat sommige mensen huurachterstanden oplopen.

Het is nog maar afwachten wat voor maatregelen er precies komen van het kabinet. We hebben nu alleen nog maar mooie woorden van Vogelaar gehoord. Duidelijk is wel dat de bezuinigingen op de huurtoeslag die ze heeft aangekondigd veel mensen nog verder in de problemen zal brengen. Structurele maatregelen moeten uitgaan van een tweesporenbeleid: korte termijn en lange termijn. Voor huisvestingsbeleid zou moeten gelden dat eerst die sloophamer tot stilstand komt, de huurtoeslag intact blijft en dat de woningcorporaties weer democratische verenigingen worden en de miljardenvermogens toestromen naar de wijken voor sociale huisvesting.

Helemaal geen 'probleemwijken' meer, werk voor iedereen en bestaanszekerheid is iets wat onder kapitalistische verhoudingen niet kan. In 1872, toen er ook al 'probleemwijken' bestonden, schreef een van de grondleggers van het wetenschappelijk socialisme, Friedrich Engels, het volgende: "Het is niet dat de oplossing van het huisvestingsvraagstuk tegelijkertijd het sociale vraagstuk oplost, maar alleen door de oplossing van het sociale vraagstuk, dat wil zeggen door afschaffing van de kapitalistische productiewijze, wordt een oplossing van het huisvestingsvraagstuk mogelijk gemaakt."