MOOIE WOORDEN

De Wet Sociale Werkvoorziening en de democratie

Rinze Visser

Zo nu en dan word je met de neus op de feiten gedrukt. Dan merk je dat er van alles aan het veranderen is. Niet de vele veranderingen, verslechteringen! in de sociale wetgeving is nieuws, dat dat is gebeurd is bekend. Dat plannen tot verdere afbraak bestudeerd worden, dat nemen wij ook gerust aan. Wij kennen onze pappenheimers.

Maar, achteromkijkend en geconfronteerd met weer een nieuwe aanpassing van een sociale wet, word je opeens getroffen door een langzaam insluipend en, met de nieuwsfeiten bekend zijnde, steeds brutaler fenomeen: het aan de laars lappen van de ooit zo geroemde democratische spelregels.

Maar dat niet alleen. Terugkijkend naar de recente gesehiedenis, en dan met name gelet op de mate van media-aandacht waar het veranderingen op sociaal gebied betreft, bespeur je daar steeds minder van. Tegenwoordig is het al zo dat er een kabinetscrisis moet dreigen of dat er kans is dat er een parlementaire enquête wordt gehouden, als er in de media eens wat serieuze aandacht voor sociale wetgeving is. De vele losse flodderachtige berichtjes, die vaak die van de vorige weerspreken, zijn nauwelijks serieus te noemen.

Hoeveel mensen, hoeveel krantenlezers zullen, anders dan de direct betrokkenen, weten dat er op het terrein van de sociale werkvoorziening nieuwe wetgeving in de maak is: de modernisering van de WSW? Hoeveel sociale wetgeving is al niet gemoderniseerd? Met andere woorden: aangepast aan machts-, krachts- en klassenverhoudingen! De WAO, de WW, de Ziektewet, de Weduwen en Wezenwet (nu ANW), de Bijstandswet (nu WWB), de Ziekenfondswet. En wat al niet meer? Wat voorheen 'vereenvoudiging' heette, heet nu 'modernisering'. Een opeenstapeling van eufemismen...

Onlangs werd de gemeenteraad, waarin schrijver dezes voorzitter van de communistische fractie is (NCPN), geconfronteerd met een voorstel een besluit te nemen over een kadernota Modernisering WSW. Zeventien gemeenten, alle deelnemer aan een gemeenschappelijke regeling, zouden die kadernota moeten onderschrijven. Het ene kenmerkende hierbij was nu dat de gemeenteraden volgens het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling, als zij deze nota aan hun wensen zouden willen aanpassen, zich zouden moeten beraden op verdere deelname aan de gemeenschappelijke regeling. Met andere woorden: je hebt dit, wat nu voor je ligt, maar aan te nemen, anders is daar het gat van de deur...

Argument: aanpassingen die buiten het kader vallen zijn ongewenst. Hadden niet die vele duizenden beambten en bestuurders, die voor democratie doorgeleerd hebben, begrepen dat kaders pas kaders zijn als ze op democratische wijze zijn vastgesteld? Hoezo democratie? Hoezo zeggenschap voor de gekozen vertegenwoordiging van de bevolking? Het andere kenmerkende was dat er kaders werden vastgesteld ingevolge een wet die nog slechts een ontwerpwet is waar de landelijke volksvertegenwoordiging - de hoogste wetgever! - nog een beslissing over moet nemen.

De WSW, de te moderniseren versie van de Wet Sociale Werkvoorziening, beoogde invoeringsdatum 1 januari 2008, zal een groot gedeelte van zijn nog bestaande sociale doelstelling verliezen. De sociale werkvoorziening wordt een overstapstation, waar zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperkingin een korte periode over moeten stappen naar het reguliere bedrijfsleven. Uiteraard met de nodige extra subsidies voor werkgevers. Van de nog enigszins beschermende werkplek naar de, de laatste jaren steeds harder geworden, 'échte' kapitalistische maatschappij met dito arbeidsmarkt, waarin onder steeds maar grotere druk gewerkt moet worden. Waar ondernemers onderling en met de hele wereld keihard concurrentie voeren. Waar ook, en zeker daardoor, de concurrentie tussen de arbeiders groter wordt, de wereld waarin het zich kunnen handhaven op zich al een prestatie is, daar moeten dus ook mensen met een beperking zo snel mogelijk naartoe.

De heren die tijdens de voorbereidende commissievergadering de zaak hadden toegelicht - directeuren van de WSW-uitvoeringsorganisatie en van de intergemeentelijke Sociale Dienst - waren vol lof over hun eigen prestaties, die ver uitstaken boven wat landelijk gemeengoed was. Zij waren de nieuwe WSW, waar de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer, red. M.) nog over moet beslissen, waar aan zeventien gemeenteraden voor de vorm nog een kadernota moest worden voorgelegd, al aan het uitvoeren. Zij hadden in hun ijdelheid en met hun doordrijverij al eerder aanleiding gevonden om hun eigenmachtig optreden - zonder tussenkomst van anderen - tot een soort pilotproject uit te roepen. Zulke mensen zullen het in dit land zeker nog ver schoppen...

Meerdere raadsleden waren net als onze fractie verontrust over de gang van zaken. Slechts onze fractie zag hierin aanleiding tegen te stemmen. Wel nam de meerderheid een NCPN-motie aan waarin bezorgdheid werd uitgesproken over de toekomst van veel in de WSW werkzame mensen, die uit hun beschermde werkomgeving zullen worden weggehaald en over de niet democratische wijze van voorbereiding in de regio.

Tegelijkertijd is de verandering van de WSW, naast afbraak van het sociale, ook een bezuinigingsmaatregel. De rijksbudgetten zullen worden bevroren. Dus ieder jaar een reële verlaging. Vermeldenswaard is nog dat de verantwoordelijke wethouder over het punt van het ondemocratisch gehalte opmerkte dat het toch wel zeker was dat de wet in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer zou worden aangenomen en per 1 januari 2008 van start zou kunnen gaan. Want er was wel vier jaar intensieve voorbereiding aan voorafgegaan. Het zou in Den Haag dus niet meer dan een hamerstuk zijn.

Dat dit nooit aanleiding kan zijn met beleid vooruit te lopen op de besluitvorming en die lange voorbereidingstijd nu juist wel aanleiding zou moeten zijn de invoeringsdatum uit te stellen, als daarmee aan de democratische verplichting kan worden voldaan, was kennelijk té ingewikkeld voor de wethouder om daar nog opin te gaan.

Nóg iets dat óók kenmerkend is. Dat het nu juist communisten, die altijd als antidemocraten worden afgeschilderd, zijn die de door hen zo vaak bekritiseerde burgerlijke democratie moeten verdedigen tegen hen die zichzelf afficheren als de kampioenen van die democratie.