Onderwijs-convenant: mist in polderland

Leerkrachten demonstreren voor beter onderwijs en erkenning.

Ron Verhoef

De bonden, minister Plasterk, en de werkgevers hebben een akkoord bereikt over de invulling van de 1,1 miljard euro die in het regeerakkoord is uitgetrokken voor de werving van meer leerkrachten. Tot nu toe was er niet veel meer dan een folder verschenen over het onderwerp, maar tot een daadwerkelijke invulling kwam het niet.

Het gesloten convenant is echter alles behalve duidelijk. Sinds het publiceren van het convenant wordt er door werkgevers, bonden en personeel geredetwist over wat er nu eigenlijk staat. Het enige wat wel zeker is, is dat de 1,1 miljard geen 1,1 miljard wordt maar minder. Dat laatste komt doordat de bonden vasthouden aan de mogelijkheid om vervroegd te kunnen uittreden.

De onduidelijkheid komt mede voort uit het feit dat de diverse sectoren van het onderwijs wel betrokken zijn bij het plan, maar niet onder dezelfde minister vallen. Zo valt het MBO officieel onder het ministerie van Economische Zaken, hoewel de eindverantwoording voor de onderwijsinhoud en het personeel wel weer onder het ministerie van Onderwijs vallen.

Wat zijn dan nog de onduidelijke punten? Allereerst verwijst het convenant naar de diverse cao's van dit jaar. In een paragraaf verder lezen we dan iets over de salarisverhoging die dan weer even hoog is als afgesproken in de cao. Zo staat in de cao een verhoging van het salaris met 2,4 procent, hetzelfde als in het convenant. Niemand weet echter te vertellen of dit nu betekent dat de salarissen per 1 juli met 4,8 procent omhooggaan of dat het convenant gewoon de cao aanhaalt.

Ook op andere punten is onduidelijkheid. De invulling van de bonus die op de 'dag van de leraar' wordt uitgereikt roept bijvoorbeeld vragen op. In het voortgezet onderwijs wordt er waarschijnlijk voor gekozen om dit aan iedereen toe te kennen, maar de MBO-raad meent dat hij zelf kan bepalen hoe dat geld verdeeld wordt.

Ook de in de kranten vermelde verhoging blijkt in de praktijk niet zo te zijn als velen nu zullen denken. Veel kranten kwamen met kreten dat de leraren er wel 500 euro per maand bij zouden krijgen. Niets is minder waar, daar is het convenant dan weer wel duidelijk over. De mogelijkheid voor scholen om leraren een salarisschaal hoger te plaatsen bij goed functioneren wordt in het convenant duidelijk genoemd. Deze mogelijkheid is echter al in alle cao's opgenomen en vrijwel geen enkele school maakt daar gebruik van.

Verder wordt het aantal treden in een salarisschaal teruggebracht van 18 naar 12. Trede 12 is dan gelijk aan de huidige trede 18. In plaats van in 18 jaar naar het maximum door te groeien, gaat dat nu dus in 12 jaar. Gemiddeld over het totale arbeidzame leven levert dit de docent ongeveer 500 euro bruto per jaar op, ofwel iets meer dan 40 euro bruto per maand, (ongeveer 25 euro netto). Bij lange na niet de geweldige verhoging waar de kranten het voortdurend over hebben.

Academisch geschoolde leerkrachten krijgen meer betaald, als ze tenminste in de bovenbouw van HAVO en VWO lesgeven en in de Randstad. Academici die in een andere schoolsoort lesgeven hebben van het convenant niets te verwachten. Hoewel aanvankelijk werd gerept over de wens om over de hele linie het aantal universitair geschoolden voor de klas te doen toenemen, juist ook op scholen waar ze nu minder voorkomen, is dat plan volledig van tafel geveegd. In de bovenbouw van HAVO en VWO mochten sowieso alleen maar eerstegraads docenten lesgeven (en dat zijn meestal academici).

Van de werkdrukvermindering is ook weinig terechtgekomen. De invulling van het aantal uren dat lesgegeven moet worden is vrijgelaten, wel met de bedoeling de werkdruk te verlagen. Tot nu toe komt daar echter vrij weinig van.

Meest opvallend is misschien wel het verschil dat gemaakt gaat worden tussen leraren in de Randstad en leraren daarbuiten. Hoewel niemand zal ontkennen dat het moeilijker is om les te geven aan leerlingen in de Randstad, zijn de problemen op het platteland niet minder groot. Wie dacht dat leraren uit de Randstad stonden te springen om buiten de Randstad te gaan lesgeven, bovendien tegen een lager salaris, heeft het mis. Op mijn eigen school staan al twee jaar diverse vacatures open, ondanks meerdere actieve wervingscampagnes is het aantal reacties op de vacatures exact nul. Gevolg is dat de vacatures ingevuld worden door het zittende personeel, wat niet bepaald bijdraagt aan de werkdrukvermindering.

Het convenant lijkt dus vooral oog te hebben voor de problemen van de Randstad en nauwelijks voor de, minstens even grote, problemen op het platteland. Het is opmerkelijk dat de onderwijsbonden hiermee hebben ingestemd. Het comité 'leraren in actie' merkt daarom terecht op dat de bonden opnieuw hebben laten zien zwakke knieën te hebben.

Als deze hervormingen al mager lijken dan wordt het nog erger als we bedenken dat dit het ideaalmodel is waar Plasterk in 2020 naartoe wil. Tot die tijd zullen er slechts kleine stapjes gezet worden. Het convenant over het 'actieplan Leerkrachten' doet er dus vrijwel niets aan om het beroep van leraar aantrekkelijker te maken. En dat is misschien ook niet opmerkelijk als we bedenken dat de overheid steeds meer onderwijstaken wil laten uitvoeren door het bedrijfsleven.

Er kan eigenlijk maar één conclusie getrokken worden: de neergaande lijn in het onderwijs is nog altijd niet doorbroken.