KLASSIEK EN ACTUEEL

"(...) Maar zelfs als ik me met wetenschappelijke ect. activiteit bezighoud, een activiteit die ik maar zelden in rechtstreekse omgang met anderen kan beoefenen, zelfs dan doe ik aan de maatschappelijke activiteit, omdat ik als mens werkzaam ben. Mij is niet alleen het materiaal voor mijn activiteit - en zelfs de taal waarin de denker werkt - als maatschappelijk product gegeven, maar ook mijn eigen bestaan is de maatschappelijke activiteit; dat wat ik van mijzelf maak, maak ik van mijzelf voor de maatschappij, waarbij ik mezelf als maatschappelijk wezen besef. Mijn algemene bewustzijn is slechts de theoretische vorm daarvan, waarvan de reƫle collectiviteit, het maatschappelijk wezen de levendige vorm is, maar heden ten dage is het algemene bewustzijn alleen maar een abstractie van het werkelijke leven en staat het er als zodanig vijandig tegenover. Daarom is ook de activiteit van mijn algemene bewustzijn als zodanig mijn theoretisch zijn als maatschappelijk wezen. Men moet vooral voorkomen dat 'de maatschappij' als abstractie weer aan het individu tegenovergesteld wordt. Het individu is een maatschappelijk wezen. Zijn levensuiting - al vindt zij ook niet plaats in de rechtstreekse vorm van de collectieve, tezamen met anderen uitgeoefende levensuiting - is daarom de uiting en bevestiging van het maatschappelijk leven. Het individuele en het soortleven van de mens zijn geen verschillende dingen, hoewel de bestaanswijze van het individuele leven indien nodig een meer bijzondere dan wel een meer algemene uiting van het soortleven kan zijn, terwijl het soortleven een meer bijzonder, dan wel een meer algemeen individueel leven kan zijn (...)"

Uit: Economisch-filosofische manuscripten, 1844, Karl Marx.