Communist zijn in het Venezuela van Chávez

Oscar Figuera: "Vandaag werkt onze partij voornamelijk aan een versterking van de arbeidersbeweging. Zo hebben we consequent de hernationalisatie van het metaalbedrijf SIDOR verdedigd en de arbeiders daar omheen georganiseerd. (Foto Solidair)

Pol De Vos

De Communistische Partij van Venezuela (PCV) steunt de aangekondigde nationalisatie van de metaalindustrie. We vroegen aan Oscar Figuera, algemeen secretaris Communistische Partij Venezuela, welke rol de communisten spelen in de revolutie van Chávez. Oscar Figuera is sinds 12 jaar de Algemeen Secretaris van de PCV en verantwoordelijk voor de partijwerking onder de arbeiders.

De Venezolaanse communisten steunen de Venezolaanse revolutie voluit en werken voornamelijk aan een sterkere arbeidersbeweging. Vooral in de oliesector en in de petrochemische sector zijn de resultaten bemoedigend.

Waarom geeft de PCV prioriteit aan een sterkere arbeidersbeweging?

Oscar Figuera: Ik kom zelf uit de arbeidersbeweging, legt hij uit, daar voel ik mij als een vis in het water. Dat werk onder de arbeiders is essentieel. Want er zijn heel wat discussies onder diegenen die de Bolivariaanse revolutie steunen. Naast de radicale basis bij de arbeiders en in de volkswijken is er - vooral binnen de overheid - een rechterzijde die de multinationals niet te hard wil aanpakken en de veranderingen afremt. We moeten verhinderen dat die rechtse krachten het beleid gaan bepalen.

Kun je daar een voorbeeld van geven?

Oscar Figuera: De laatste weken was vooral het metaalbedrijf SIDOR in het nieuws. Dit is het grootste staalbedrijf van het land. Tot in 1997 was SIDOR een openbaar bedrijf met 11.000 vaste werkkrachten. Na de overname in 1997 door 'Ternium', een Argentijnse multinational, is het aantal personeelsleden sterk verminderd. Vele duizenden werden gedwongen onder slechtere voorwaarden als onderaannemer te gaan werken. De arbeiders zijn daar niet over te spreken en eisen al een hele tijd de hernationalisatie van het bedrijf.

Wat is de houding van de regering?

Oscar Figuera: De vakbond kwam in maart stevig in botsing met onze minister van arbeid, José Rivero. Die wilde het voorstel van de multinational via een referendum doorduwen tot grote woede van de vakbonden. Ze beschuldigden hem ervan zijn rol van bemiddelaar te hebben opgegeven en openlijk aan de kant van de multinational te zijn gaan staan. De PCV was in de afgelopen maanden de enige partij van betekenis die de arbeiders consequent steunde.

En welke houding nam de PSUV aan, de partij van Chávez?

Oscar Figuera: Dat is een probleem. Die partij is nog volop in ontwikkeling. Binnen die structuren bestaan heel verschillende visies. Sommige leden van de PSUV in SIDOR kwamen stevig in botsing met de meerderheid van de arbeiders. Er is toen geduwd en getrokken. De arbeiders vroegen tijdens een televisieprogramma aan president Chávez om zelf rechtstreeks tussenbeiden te komen.

Hoe heeft de PCV zich in het conflict opgesteld?

Oscar Figuera: Er was een belangrijk intern probleem ontstaan in het bedrijf. Een groeiend aantal arbeiders voelde zich echt in de steek gelaten door de regering. Wij van onze kant hebben er steeds op gehamerd dat het belangrijkste probleem de winsthonger van de multinationals was en niet de regering. Tegelijk hebben we consequent de hernationalisatie van het bedrijf verdedigd, en dat rondom de arbeiders georganiseerd. Vorige weekheeft Hugo Chávez dan de nationalisatie van het bedrijf aangekondigd.

Op 16 april werd José Riveiro afgezet als minister van arbeid en vervangen door Roberto Hernández, tot nu vicepresident van het parlement en veteraan van de PCV, die echter vorig jaar besliste om toe te treden tot de PSUV, de partij van Chávez.