Het onbehagen in de kapitalistische cultuur

Gezichten van de kapitalistische 'cultuur'. Moraalridders die politiek-economisch helemaal in de pas lopen van de 'bovenbazen': zetbaasjes van de grote ondernemers. De progressieve partijen in de Tweede Kamer hebben er geen antwoord op.

Maarten Muis

De sociaaleconomische cijfers van Nederland, bijvoorbeeld van inkomensgelijkheid, hoogte uitkeringen, werkloosheid en opleidingsniveau, worden in internationaal perspectief als heel gunstig afgeschilderd. Dat gecombineerd met de positieve uitslagen uit enquêtes naar de mate van tevredenheid en het 'geluksgevoel' zou dit kikkerlandje tot een prettige plek maken om te leven.

Maar Nederland is ook het land van Fortuyn-revolte, de toegenomen vreemdelingenhaat, hufterigheid en groeiende financiële tweedeling. In 'The Economist' wordt in dit rijtje ook het 'Nee' tegen de Europese Grondwet genoemd als voorbeeld van de groeiende ontevredenheid. Tekenend waar zo'n belangrijke spreekbuis van de kapitalistische elite het probleem plaatst.

In politieke analyses in de burgerlijke pers wordt vaak geschreven dat de Nederlandse bevolking parlementair opschuift naar de radicale flanken - SP en Wilders - en dat ondanks het zogenaamde consensusbeleid van Balkenende IV het vertrouwen in de overheid steeds meer verdwijnt. Er lijkt sprake te zijn van een politieke kentering. Daar wordt uiteraard politiek op gereageerd. Maar het debat gaat vooral over de uiterlijke franje.

Vanuit de linkerflank pleitte Marijnissen er kortgeleden voor om het normen- en waardedebat weer terug te veroveren: hij spreekt onomwonden van een morele crisis, van een ongezond wantrouwen naar de overheid toe. Hij neemt zelfs het concept 'Heimat' in zijn betoog op om het belang van gemeenschapszin te benadrukken. Kortgeleden probeerde ook Femke Halsema de ontevredenheid te definiëren als een eigenlijke zucht naar meer geluk, dat bereikt kan worden door onthaasten en consuminderen.

De PvdA probeert zichzelf nog steeds als links te verkopen, maar dan als 'realo-partij' die als enige de harde kantjes van het neoliberalisme kan afvlakken. Deze, zichzelf progressief noemende politici, zoeken allemaal het debat op over de heersende cultuur. Zij wensen een iets minder kapitalistische cultuur, een kapitalisme met een menselijk gezicht, maar zonder te tornen aan de politiek-economische basisprincipes van het systeem. Deze wensdromen zijn zo oud als de sociaaldemocratie zelf.

Deze reformistische eisen zijn niet alleen bedoeld om af te leiden: Marijnissen, Halsema en Hamer hebben juist heel goed door dat veel mensen eerst onbehagen gaan voelen door het kille, het harde en het veeleisende van de kapitalistische cultuur en vervolgens vaak al hun aandacht daarop richten.

Deze ontevredenheid hoopt zich echter nog voornamelijk op in nieuwe, extreemrechtse partijen en bewegingen. Het antwoord van de 'progressieve' partijen is tot nu toe alleen maar nog meer praten over hoop, vertrouwen en omgangsvormen. Zolang geen opklaring wordt gegeven over de werkelijke betekenis van de kapitalistische globalisering voor het leven van de werkende klasse in Nederland blijft het bij schone schijn en misverstanden.

Die kapitalistische globalisering betekent immers vooral verhoogde kapitalistische uitbuiting, afbraak van verworvenheden en toenemende aanslagen op koopkracht en levenspeil.

De strategie van het kapitaal wordt gemaakt door de denktanks van de EU en kapitalistische belangenorganisaties en verkocht door hun lobbygroepen (in Brussel). De uitgestippelde lijn van de Lissabon-Agenda 2000 van de EU laatduidelijk zien in welke richting het kapitaal in Europa zijn overlevingsstrategie zoekt. De inzet van de werkgevers in de cao-onderhandelingen is al jaren samen te vatten in het bod: 'Voor die paar procent extra loon ben je wel geheel van ons, zolang we je nodig hebben'. De actievoerende buschauffeurs hadden heel goed door dat de eerder aangeboden loonsverhoging een sigaar uit eigen doos was en dat de aanval vooral gericht was op de secundaire arbeidsvoorwaarden.

Het kapitaal heeft supergezonde, dynamische werknemers nodig, die op elk vlak eigen verantwoordelijkheid nemen: zichzelf tegen ziekte verzekeren, gewillig alle ondernemerseisen opvolgen, ook al gaat die ten koste van jezelf en vooral te allen tijde denken dat het belang van het bedrijf ook altijd je eigen belang is. Werknemers dus met de pet in de hand. De onvrede onder werkers uit zich dan ook extra sterk bij conflicten over loon, want het is natuurlijk wel algemeen bekend dat de winsten dankzij polderen en loonmatiging veel sterker gestegen zijn dan de beloning. Het management dat zich steeds meer verrijkt toont bovendien aan dat er geld genoeg is, maar dat de verdeling niet deugt.

De 'sociale kwestie' kent ook nieuwe verschijningsvormen. Een groeiende groep mensen kan niet meer meekomen en wordt maatschappelijk gedumpt met een schamele uitkering. Die groep wordt bovendien gebruikt als afschrikking: uitsluiting heeft een waarschuwingsfunctie in het kapitalisme!

Er gaan dus steeds meer stemmen op in de politiek om ruim baan te geven aan werken met behoud van uitkering, bijvoorbeeld voor bijstandsontvangers, maar ook voor Wajong-ers. Een heel nieuw soort werknemer moet daarvoor geschapen worden, zoals de neoliberale feministe, Helen Mees, in de NRC op 30 mei ook schreef in het debat over sociale zekerheid: "Daarvoor is wel noodzakelijk dat er in Nederland veel banen in de persoonlijke dienstverlening bijkomen tegen lage arbeidskosten. Ik denk aan portiers, nanny's, schoenenpoetsers, waterschenkers (in restaurants) en, last but not least, nagelstylistes." Dat is volgens sommige beleidsmakers de toekomst voor een zeer groot deel van de werkenden in Nederland.

De 21ste eeuw is begonnen met een massieve ideologische campagne van de heersende klasse om het kapitalisme ook voor de toekomst te verkopen, terwijl sinds de oliecrisis in de jaren zeventig het kapitalisme geen echte bloeiperiode meer heeft gekend. De economische groeicijfers in de BRIC-landen brengen tot uitdrukking dat er een geheel nieuwe, veelbelovende 'Aziatische en Latijns-Amerikaanse' fase van het kapitalisme is aangebroken en zijn eerder een teken dat het westerse kapitaal in crisis verkeert en naarstig probeert aansluiting te vinden bij deze nieuwe afzet- en investeringsmarkten.

De Nederlandse bevolking wordt daarom overspoeld met betogen over internationale kansen en nog niet ontketende ondernemingsdriften (of vergeten VOC-kwaliteiten). Iedereen zou ZZP-er (zelfstandige zonder personeel) moeten worden en 'nieuwe' vormen van 'rechtvaardigheid', zoals de vlaktaks die nota bene alleen de rijken bevoordeeld, zouden moeten worden ingevoerd.

Het is de doodsstrijd van een systeem. En daar ligt dan ook de link met het, door de woordvoerders van de Nederlandse progressieve politieke partijen gesignaleerde, onbehagen in de kapitalistische cultuur. Wat het kapitaal ook doet, de werkende klasse verzet zich tegen het daarop gebaseerde beleid.

In Nederland, in het hart van het kapitalisme, is de strijd uiteraardanders dan in Nepal. We moeten ook duidelijk voor ogen krijgen wat het socialistisch perspectief is in een land waar oliemultinational Shell de belangrijkste motor voor de economie is. Vooruitgang is in Nederland iets van lang geleden, er is nu een generatie aan het opgroeien die opnieuw de harde lessen ondergaat van het ongebreidelde kapitalisme. Er groeit een generatie op die het sociaal slechter krijgt dan haar ouders. Daarnaast veroorzaakt decennialang kapitalistische individualisering een maatschappij waar kilte, eenzaamheid en agressiviteit de boventoon voeren.

Van een communistische partij wordt meer dan ooit verlangd om goede analyses te maken analyses, waarmee kan worden gewerkt onder de massa's. Communisten kunnen veel duidelijker dan andere linkse groepen de antwoorden geven op de vraag waarom de sociale verhoudingen zo schuren met de stand van de productiekrachten. Inzicht in het socialistisch perspectief kan mede verhelderd worden aan de hand van voorbeelden elders op de wereld, waar met nieuwe sociale samenlevingen wordt geëxperimenteerd.

Met het inzicht in de werkelijkheid van de klassenverhoudingen, gebaseerd op de marxistische analyses, is veel beter aan te sluiten bij de subjectieve factor en is de groeiende ontevredenheid onder de bevolking beter te begrijpen. Het gaat uiteraard niet alleen om een paar procenten loon meer of minder. Langere en flexibelere werktijden, uitholling van de medezeggenschap, aanvallen op de vakbeweging zijn altijd evenzeer onderdeel van de klassenstrijd geweest. Maar stakingen zijn altijd een leerschool. Zichtbaar wordt dat in dit systeem de werkende mens niets meer is dan een kale, altijd inwisselbare arbeidskracht ten behoeve van de winst. Communisten wijzen daarbij als vanouds de arbeiders er steeds op dat solidariteit met al die mensen die uitgesloten worden, die geparkeerd worden in de armoede van een uitkering, ook in hun belang is. Dan is ook werkelijk opbouw van een tegenmacht mogelijk. De leus: eerst de mensen, niet de winst, is treffender dan ooit.