Wat te doen om oud en nieuw opportunisme te bestrijden?

Alleen consequente en breed verbonden strijd leidt tot succes. Het Ierse 'Nee' is gebaseerd op samenwerking tussen linkse, progressieve partijen en de vakbeweging. Alleen zo kon een breed draagvlak worden gesmeed.

Wil van der Klift

Het wordt met de dag belangrijker om de theoretische achterstand die de communistische beweging in Nederland, maar ook in andere delen van Europa, heeft opgelopen te gaan inhalen. Zonder revolutionaire theorie is er geen revolutionaire strijd, noch revolutionaire (elementaire) beweging mogelijk. Een onmisbaar boek om de vraagstukken die nog steeds spelen te begrijpen is 'Wat te doen' van Lenin. In deze Manifest verbinden we een aantal gedachten uit dit boek met een kritiek van Jos Lensink op de socialisme-opvattingen van Jan Marijnissen, de ex-voorman van de SP. Er blijken verrassende overeenkomsten te bestaan tussen de opvattingen van hem en die van Bernstein, een van de belangrijkste grondleggers van de moderne sociaaldemocratie.

Grondige theoretische scholing is nodig om de Nederlandse arbeidersklasse weer op het juiste spoor krijgen.

Uit Hoofdstuk 1 van 'Wat te doen?'

(Begin citaat) Inderdaad is het voor niemand een geheim, dat er zich in de huidige internationale sociaal-democratie [in 1902 was dit de naam voor wat later is uiteengevallen in sociaal-democratie en de bolsjewistisch-communistische vleugel] twee richtingen hebben gevormd, waartussen nu eens de strijd ontbrandt en in helle vlammen oplaait, dan weer uitdooft en onder de as van plechtige 'wapenstilstand-resoluties' voortglimt. Waarin de 'nieuwe' richting bestaat, die 'kritisch' tegenover het 'oude dogmatische' marxisme staat, is met voldoende duidelijkheid door Bernstein gezegd en door Millerand getoond.

De sociaal-democratie moest van een partij van de sociale revolutie tot een democratische partij van de sociale hervormingen worden. Deze politieke eis heeft Bernstein met een gehele batterij van tamelijk nauw overeenstemmende 'nieuwe' argumenten en beschouwingen omgeven.

De eis van de besliste wending van de revolutionaire sociaal-democratie naar het burgerlijke sociaal-reformisme werd derhalve begeleid door de niet minder besliste wending naar de burgerlijke kritiek op alle fundamentele ideeën van het marxisme. En omdat deze laatste kritiek op het marxisme reeds sinds lang én van de politieke tribune én van de universiteitskatheder én in een talloze menigte van brochures én in een reeks van geleerde verhandelingen werd uitgeoefend, omdat geheel de opgroeiende jeugd van de beschaafde klassen in de loop van tientallen jaren systematisch in deze kritiek werd opgevoed, was het niet verwonderlijk dat de 'nieuwe kritische' richting in de sociaal-democratie plotseling kant-en-klaar te voorschijn sprong als Minerva uit het hoofd van Jupiter. Naar haar inhoud behoefde deze richting zich niet te ontwikkelen en te vormen: zij werd rechtstreeks van de burgerlijke literatuur in de socialistische overgeplant.

(einde citaat)
Uit: Wat te doen? Hoofdstuk 1, Lenin, 1902, uitgave Progres, Moskou.

Het lijkt erop dat er gedurende een volle eeuw in theoretisch opzicht weinig is veranderd. De strijd tussen de sociaal-reformistische visie en de revolutionair-communistische vindt nog in alle hevigheid plaats. Nederland heeft sinds kort twee sociaaldemocratische partijen. Het verschil tussen SP en PvdA is eigenlijk de vraag: "Mag het een onsje meer zijn?". Beide partijen achten echter een kapitalisme met een menselijk gezicht mogelijk en nastrevenswaardig. Beide partijen gaan uit van vergelijkbare onjuiste theoretische uitgangspunten. Er bestaan tussen deze twee partijen geen wezenlijke principiële verschillen.

In het artikel van Jos Lensink wordt ingegaan op de socialisme-voorstellen van Jan Marijnissen. De opvattingen van de ex-SP-fractieleider lijken grotendeels identiek aan die van Bernstein. Beide opvatting krijgen bovendien steun uit bepaalde delen van de burgerij en de aan de burgerij gerelateerde instituties.