Europese onderwijsplannen van het kapitaal

Derde Europese onderwijsconferentie geoganiseerd door de Griekse CP (KKE) op 27 mei jl. in Brussel. Dagelijks Bestuurslid Chuck Barkey vertegenwoordigde de NCPN.
(Foto KKE)

Ron Verhoef

De belangrijkste reden voor een nauwere Europese samenwerking is het vrije verkeer van personen en goederen. Uiteraard gaat het daarbij vooral om personeel en geld- en goederenverkeer. Het verhaal wordt uiteraard verkocht onder het mom van vrijheid van keuze. Iedereen kan zelf kiezen waar hij wil wonen of werken. We zullen in dit artikel deze mythe niet proberen door te prikken. Waar het hier om gaat is dat het Europese kapitaal er al gauw achterkwam dat het verhaal op papier wel mooi is, maar in de praktijk blijken er tal van haken en ogen te bestaan.

In dit artikel kijken we vooral naar het onderwijs. Volgens sommigen was het probleem van het onderwijs vooral dat landen allemaal andere opleidingen aanboden met andere diploma's. Daarbij ging het vooral om hoger onderwijs, want als bedrijven denken aan vrij verkeer van personeel dan denken ze vooral aan hoger geschoold personeel. Althans voor West-Europa, want dat is immers een kenniseconomie en het gaat erom volgens multinationals de beste persoon voor de baan te krijgen. Meestal betreft het dan hogere functies.

In 1999 werd daarom in Bologna afgesproken dat de diploma's van het hoger onderwijs in elk land dezelfde structuur zouden hebben en daarbij werd aangesloten bij het Angelsaksische model van de Bachelor en Master. In Nederland gingen HBO-opleidingen nu bacheloropleiding heten en de universiteit kreeg een bachelorfase voor een masterfase en eventueel nog een promotiefase. Hiermee zijn de diploma's gelijkwaardig aan die uit andere landen.

Dat klinkt allemaal heel mooi, en toch zijn er veel mensen die er bezwaar tegen hebben. Waarom eigenlijk? Is het niet mooi dat iemand die hier bachelor is nu een titel heeft waarvan iedereen in Europa weet wat het is? Laten we met dat laatste beginnen, op dit moment is dat nog niet het geval. Het onderwijssysteem is in de meeste landen immers niet veranderd, ook in Nederland houden de HBO-opleidingen hun eigen status. Of dat zo blijft is overigens de vraag.

Met de vergelijkbaarheid van de oude diploma's viel het trouwens ook nog wel mee. HBO-opleidingen waren gelijk aan Engelse colleges, dus een HBO-diploma stond gelijk aan een bachelor. De titel doctorandus stond gelijk aan master en de titel doctor aan PhD en kwamen overeen met de Engelse universiteiten. Op zich was een vergelijking dus niet zo moeilijk en ook niet bepaald ondoorzichtig, al was het wat verwarrend dat een master in Nederland doctorandus werd genoemd en in andere landen doctor.

Nu zal een oplettende lezer zeggen dat er dan weinig is veranderd, maar voor Nederland is er wel degelijk iets veranderd. Zo geeft het verdrag van Bologna duidelijk aan dat de bachelorfase een eindfase moet zijn, ook op de universiteit. De fase zou eigenlijk drie jaar moeten duren, maar dat levert al gelijk problemen op voor de HBO-opleidingen die geen masters kunnen aanbieden (dat gaat overigens langzaam veranderen en ook HBO-opleidingen zullen steeds meer masters gaan aanbieden). Eigenlijk zouden ze hun oude programma nu in drie jaar moeten afronden. De universiteiten hebben een ander probleem. De oude doctoraalfasae duurde vier jaar maar duurt volgens Bologna nu vijf jaar, drie jaar bachelor en twee jaar master. Zij houden dus een jaar over.

Gevolgen voor werkende klasse

Wat is het gevolg van deze maatregelen voor de massa van de bevolking? Het hoger onderwijs heeft nooit echt opengestaan voor arbeiderskinderen. Hoewel het officiƫle verhaal altijd is geweest dat iedereen naar het hoger onderwijs kon dankzij de beurs en later studiefinanciering, bleek dat in de praktijk een illusie te zijn. De kosten voor een kind in het hoger onderwijs werden namelijk nauwelijks gedekt door die beurs of studiefinanciering en de afgelopen jaren bestaat een groot deel daarvan bovendien uit leningen. Jongeren uit arbeidersgezinnen komen er dus nog altijd achter dat ze moeilijk in het hoger onderwijs instromen, ook al kunnen ze het studieniveau wel aan. Het aantal jongeren uit gezinnen met lagere inkomens is altijd laag geweest, met name op de universiteiten, maar ook op HBO-opleidingen. Het extra jaar op de universiteit zal hier geen verandering in brengen, sterker nog het beperkt de toegang voor de lagere inkomens in de masterfase.

Dat is wel een probleem voor de overheid. Volgens richtlijnen van het ministerie van Onderwijs moet in 2020 namelijk minimaal 40 procent van de jongeren een hogere opleiding hebben gevolgd en dit moet oplopen naar 60 procent tegen het midden van de eeuw. De opleidingen zullen dus toegankelijk moeten worden voor iedereen. Ook hier geeft Bologna het antwoord. Door een korte studie van drie jaar zullen meer mensen kunnen gaan studeren. Dat klinkt mooi, maar is dat zo? Hoe zit het eigenlijk met de richtlijn van het ministerie? Is dat wel haalbaar, 60 procent naar hoger onderwijs? Kunnen zoveel mensen dat wel aan?

In het verleden was het antwoord zeker: nee. Het hoger onderwijs ging voor kwaliteit en niet voor kwantiteit. Dat zat het bedrijfsleven behoorlijk dwars want er werden mensen afgeleverd met een breed kennisniveau. En nu komt de ware aard van Bologna naar voren. Het gaat er helemaal niet om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen of de diploma's gelijk te schakelen. Het gaat erom dat er mensen worden afgeleverd die voor het bedrijfsleven bruikbaar zijn. Zeker als bedrijven straks de eindtermen van het hoger onderwijs gaan bepalen. Succes van het hoger onderwijs wordt niet meer gemeten aan de hand van de wetenschappelijke ontdekkingen en de kwaliteit van de wetenschappelijke debatten, maar hoeveel mensen ze kunnen afleveren op maat voor het bedrijfsleven.

Waardevermindering diploma's

Nu moeten we natuurlijk realistisch zijn. Ook vroeger kozen er een aantal mensen voor het HBO om een goede functie in het bedrijfsleven te krijgen. Wat is dan nu het probleem? Het probleem is dat straks zoveel mensen bachelor worden dat de titel weinig waarde meer heeft. Iemand met veel talent die op HBO-niveau begint zal het moeilijker krijgen om over te gaan naar de universiteit, zeker als het inkomen van die persoon laag is. De enige manier om aan 60 procent hoger opgeleiden te komen is namelijk het niveau van de opleiding te verlagen.

Bedrijven die masters nodig hebben voor hun wetenschappelijk onderzoek kunnen echter geen verlaging van het niveau van de masters toestaan. De kloof tussen bachelor en master wordt dus groter. Wie geld zat heeft kan net zolang over zijn studie doen als hij wil, maar wie dat niet heeft en ook geen rijke ouders, blijft straks zitten zonder mogelijkheden.

Niet de waarheid maar de winst komt centraal te staan

De afspraken in Bologna over het gelijktrekken van de opleiding kunnen nog een andere uitwerking hebben. Allereerst kunnen scholen internationaal met elkaar gaan concurreren. Maar wat veel belangrijker is, bedrijven kunnen nu internationaal gaan 'winkelen' bij opleidingen, niet alleen voor personeel,maar ook om afspraken te maken over het opleiden speciaal voor die bedrijven. Het hoger onderwijs gaat zo dus in de uitverkoop en het nobele ideaal van een onafhankelijk hoger onderwijs, met als doelstelling de waarheidsvinding en niet de commercie, is geschiedenis.

De eerste resultaten van Bologna worden inmiddels zichtbaar en leiden tot verzet van studenten, maar weinig van anderen. Wellicht beseft niet iedereen dat Bologna leidt tot de genoemde uitverkoop. Hopelijk worden we echter op tijd wakker.