Humanitaire interventie, het 'Amerikaanse model'

Dmitry Kosyrev

Het sturen van militaire troepen naar het grondgebied van een soevereine staat zonder dat de Verenigde Naties hier goedkeuring aan hebben verleend is een Amerikaanse uitvinding: de zogenaamde 'humanitaire interventie'. Dat begon in 1999 in Joegoslavië. Maar dit is feitelijk niet helemaal juist. In 1999 werd wel voor het eerst die term gebruikt met de bedoeling daar in de praktische buitenlandse politiek vaker van te kunnen gebruikmaken. Maar in werkelijkheid werden dit soort militaire interventies al veel eerder toegepast.

Van de talrijke oorlogen en militaire interventies die door de Verenigde Staten gevoerd zijn, springen vooral de inmenging in Grenada en Panama eruit, en de poging daartoe in Somalië. De daarbij opgedane ervaringen zijn vervolgens toegepast in Joegoslavië en Irak.

Grenada in 1983

President Ronald Reagan van de Verenigde Staten gaf de opdracht om deze militaire actie te starten. Formeel werd het besluit genomen door de Organisatie van Oostelijke Caribische Staten. Het voorwendsel was de gijzeling van Amerikaanse studenten. Later bleek dat de autoriteiten van Grenada slechts de studenten door bewakers hadden laten beveiligen. Kort daarvoor waren er gewapende schermutselingen uitgebroken op het eiland, waarbij de leider van de marxisten, die net aan de macht gekomen was, vermoord werd door zijn medewerkers. Dit had spanningen veroorzaakt in het land.

Reagan verklaarde dat er een Cubaans-Russische invasie dreigde en dat er voorraden wapens aangelegd werden die door internationale terroristen zouden kunnen worden gebruikt. Later bleken het oude wapendepots te betreffen met oude wapens uit de Sovjet-Unie en er was geen sprake van nieuwe bevoorradingen. Daaropvolgend verklaarde de Verenigde Staten dat er zich 1200 Cubaanse commando's op het eiland zouden bevinden. Later bleek het om 200 Cubanen te gaan, waarvan eenderde deel burgers. Bij de inname van het eiland door Amerikaanse troepen waren veel burgerslachtoffers te betreuren door het Amerikaanse geweld.

Panama in 1989

George Bush sr. nam het besluit tot een gewapende invasie in Panama en de omverwerping van de regering. Als reden daarvoor verklaarde hij de betrokkenheid van president Manuel Antonio Noriega bij de drugshandel (vooral naar de Verenigde Staten), en het feit dat in de 80-er jaren Panama-city een centrum voor witwassing van crimineel geld geworden was. De Amerikaanse invasie kenmerkte zich door twee opvallende zaken: ten eerste de hoge mate van Amerikaanse gruweldaden. Verslaggevers meldden niet alleen slachtoffers door de luchtaanvallen, maar ook door Amerikaanse soldaten die met machinegeweren de menigte op straat beschoten, en vanwege Amerikaanse voertuigen die auto's met mensen erin verpletterden en beschoten. Hierdoor is een heel stadsdeel van Panama-city, dat voor een groot deel uit houten gebouwen bestond, daterend uit 1900, verwoest.

Ten tweede lieten de Amerikanen de week daarna de stad over aan criminelen die ze uit de gevangenissen bevrijd hadden. Zowat alle supermarkten, warenhuizen en bedrijven werden geplunderd. Het land heeft voor zo'n 2 miljard dollar schade geleden.

In Panama werd een groep journalisten en cameramensen vooraf geselecteerd en ingelicht en daarna op van te voren uitgekozen plaatsen neergezet vlakvoordat de militaire acties van start gingen. De meeste van deze persmensen waren daarvóór op Amerikaanse militaire bases gestationeerd geweest. De Amerikaanse commandant wilde geen vreemde pottenkijkers in de gevechtszone.

Het systeem van gecontroleerd inlichtingen verstrekken, georganiseerde persconferenties houden, bijeenkomsten met vooraanstaande politici, zakenlieden en plaatselijke vooraanstaande lieden, werd hier ontwikkeld.

Correspondenten van buitenlandse persagentschappen en tv-stations die niet tot hun eigen nieuwsploeg behoorden werden gevangengenomen, enkelen zelfs vermoord. Alle plaatselijke radio- en tv-stations werden onmiddellijk overvallen en ingezet om Amerikaanse propaganda uit te zenden.

Hetzelfde scenario is daarna nog enkele keren uitgevoerd, met name in Joegoslavië in 1999 en in Irak in 2003. Bovendien werd hierbij al in een lange voorafgaande periode de berichtgeving zeer goed en professioneel geregisseerd.

Somalië in 1993

Deze operatie droeg, in tegenstelling tot de vorige, de goedkeuring van de VN en kon als humanitaire interventie gezien worden. De soldaten van de VS en enkele andere landen waren daar aanwezig als vredeshandhavers, om de verstrekking van humanitaire hulp mogelijk te maken. Het voorwendsel voor die operatie was de moord op vier leden van de Amerikaanse militaire politie door strijders van de Somalische rebellen-generaal Aidid in 1992.

Washington zond een eenheid van de Delta-Force naar Somalië om Aidid te arresteren of te vermoorden. Ondertussen werd een Amerikaanse helikopter neergeschoten waarbij drie Amerikanen gedood werden. Hun lichamen werden daarna door de menigte verminkt en door de straten gesleept. Daarna werd op 3 en 4 oktober het hoofdkwartier van Aidid in een buitenwijk van Mogadishu door Amerikanen aangevallen met desastreuze afloop; 18 Amerikanen kwamen hierbij om het leven. Daarop werd het besluit genomen alle Amerikanen uit Somalië terug te trekken. Dit was één van de zwartste bladzijdes uit de Amerikaanse militaire geschiedenis.

De oorlog van de NAVO tegen Joegoslavië in maart/april 1999

Deze werd gestart onder het voorwendsel van het voorkomen van een humanitaire ramp. Het ging om de benarde situatie van vluchtelingen en ook om etnische zuiveringen in Kosovo. (De NAVO had het alleen over de slechte situatie van de Albanezen, zonder acht te slaan op de vergelijkbare problemen van de Servische bevolkingsgroep).

In 1999 werd de opvatting: dat het recht bestond om wereldwijd militair in te grijpen vanwege humanitaire redenen zonder dat er sancties van de VN waren uitgevaardigd, in de NAVO-strategie ingebracht. De Nationale Veiligheids Strategie van de Verenigde Staten bedong in 2002 het recht om als eerste te kunnen aanvallen, als onderdeel van de strijd tegen het internationale terrorisme.

In 2005 werd deze strategie nog verbreed met de opvatting: dat de overwinning in de strijd tegen het internationale terrorisme slechts bereikt kon worden door een machtswisseling in sommige landen. Als voorbeelden werden genoemd Iran, Syrië, Kyrgizië, Oezbekistan en Wit-Rusland. In die dagen werd in het Amerikaanse Congres beweerd dat: "De Verenigde Naties staten helpen, geen bevolkingen", en dat "de problemen escaleren in die landen waar de machthebbers in conflict zijn met de eigen bevolking".

Aanval op Irak in 2003

Daarvan uitgaande namen ze het standpunt in dat het bieden van effectievehumanitaire hulp soms de schending van de soevereiniteit van staten rechtvaardigt. De bekendste en ook grootste militaire actie, die uitgevoerd werd zonder goedkeuring van de Verenigde Naties, was natuurlijk de oorlog die gevoerd werd door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië tegen het regime van Saddam Hoessein in maart/april 2003.

Een bijzondere categorie van dergelijke interventies zijn die waarbij geen grondtroepen worden ingezet maar alleen luchtaanvallen worden uitgevoerd. Deze gevallen zijn door de Verenigde Naties nooit goedgekeurd. Hiertoe behoren ook de bombardementen op Noord-Vietnam in de 60-er jaren, de bombardementen op Cambodja in de 70-er jaren, en de bombardementen op steden in Libië in 1983, en nog vele andere.

Bron: Russisch persagentschap Novosti, 11-8-2008, vertaald vanuit het Engels door: Ardengo Persijn.