Politieke agitatie en de beperking ervan door de economisten


Wil van der Klift

Nu de NCPN de nadruk legt op het heropbouwen van het sociaaleconomische werk is het goed stil te staan bij de discussie die Lenin (in: 'Wat te doen') voerde met de economisten en trade-unionisten. Om de nog steeds noodzakelijke discussie over de valkuilen op dit terrein te voeden hieronder een korte samenvatting en actualisering van het hoofdstuk 'De politieke agitatie en de beperking daarvan door de economisten' uit 'Wat te doen'.

In de periode (eind negentiende eeuw) dat Lenin het debat met de economisten en trade-unionisten voerde heette de communistische partij nog sociaaldemocratische partij. Waar hieronder dus gesproken wordt van sociaaldemocratische partij wordt de voorloper van de communistische (Bolsjewistische) partij bedoeld. In die tijd heerste bij alle economisten - zoals overigens nu nog - de mening dat de politieke agitatie de economische moet volgen (en ook dat politieke agitatie belangrijker zou zijn dan politieke propaganda, gebaseerd op het creëren van een valse tegenstelling tussen het belang van politieke opklaring en optreden onder de mensen).

Zij achtten de economische strijd in het algemeen 'het op de meest brede wijze aanwendbare middel' (eigenlijk werd bedoeld het beste middel) voor het betrekken van de massa in de politieke strijd. Lenin bond met deze onjuiste stelling de strijd aan. Hij wees op tal van politieke misstanden die evenzeer moesten worden bestreden en die op hun beurt van belang waren (zijn) om de massa's te betrekken in de politieke strijd: alle uitingen van de politieonderdrukking bijvoorbeeld en de excessen van het absolutisme van de Tsaar. De huidige afbraak van de democratische politieke verworvenheden, zou je vertaald naar deze tijd, kunnen zeggen. Maar ook de positie die de regering in ons land inneemt in vraagstukken van buitenlandse politiek, 'vredes'vraagstukken, onderwijs en milieu om er een paar te noemen. Dus volstrekt niet alleen maar dié verschijnselen die met de economische strijd zijn verbonden.

"Deze en duizend andere soortgelijke verschijnselen van de onderdrukking, die niet rechtstreeks met de 'economische' strijd zijn verbonden, zijn evenzeer 'op brede wijze aanwendbare' middelen en aanleidingen voor politieke agitatie, voor het betrekken van de massa in de politieke strijd. Het gaat om de totaalsom van alle levensfeiten, waar de arbeider onder rechteloosheid, willekeur en gewelddadigheid (tegen hemzelf of hem nastaande mensen) lijdt. Waarom de omvang van de politieke agitatie van te voren beperken door te verklaren dat slechts één van de middelen 'op de meest brede wijze aanwendbaar' is, waarnaast er voor een sociaaldemocraat vele andere middelen bestaan die, in het algemeen gesproken, niet minder 'op brede wijze aanwendbaar' zijn?"

De NCPN pleit daarom juist voor een brede (politieke) vakbeweging. De keuze voor het centraal stellen van de sociaaleconomische strijd heeft te maken met het feit dat van alle strijdbewegingen de vakbeweging het sterkste is en de meeste mogelijkheden biedt voor georganiseerde strijd. Het gaat niet om een principiële keuze voor beperking tot een enkel strijdterrein.

De NCPN wil juist een economische, trade-unionistische uitlegging van de politiek voorkomen door het trade-unionisme binnen de vakbeweging te bestrijden. Teveel worden politieke ontwikkelingen buiten het debat binnen de vakbeweging gehouden. Teveel wordt de vakbeweging verengd tot individuele dienstverlening. De politieke agitatie op economische grondslag is in veelgevallen en gedurende veel perioden, sinds het tijdstip dat Lenin 'Wat te doen' schreef, het op meest brede wijze aangewende middel en zal als gevolg van de mondiale financiële en economische crisis alleen maar in belang toenemen, waarbij overigens tegelijkertijd rekening moet worden gehouden met een ernstige toename van de politieke onderdrukking in het algemeen. Maar "de nuttige zaak van de economische agitatie mag niet met de schadelijke beperking van de politieke strijd gepaard gaan".

"De economische strijd is de collectieve strijd van de arbeiders tegen de ondernemers voor gunstige voorwaarden bij de verkoop van de arbeidskracht, voor de verbetering van de arbeids- en levensvoorwaarden der arbeiders. Deze strijd is noodzakelijkerwijs een vakverenigingsstrijd, aangezien de arbeidsvoorwaarden in de verschillende vakken uiterst verschillend zijn en bijgevolg de strijd voor de verbetering van deze voorwaarden slechts volgens vakken (door de vakbonden) kan worden gevoerd." "Aan de economische strijd zelf een politiek karakter verlenen betekent bijgevolg om dezelfde vakverenigingseisen, dezelfde door de vakverenigingen te verkrijgen verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden door middel van 'wettelijke en administratieve maatregelen' te bereiken. Dit nu doen alle vakbonden van de arbeiders en hebben zij steeds gedaan."

"De revolutionaire sociaaldemocratie heeft de strijd voor hervormingen steeds in haar actie ingesloten en doet dit ook nu. Maar zij maakt gebruik van de 'economische' agitatie om aan de regering niet slechts de eis van allerlei maatregelen te stellen, maar ook (en vooral) de eis dat zij moet ophouden een absolutistische regering te zijn. Buitendien beschouwt zij het als haar plicht, deze eis niet slechts op de grondslag van de economische strijd aan de regering te stellen, maar ook op de grondslag van alle uitingen van het maatschappelijk-politieke leven in het algemeen. In één woord: zij maakt de strijd voor hervormingen ondergeschikt, als deel van het geheel, aan de revolutionaire strijd voor de vrijheid en voor het socialisme." Het is dus onjuist om aan de politieke strijd onvoorwaardelijk een economische ontwikkelingsweg voor te schrijven." "'Economische' tegemoetkomingen (of pseudo-tegemoetkomingen) zijn natuurlijk het goedkoopst en het gemakkelijkst voor de regering, want daardoor hoopt zij het vertrouwen van de arbeidersmassa's te winnen. Maar juist daarom mogen wij sociaaldemocraten in geen geval en absoluut door niets de opvatting (of het misverstand) laten opkomen, als waren ons economische hervormingen liever, als zouden wij juist deze voor bijzonder belangrijk houden, enz."

Centraal in de strijd blijft daarom het leggen van de politieke en ideologische verbinding tussen de economische eisen tot verbetering (of behoud) van de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden met strijd voor socialisme en vrijheid. Communisten die in de vakbeweging optreden moeten juist veel aandacht schenken aan deze politieke kwesties. Hun rol moet zijn om de vakbeweging strijdbaarder te maken, maar dat kan alleen als diezelfde vakbeweging ook politieker wordt. Andersom geldt ook dat het bijna onmogelijk is om politieke successen te boeken zonder een krachtige vakbeweging die politieke stellingnamen niet schuwt. Dat geldt op dit moment zeker voor vraagstukken van oorlog en vrede.

Uit Lenin: Wat te doen: DE POLITIEKE AGITATIE EN DE BEPERKING DAARVAN DOOR DE ECONOMISTEN.