Afscheid van de blokkade?

Manuel E.Yepe

"De blokkade tegen Cuba duurt nu bijna 50 jaar. Ofschoon het misschien een geëigend antwoord was op de Cubaanse revolutie tijdens de Koude Oorlog, vraagt de realiteit van de 21ste eeuw om haar opheffing."

Deze stelling werd geponeerd door kolonel Glenn Alex Crowther, een onderzoeksprofessor op het gebied van de nationale veiligheid, in een artikel met de titel 'Afscheidskus voor de blokkade' gepubliceerd in de maandelijkse nieuwsbrief (februari 2009) van het Instituut voor Strategische Studies (SSI) van het Oorlogscollege van het Leger van de VS, een afdeling van het ministerie van Defensie van de VS. "Het is tijd voor een afscheid van de blokkade, en niet voor het vasthouden aan een koppige opvatting dat (parlementaire, nvdr) democratie de enig acceptabele vorm van regeren is op het westelijk halfrond", stelt het artikel. Zo'n standpunt staat gelijk met het claimen van een vermeend recht van de VS (door niemand anders erkend) te bepalen welke regeringsvorm de buren moeten hebben.

Volgens kolonel Crowther's interpretatie is de geschiedenis van Cuba als volgt: "Op 1 januari 1959 vluchtte dictator Batista in ballingschap, na verschillende opmerkelijke overwinningen van de opstandelingen. Zijn regering stortte ineen, geïsoleerd van zowel het Cubaanse volk als van de regering van de VS wegens haar repressieve politiek. Fidel arriveerde in Havana op 9 januari 1959. In het totale bestuursvacuüm namen hij en zijn kameraden de macht over.

Crowther merkte op dat "de VS aanvankelijk verzoenend reageerden; wederzijdse antipathie verhinderde echter verdere toenadering. De VS antwoordden met steun aan de Varkensbaai-invasie in 1961. Cuba stond daarna toe dat de Sovjet-Unie raketten zou plaatsen op het eiland. Fidel startte ook een politiek van export van de revolutie naar de rest van het westelijk halfrond en enkele Afrikaanse landen. Zijn Argentijnse commandant Ernesto Che Guevara beloofde "één, twee, honderd (sic) Vietnams".

Later bleek, volgens Crowther, de triomf van de Sandinisten tegen dictator Somoza de enige bevestiging van de Cubaanse theorie van de guerrillatactiek. Deze mislukte evenwel in Nicaragua wegens de interventie van de VS die de revolutionairen versloegen en vervolgens bleven interveniëren in Latijns-Amerika tegen alle "door Fidel-geïnspireerde revoluties".

In deze context was het niet verwonderlijk dat de VS de Cubaanse regering wilden bestraffen. Als een van de maatregelen kondigden de VS een commerciële, economische en financiële blokkade tegen Cuba af op 7 februari 1962. Als directe rechtvaardiging hiervoor werd opgevoerd "de onteigening op Cuba van eigendommen van VS-bedrijven en burgers; maar het langetermijndoel was: destabiliseren van Cuba, dat hopelijk een wisseling van de regering zou veroorzaken."

De schrijver beweert dat vanwege de steun van de Sovjet-Unie aan Cuba de revolutie niet kon worden verslagen, maar wij slaagden er in grote schade toe te brengen aan de Cubanen en hen te verhinderen "zelfs meer steun te geven aan revoluties wereldwijd." Gedurende de Koude Oorlog was een van de tactieken, gebruikt door de VS om de USSR uit te putten, dat land te dwingen Cuba te steunen. Dat motief voor de blokkade verminderde met het einde van de Koude Oorlog.

Crowther is van mening dat "de enige redenen om de blokkade te steunen" zijn (1) Cuba te dwingen tot hervormingen en (2) tegemoet te komen aan de eisen van de Cubaanse gemeenschap in Miami. Zij waren het die aandrongen op de Torricelli wetgeving (1992) en de Helms Burton wetten (1996), bedoeld om de blokkade een wettelijke basis te geven.

De eerste reden, de noodzaak te handhaven Cuba te dwingen te hervormen, heeft zichtbaar gefaald, aldus Crowther. "Niet alleen werd de blokkade een mislukking", wordt opgemerkt in het atikel, "maar het ligt niet in de lijn van onze politiek jegens andere communistische regimes die tijdens de Koude Oorlog onze tegenstanders waren", zoals de voorbeelden van China, Vietnam en de Democratische Volksrepubliek van Korea aantonen.

De tweede reden, het verlangen van de Miami Cubanen om de blokkade voort te zetten, is "langzaamaan dezelfde weg opgegaan als die van de Koude Oorlog", schrijft Crowther en merkt op dat de standpunten van de Cubaanse diaspora t.a.v. banden met het land van herkomst bezig zijn van kleur te veranderen.

Hij voegt eraan toe, alsof het een grote ontdekking is, dat de blokkade een versterking betekent van de mobilisatie van de Cubaanse bevolking tegen de interventie door de VS in haar interne aangelegenheden, ofschoon hij dit onderbouwt met de leugen waarin de Cubaanse afweer wordt afgeschilderd als "de tirannie van het Castro-regime."

Het opheffen van de blokkade, zo stelt hij, zou de VS een imago geven in de internationale gemeenschap van "groothartig en begripsvol. Het doorzetten ervan zou ons kleingeestig en wraakzuchtig maken voor de rest van de wereld."

De auteur redeneert dat "we niemand ervan kunnen overtuigen dat Cuba een bedreiging is voor de VS, noch kunnen we het tot een internationale zaak maken dat meer van hetzelfde positief zal uitwerken. De blokkade beëindigen is een signaal dat we klaar zijn om iets anders te proberen" om verandering te bewerkstelligen.

Crowther neemt aan dat zodra de blokkade is opgeheven de markt voor goederen en diensten uit de VS zal opengaan en hij droomt van een burgerlijke en op consumptie gerichte gemeenschap die begerig zal zijn naar spullen en modieuze 'speeltjes' uit de VS, zoals dat gebeurde "in Irak in 2003".

Het is schandalig dat er nog mensen zijn die oproepen tot opheffing van de blokkade, niet omdat het gedurende een halve eeuw een niet te rechtvaardigen misdaad was tegen het Cubaanse volk, maar omdat het niet effectief gebleken is in het bereiken van het smerige doel waarvoor die blokkade werd ingesteld.

Bron: CubaNews, 27-2-2009, vertaling Thomas Janssen.