Cuba: Vijftig jaar van verzet en standvastigheid (deel 2)

Raúl Castro
Een beeld van de festiviteiten op Cuba ter ere van 50 jaar revolutie. De jeugd zal de fakkel van de revolutie overnemen. (Foto: Flickr/B.Rosa)

Interview met generaal Raúl Castro, president van de staatsraad en de ministerraad door Talia González Pérez van de Informatievoorziening van Televisión Cubana op 31 december 2008 ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de Revolutie.

Vervolgens werd Operatie Mangoest opgezet, onder supervisie van de broer van de president, minister van Justitie Robert Kennedy. Hij nam deel aan de contacten die gelegd werden met de Amerikaanse maffia waarvan bekend en bewezen was dat ze vele moordaanslagen op Fidel voorbereid had.

Het waren vijf jaren van een voortdurende interne strijd met als gevolg duizenden doden en gewonden. Allemaal slachtoffers van staatsterrorisme, geregisseerd, georganiseerd en geleid door de Verenigde Staten.

De grootste CIA-basis na het hoofdkantoor in Langley was destijds gevestigd in Florida. Honderden CIA-agenten regisseerden er de acties tegen Cuba, eerst de Varkensbaai en daarna Operatie Mangoest. Jaren later pas werd dit CIA-centrum overtroffen door dat in Saigon - de tegenwoordige Ho Chi Minhstad - Zuid-Vietnam tijdens de agressie jegens dat land.

Zoals bekend omvatte de operatie 179 gewapende contrarevolutionaire bendes van diverse grootte die in het hele land actief waren. Soms trokken ze gezamenlijk op, ze voerden een aanval uit en gingen weer uiteen. Bij twee gelegenheden opereerden ze in zes provincies tegelijk, ook in het zuiden, van wat voor de herindeling nog één provincie Havana was. Deze situatie duurde een jaar of zes, ik denk dat we pas eind 1965 of in januari 1966 de laatste bende konden verslaan. Daarna doken er in verschillende periodes wel nieuwe groeperingen op maar deze werden snel uitgeschakeld.

Geleidelijk aan versterkte de Revolutie zich, ook dankzij onze boerenmilities in de bergen. Zoals ik al zei konden de contrarevolutionairen alleen in de Escambray aan kracht winnen. Oriente was zeer gevaarlijk. Het was toen de grootste provincie en de meest bergachtige. Bovendien was er een Amerikaanse militaire basis. In de zestiger jaren, toen de situatie er ernstiger werd zei Fidel tegen me: "Jij gaat naar Oriente en ik neem de verantwoordelijkheid voor het ministerie van Defensie samen met het hoofd van de generale Staf", Sergio del Valle (al overleden). "Jij gaat daarheen om het Oostelijke Leger te organiseren. Als we Oriente kunnen redden, redden we de Revolutie." Zoveel belang hechtte hij aan het versterken van Oriente, en zoveel vertrouwen had hij in de bevolking van die provincie. Hetzelfde vertrouwen dat wij altijd hebben als het op de strijd aankomt. Zo gebeurde het. Ik bleef er gedurende achttien maanden en zette er het Oostelijke Leger op, al ging ik geregeld voor overleg naar Havana. Als een crisis van het formaat van de Varkensbaai of de rakettencrisis zich voordeed stuurde Fidel me weer naar Oriente, net zoals hij Che naar Pinar del Río zond en Almeida naar centraal-Cuba.

Ook waren er de constante sabotageacties. Soms kwam ik op het ministerie van Defensie en vier of vijf adjudanten die de banden onderhielden met de diverse regio's en legers in het land hadden dan een lijst bij zich met wat er de afgelopen 24 uur of alleen al de afgelopen nacht gebeurd was.

Tientallen tabaksdrogerijen in Pinar del Río in brand gestoken, zoveel suikerrietplantages in vlammen opgegaan in het hele land, zoveel schermutselingen, zoveel bommen ontploft in de steden en daarbuiten, zoveel elektriciteitskabels gesaboteerd. Soms zei ik tegen hen: "Vertel me alleen maar het belangrijkste". Deze situatie duurde vijf of zes jaar, met een wisselende intensiteit.

Dat zijn enkele voorbeelden van de talrijke agressieve acties, groot en klein, van onze vijanden en dat is onze strijd geweest van de afgelopen vijftig jaar. De schade is enorm geweest maar hetgeen wij bereikt hebben ook.

Journalist: Als we deze geschiedenis als uitgangspunt nemen, hoe zou u de betrokkenheid willen omschrijven van de bevolking die zich de voorbije halve eeuw geconfronteerd zag met deze agressie?

Raúl Castro: Ik zou willen zeggen dat deze halve eeuw jaren van verzet geweest zijn, van overleving, jaren van vastberadenheid van de bevolking. We hebben onze kracht behouden en dat geldt voor de overgrote meerderheid van het land.

Later was de ineenstorting van het socialistische blok en vooral de Sovjet-Unie, waarmee 85 procent van onze handel plaatsvond, een enorme tegenslag voor ons. Het bruto binnenlands product, de waarde van de complete productie van ons land, daalde met 33 procent. Het transport zakte in, alles eigenlijk, al hadden we tenminste nog pakhuizen vol met reserveonderdelen. Er brak toen een nieuwe periode aan, de Speciale Periode, een term die wij militairen gebruiken met het oog op een oorlogssituatie. De economie ging door een dergelijke situatie, maar tien jaar later beschreef Fidel deze periode als de meest glorierijke in de vijftig jaar van de Revolutie. Waarom? Omdat de bevolking volhardde in de strijd.

We mogen de terroristische aanslagen en de misdaden zoals het passagiersvliegtuig dat werd opgeblazen boven de kust van Barbados niet veronachtzamen. We mogen onze jonge mensen die de bevolking in de bergen leerden lezen en schrijven en die vermoord werden door de bendes die daar gedurende de eerste jaren opereerden niet vergeten. Het aantal dodelijke slachtoffers bedraagt na vijftig jaar 3.478 en het aantal mensen dat invalide werd 2.099. Ook zij mogen niet vergeten worden, evenals de 101 kinderen die stierven aan dengue hemorragische koorts. Volgens internationale gezondheidsorganisaties kon wat er op Cuba gebeurde niet het gevolg zijn van natuurlijke oorzaken. In korte tijd werden er 334.203 mensen opgenomen in het ziekenhuis. Het record werd bereikt op 6 juli 1981 toen er op één dag 11.400 nieuwe patiënten gerapporteerd werden.

Dit zijn kwesties die nu naar boven komen, als een versneld afgespeelde film. Vooral op deze dag wanneer het vijftig jaar geleden is dat Batista's leger zich overgaf aan Fidel. Op 1 januari zagen we dit leger ten onder gaan, het leger dat opgezet was door de Amerikanen aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw toen zij het Mambi-leger ontbonden, werd verslagen door het rebellenleger.

Wat was het rebellenleger? Niet meer en niet minder dan het Mambi-leger. Het nam de wapens van het Mambi-leger weer op. De Mambi-soldaten werden ontwapend door het ontluikende imperialisme dat aan kracht begon te winnen. Vandaar dat Lenin de Spaans-Amerikaanse oorlog omschreef als de eerste imperialistische oorlog. In het laatste kwart van de 19e eeuw was de wereld tijdens een conferentie in Berlijn al verdeeld tussen de grootmachten, dus om land te veroveren moest dit worden afgepakt van de andere koloniale machten. De Verenigde Staten stortten zich op Cuba, Puerto Rico en de Filippijnen maar vooral op Cuba. Omdat Cuba al dertig jaar met wisselend succes voor zijn onafhankelijkheid gevochten had mocht het van de VS zijn eigen volkslied hebben, zijn eigen vlag, een wapen en een grondwet met het Platt-amendement, genoemd naar de Amerikaanse senator die het voorgesteld had.

Dit amendement bood de Verenigde Staten het recht om op Cuba in te grijpen wanneer zij dit nodig achtten en er werd bij meer dan een gelegenheid gebruik van gemaakt. Het Platt-amendement bleef van kracht tot na de val van de dictatuur van Machado in de jaren '30 maar alles bleef bij het oude. Het historische feit doet zich voor dat de eerste Amerikaanse militair op 1 januari 1899 Havana binnentrok, tijdens de oorlog die zich afspeelde in Oriente. De Amerikanen trokken Havana binnen toen de Spaanse troepen zich op 1 januari overgegeven hadden. Volgens de ironie die eigen is aan de geschiedenis trokken ook de eerste guerrillacolonnes van de Revolutie, die van Che en Camilo op 1 januari 1959 Havana binnen, in opdracht van Fidel.

Het komt erop neer dat de absolute Amerikaanse controle over dit land precies zestig jaar geduurd heeft. Er was al eerder Amerikaans kapitaal Cuba binnengekomen maar de absolute controle van het Amerikaanse kapitalisme duurde zestig jaar, van de ene eerste januari tot de andere. Deze zestig jaar gingen gepaard met voor- en tegenspoed en veroorzaakten een complexe situatie, vol verwarring en wanhoop. Totdat er opnieuw volksbewegingen opstonden uit de as. De eerste communistische partij werd opgericht in 1925 door Mella en Baliño, de eerste een briljante jongeman en de tweede een veteraan en een vriend van de onafhankelijkheidsstrijder Martí. De imperialisten installeerden de dictatuur van Machado en zorgden ervoor dat de revolutie die deze dictatuur bestreed strandde.

Vervolgens kwam Batista aan de macht, een sergeant van de generale staf die goed ingewijd was in het leger. Met een aantal andere sergeanten pleegde hij een staatsgreep en enkele dagen later werd hij bevorderd tot kolonel. Hij was het volgende instrument van het imperialisme. Achter de schermen hield hij de touwtjes in handen van 1933 tot de verkiezingen in 1940 waarbij hij zelf tot president verkozen werd. Hij bleef aan de macht tot 1944 toen hij naar het buitenland vertrok en wij getuigen waren van de zogenaamde 'authentieke' en corrupte regeringen van Grai San Martín en Prío Soccarás, tot 1952. Op 10 maart van dat jaar kwam Batista weer bovendrijven, zoals altijd gesteund door de Amerikaanse regering. Deze keer zou zijn dictatuur zeven jaar duren.

In die periode werd Latijns-Amerika geteisterd door dictaturen in de stijl van Batista. Dit was de methode die de Verenigde Staten gebruikten, vooral om de volledige controle te verwerven over het continent en het Caribisch gebied. Er waren nog steeds Britse kolonies in de Engelstalige gebieden maar in de Dominicaanse Republiek en Haïti, op het eiland Hispaniolam, het op een na grootste van de Grote Antillen, heersten de dictaturen van Trujillo en Duvalier. Zo was de situatie op het continent.

Toen begon de strijd van Moncada, welbekend bij onze bevolking. Batista's dictatuur duurde zeven jaar, van 10 maart 1952 tot 1 januari 1959. Sinds de aanval op het garnizoen van Moncada waren er vijf jaar, vijf maanden en vijf dagen verstreken, drie vijven toevalligerwijs.

Journalist: In de geschiedenis van de mensheid is het uniek dat de belangrijkste leiders van een revolutionair proces na vijftig jaar nog in de gelegenheid zijn om de resultaten te zien van de idealen waarvoor zij streden en waarvoor zij nog steeds strijden, om deze idealen te consolideren. Wat zijn uw gevoelens daarbij op een meer persoonlijk vlak?

Raúl Castro: In de 55 jaar sinds de aanval op Moncada zijn er zoveel dingen geweest, zoveel gevoelens en ervaringen. We hebben het geluk gehad dit tijdperk mee te mogen maken, de meest glorierijke jaren in de geschiedenis van dit land, een geweldig spannende geschiedenis. Tegenwoordig worden wegerespecteerd. De Cubanen zijn trots op zichzelf, zelfverzekerd. Ze zijn trots op hun Revolutie en voelen dat zij als het ware toebehoren aan de Revolutie.

Journalist: Tijdens verschillende gelegenheden heeft u gesproken over de Amerikaanse economische blokkade van Cuba die nu al bijna vijftig jaar duurt en die van de Cubaanse regering en de bevolking jarenlang strijd en verzet gevergd heeft. Ook sprak u over de complexe internationale situatie, over oorlogen, verdeeldheid en natuurrampen. Wat betreft het Cuba van tegenwoordig, welke strategieën wilt u intern toepassen om de socialistische Revolutie die wij opbouwen te blijven verdedigen?

Raúl Castro: Op de allereerste plaats moeten we ons richten op onze eigen inspanningen. Zeker nadat we op onszelf waren aangewezen na de ineenstorting van het socialistische blok moesten we ons concentreren op ons eigen doen en laten. Fidel zei dit al in zijn schitterende definitie van het concept van de Revolutie op 1 mei in het Paleis van de Revolutie in Havana.

De ontwikkeling van onze eigen productie, het bevorderen van de export, het voortbrengen van al het voedsel dat in ons land voortgebracht kan worden, en spaarzaamheid, dat zijn vitale kwesties. Niemand, geen individu of staat kan meer opmaken dan er geproduceerd wordt. We zouden een hoge schuld achterlaten voor onze kinderen en kleinkinderen. Dat is niet ethisch en daar hebben we geen recht op. (Volgende keer deel 3/slot)

Vertaling Frans Willems.