Enigszins bijgewerkte tekst van de NCPN, zoals uitgesproken tijdens de vierpartijenconferentie in Peer/België op 25 en 26 april 2009.

Wankelt het Nederlands pensioenstelsel?

Handen af van de pensioenen, pensioenleeftijd omlaag!

Het onderstaande artikel is een bewerking van één van de twee bijdragen van de NCPN tijdens de vierpartijenconferentie op 25 en 26 april jl. in Peer in België. Het artikel vormt bovendien de aanzet tot een nader uit te werken pensioenpolitiek van de NCPN. Er wordt hier en daar beweerd dat het Nederlandse pensioenstelsel wankelt. Dat lijkt echter niet aan de orde. Wel loopt het stelsel grote risico's door de afhankelijkheid van de beurs. Er is echter geen enkele reden om de premies te verhogen of de indexering niet toe te passen, zoals nu gebeurt en door de vakbeweging is geaccepteerd. In plaats van verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd naar 67 jaar moet er bovendien worden gestreden voor verlaging ervan en verkorting van de werkweek (met behoud van loon).

Het Nederlandse pensioenstelsel bestaat uit drie peilers: een algemene ouderdomsvoorziening (AOW) - een waardevast minimuminkomen - voor iedereen gelijk, een reeks bedrijfs(tak)pensioenen en een derde peiler bestaat uit het domein van de levevensverzekeraars: (aanvullende) individuele pensioenuitkeringen voor wie het kan betalen. (*)

Om de huidige ontwikkelingen te begrijpen is het van belang om in te zien dat alle progressieve pensioenstelsels het resultaat zijn van klassenstrijd. Dat verbeteringen altijd alleen hebben plaatsgevonden op momenten dat het kapitaal zich genoodzaakt zag om aan de toenemende druk van de werkende klasse tegemoet te komen door toegevingen te doen; gedwongen was sociale pacten af te sluiten om sociale vrede tot stand te brengen.

De veranderingen die al enige tijd in Europa worden doorgevoerd kennen twee karakteristieken: van verzekering naar armoedebestrijding en van uitkering in verhouding tot de loonhoogte naar een uitkering in verhouding tot de eigen inleg die iemand heeft gedaan. De solidariteit binnen het huidige pensioenstelsel heeft twee gezichten: ten eerste een collectieve zorg creëren voor degenen die dat nodig hebben en ten tweede de solidariteit tussen generaties vormgeven. Die solidariteit tracht men nu steeds meer af te bouwen. Van solidariteit gaat het naar 'zelfredzaamheid' en 'individuele verantwoordelijkheid'.

Ideologische strijd

Op beide terreinen van solidariteit wordt de ideologische aanval verhevigd. Het huidige stelsel zou te kostbaar zijn. Het huidige stelsel is echter afgedwongen door klassenstrijd en was dus vanaf het begin al (te) kostbaar voor de werkgevers. Zij probeerden daarom waar en wanneer maar mogelijk het stelsel terug te draaien door de duur van het pensioen te verkorten (bijvoorbeeld door de pensioenleeftijd te verhogen) en de hoogte van de uitkeringen te verminderen (middelloon, premieverhoging, loslaten indexatie, etc).

Het pensioen van de werknemers in het op een na grootste pensioenfonds, opererend in de bedrijfstakken Zorg en Welzijn, van meer dan 1 miljoen (oud)werknemers (67 miljard euro belegd vermogen) zal bijvoorbeeld in 2010, 2011 en 2012 worden bevroren. Omdat het fonds tevens heeft besloten om de premies niet te verhogen die grotendeels door de werkgevers worden betaald, worden de kosten geheel afgewenteld op de gepensioneerden.

Het huidige stelsel zou onder druk staan van de vergrijzing en noodzakelijk moeten worden versoberd. Het echte vraagstuk ziet er anders uit. Wie namelijk de vergrijzing op langere termijn te lijf wil gaan - binnen de huidige situatie en met behoud van het huidige niveau - heeft twee mogelijkheden: ofwel de werkgeversbijdragen verhogen ofwel de staat te laten bijspringen. Omdat dit echter extra kosten zou meebrengen voor de overheid en de ondernemers (dus zogenaamd onbetaalbaar zou zijn), zoekt men naar mogelijkheden om de rechten van de werknemers in te perken.

Nu de crisis alom toeslaat is er kennelijk een stok gevonden om oude plannen versneld door te zetten. Allereerst wordt met name het staatspensioen, de AOW, aangepakt, een ordinaire bezuinigingsoperatie. De grote financiële klappen vallen echter op dit moment in de bedrijfs(tak)pensioenen.

Veranderingen in Nederland gaan supersnel

Tot voor kort leek het pensioen in Nederland gegarandeerd en waardevast. Maar de financieel-economische crisis lijkt inmiddels ook te hebben geleid tot een beginnende pensioen'crisis'. De betaalbaarheid van de pensioenen zou op termijn niet meer kunnen worden gegarandeerd. Heel wat gerenommeerde economen beweren het tegendeel. De pensioenen kunnen nog jarenlang uit de premies betaald en geïndexeerd worden.

Nederland heeft veruit de grootste pensioenspaarpot van Europa als percentage van het bbp (175%). Maar het stelsel is inderdaad zeer kwetsbaar door zijn afhankelijkheid van de financiële markt. Dalende rente op staatsobligaties en dalende beurskoersen maken de financiering van de pensioenen moeilijker. Na een eerdere daling van de dekkingsgraad in 2001-2002 namen de pensioenfondsen steeds grotere risico's en doken massaal in hedgefondsen en namen deel aan de grote pyramidespelen van de laatste jaren. Zij worden nu meegesleurd in de crisis. Maar de pensioenen kunnen zonder moeite nog gedurende vele jaren worden uitbetaald. Van enige noodzaak tot korten van de pensioenen of verhogen van de premies is geen sprake. De crisis wordt misbruikt om de versobering van het stelsel wat extra vaart te geven.

De algemene tendens is om mensen zoveel en zo snel mogelijk in de derde peiler te krijgen. Waar mogelijk wil men de collectieve pensioenen dus inruilen voor individuele verzekeringen. De tendens is om de eerste peiler nog verder af te bouwen en de tweede en vooral de derde peiler verder uit te bouwen. De risico's voor de premiebetalers - vooral voor de oudere werknemers - in de derde peiler zijn echter aanzienlijk. De verzekerden betalen hogere premies zonder enige garantie voor de waarde van het pensioen.

De algemene ouderdomswet

Het staatspensioen wordt betaald via een omslagstelsel. Zij die nu werken betalen premie voor de mensen die nu met pensioen zijn (na hun 65ste jaar). Het Nederlandse staatspensioen maakt slechts minder dan 50 procent van het totale pensioenstelsel uit en dat is tamelijk laag, vergeleken met andere West-Europese landen. Het aandeel van de AOW in het totaal van het pensioenstelsel is bovendien aanzienlijk kleiner geworden de afgelopen periode. Prettig voor overheid en werkgevers, want dat betekent lagere arbeidskosten en lagere sociale premies. De prijs die de werknemers betalen is een lager en minder waardevast pensioen.

De AOW biedt een karig bestaansminimum (673,33 bruto p.p. indien getrouwd en 65+). Zij die alleen aangewezen zijn op dit pensioen moeten op alle mogelijke manieren proberen de uitgaven te beperken en extra potjes aan te boren (bijklussen, aanbreken spaarcenten, hulp kinderen, extra sociale bijstand voor specifieke kosten/uitgaven). Het AOW-pensioen is inmiddels al14 procent achtergebleven bij de loonontwikkeling.

Op dit moment wordt de aanval geopend op de pensioenleeftijd. De politiek heeft al besloten de pensioenleeftijd stapsgewijs te verhogen van 65 naar 67 jaar. In Europa behoort Nederland tot de landen die nu al de hoogste pensioenleeftijden kennen. Een noodzakelijke discussie om de pensioenleeftijd juist te verlagen wordt niet gevoerd. Ook niet binnen de vakbeweging die alleen nog wat tegenspartelt tegen de verhoging en hoopt met alternatieven te kunnen komen, waardoor de verhoging niet noodzakelijk zal zijn. Dat is de kern van het sociaal akkoord dat kortgeleden tot stand kwam en dat nu in een referendum aan de leden van de vakbonden ter goedkeuring is voorgelegd. Omdat het akkoord een alles of niets optie is en er weinig zekerheid bestaat dat er een voor de werknemers gunstig alternatief zal worden gevonden, roepen progressieve kaders in de vakbeweging en ook de NCPN op om NEE te stemmen. Het akkoord dus af te wijzen. Nu een meerderheid van de 17 procent die aan het referendum heeft deelgenomen, voor het akkoord heeft gestemd, zal alles op alles moeten worden gezet om de verhoging van de pensioenleeftijd te voorkomen.

In werkelijkheid is er geen enkele reden om de pensioenleeftijd te verhogen. Integendeel, tal van maatschappelijke onwikkelingen vragen juist om verlaging van de pensioenleeftijd. Het gaat puur om een bezuinigings- en intimidatiemaatregel, die wordt 'verkocht' als noodzakelijke verhoging van de 'arbeidsparticipatie' in antwoord op de vergrijzing. In de praktijk haalt zelfs op dit moment slechts een minderheid 'werkend' de 'eindstreep' van 65 jaar. De grote meerderheid maakt tot de pensioenleeftijd van 65 jaar gebruik van 'prépensioenregelingen' die relatief kostbaar zijn voor de pensioenfondsen omdat de AOW nog niet is ingebouwd. Verhoging van de pensioenleeftijd zal deze aanslag op de pensioenfondsen vergroten met als gevolg afremming instroom in prépensioenregelingen, dus intimidatie of vergroting van sociale ellende. Werkgevers werken tot nu toe mee aan vervroegde pensionering omdat de productiviteit van oudere werknemers beduidend lager is terwijl hun loon meestal het hoogst is van hun loopbaan.

Pensioenfondsen

Voor de pensioenen in de pensioenfondsen is door werkgevers en werknemers betaald (uitgesteld loon). Maar er is geen sprake van een gegarandeerd pensioen (behalve in sommige gevallen, indien de werkgever in nood bijspringt (hoge uitzondering). Alleen bij een rendement van 6-7 procent op hun beleggingen kan een pensioenfonds een waardevast pensioen uitkeren (bij relatief lage pensioenpremies). De pensioenfondsen krijgen geen staatssteun zoals verzekeraars en krijgen geen extra liquiditeit. Hun solvabiliteit is dus niet gegarandeerd. Ze kunnen dus omkieperen. Maar of dat snel staat te gebeuren valt te bezien. De meerderheid van de pensioenen kan betaald worden uit de premie-inkomsten en in sommige specifieke gevallen zou de overheid (tijdelijk) kunnen bijspringen.

Het grootste pensioenfonds, dat van de publieke sector, het ABP, dat werd beperkt in het doen van beleggingen tot niet risicovolle investeringen in Nederland zelf (vooral in de woningbouw) werd als gevolg van neoliberaaal beleid in 1996 'verzelfstandigd'. Bij deze stap heeft de rijksoverheid in één klap miljoenen achterstallige premies 'afgekocht'. Het tekort aan afdracht van premies was in 1992 opgelopen tot 32,86 miljard (gulden). Deze achterstand aan premieafdracht van achtereenvolgende regeringen was ontstaan door bij wet steeds lagere premiepercentages vast te stellen om het financieringstekort van de respectievelijke regeringen te dekken.

De afgelopen jaren zijn de pensioenfondsen relatief en absoluut gegroeid en zijn uitgegroeid tot financiële kolossen die steeds meer werden bestuurddoor dezelfde lieden die ook in de banken speculeerden met nieuwe technische foefjes. Innovatief beleggen werd ook binnen de pensioenfondsen een feit. Snelle jongens en beleggingsspecialisten namen het roer binnen de fondsen over. Het risicobeheer vond - net als binnen de banken - niet of onvoldoende plaats. Er worden als gevolg van de crisis reusachtige bedragen verloren die knagen aan de mogelijkheden om de waardevaste pensioenen te garanderen. De kapitalistische wijze waarop de pensioenvoorziening op dit moment is georganiseerd zorgt voor steeds grotere risico's voor de werknemers en gepensioneerden.

Systeem van dekkingsgraden

Er bestaan technische formules om de 'gezondheid' van de fondsen te bepalen. Het vereiste minimum is een dekkingsgraad van 105 procent. Dat betekent dat tegenover elke euro aan pensioentoezeggingen er 1,05 euro aan beleggingen moet zijn. Op basis van dit cijfer wordt op dit moment een ware klopjacht ingezet op de gepensioneerden, omdat de dekkingsgraad van veel pensioenfondsen onder deze grens zit.

Werkenden en gepensioneerden

De eerdere drastische versobering van het pensioen vond enkele jaren geleden plaats toen de pensioenuitkering niet langer werd berekend op basis van het eindloon, maar het zogenaamde middelloon werd ingevoerd. Ook werd het nabestaandenpensioen verlaagd van 70 naar 50 procent van het ouderdomspensioen. Het pensioen van de gepensioneerden groeit vanaf het begin van dit jaar (voorlopig) niet meer mee met de inflatie; de inflatiecorrectie (indexering) vindt niet plaats. De kans dat de pensioenen daadwerkelijk worden gekort voor de tweeënhalf miljoen gepensioneerden neemt intussen zienderogen toe.

Er wacht de Nederlandse arbeidersklasse een gevecht over de pensioenen dat op meerdere fronten tegelijkertijd zal worden gevoerd met als inzet het behoud en de versterking van het stelsel dat door klassenstrijd ooit werd veroverd. Veel zal afhangen van de positie die de vakbonden innemen. De vakbonden zijn vertegenwoordigd in de meeste besturen van de pensioenfondsen en hun vertegenwoordigers hebben zich op zijn minst laten overdonderen door de nieuwe managers in de besturen. (zie hierboven bij verzelfstandiging ABP)

(*) Voor een historisch overzicht van het ontstaan van verschillende pensioenstelsels en de pogingen om de pensioenen te versoberen, verwijs ik graag naar het artikel 'Van wettelijk pensioen naar armenbijstand' van Jo Cottenier in Marxistische Studies 69/70, 21-05-2005.