Gedicht: In de dieren-, de mensen-, de wassenbeeldentuin



Henricus Azewijn

In de dieren-, de mensen-, de wassenbeeldentuin

Zijn vakantie is begonnen: Jansen zit zonder werk
zet de plastic bloemetjes buiten
staat op zijn rechten niet bepaald sterk
met gemengde gevoelens bij ingegooide ruiten.

Hij krijgt steun, al laat nazorg te wensen
over in zeer lange, slapeloze nachten
bij de overschrijding van dit soort grenzen
bij nog meer dan alles wat je had kunnen verwachten.

Zijn aanwezigheid gaat over in een gerucht
waarin deskundigen de ronde doen
voor de verklaring van, wellicht, zijn laatste zucht
wrikt postúum nog een voetbalschoen.

Zijn rouw is niet meer dan procesmatig
er staat een tíjd voor, zoals hij, misschien, weet
verklaart een deskundige niet eens plechtstatig
al interesseert Jansen ook dat geen reet.

Doodlopend te ijsberen bij balies en loketten
zit hij nog niet gevangen op het internet
maakt een dienst soms wel héél korte metten
met wie dan ook tot grote of heel wat mindere pret.

In de dieren-, de mensen-, de wassenbeeldentuin
blijft voor Jansen alles binnen en of buiten de perken
krijgen ánderen goud voor hun zootje en puin
om het moreel conform de wet te versterken

voor de vakantie die wordt genoten
staat een werkloze uitzichtloos buitenspel
werd de scheidsrechter niet teruggefloten
want de bal is niet altijd rond, begrijpt ook Jánsen wel.