Te gast bij de "Broeders"

Mahmoud Etemadzadeh aka Beh-azin.

Memoires van de Iraanse communistische schrijver Beh-Azin tijdens zijn gevangenschap in het islamitische regime. (deel 2)

Xenos

Ik bleef nog twee dagen in mijn kooi met de gesloten stalen deur. Drie keer per dag kreeg ik mijn eten en ik werd vier keer per dag geblinddoekt naar de wc gebracht.

2. De eerste klap

De derde dag vlak na het uitdelen van de avondmaaltijd gaat het kleine luikje van de deur geruisloos open. Ik zie twee starende ogen. Met een onaangename stem die ik nooit zal vergeten roept hij: "Doe je blinddoek om en wees klaar." De deur gaat gelijk open. Ik trek de versleten slippers die ik gekregen heb aan. Hij pakt mijn arm en zegt zacht: "kom mee." Hij probeerde mij de weg te wijzen: hef je voet, voorzichtig, hier is een trede, nu naar beneden...

Op de tweede verdieping van een ander gebouw opent hij een deur en helpt mij op een stoel te gaan zitten en gaat zelf achter mij ook op een stoel zitten. Vanuit de opening onder de blinddoek zie ik de stoffige vloer. Hij geeft mij een vragenlijst en een BIC- ballpoint, dit is mijn eerste verhoor. "Geef duidelijke en correcte antwoorden. Voor onjuiste antwoorden zul je gestraft worden", roept hij. Vanuit de onderkant van de blinddoek kijk ik even naar de vragenlijst en leg hem op de brede leuning van de stoel.
"Waarom schrijf je niet?"
"Ik kan niet zonder bril."
"Waarom heb je hem niet meegenomen?"
"Je broeders hebben hem van mij afgepakt."

Hij gaat achter de bril aan en komt binnen drie minuten terug. Ik gebruik zijn afwezigheid om even rond te kijken. Het is een kamer van 4,5 x 5,5 meter met witte wanden en ramen in het plafond. Het meubilair bestaat uit een tafel met wat schrijfwaren en drie metalen stoelen waarvan een opklapbaar. Mijn stoel heeft een brede houten leuning waarop sporen van leuzen te zien zijn die andere gevangenen erin gegraveerd hebben: "Het is je lot jongen, wees sterk...". Om de hoek ligt een vieze roodkleurige kabel van twee cm dik en ongeveer 80 cm lang, het gereedschap van de broeders.

Hij geeft mijn bril aan en zegt: "opschieten met schrijven!". Naam, vader, moeder, kinderen, adres, telefoonnummer, beroep, opleiding, taalkennis, buitenlandse reizen, vrienden, collega's, geloof, politieke partij, positie, boeken, er komt geen einde aan. Genoeg om me niet te vervelen.

Ik heb het revolutionaire regime ondersteund en verdedigd. Zelfs nu het mij gevangenneemt. Op mijn gemak schrijf ik de antwoorden. Alsof wij beiden voor hetzelfde doel dienen. Hij kijkt over mijn schouders mee en af en toe vraagt hij meer uitleg, vooral over mijn boeken.

Vanuit de andere kamer hoor ik de revolutionaire liedjes. Over twee dagen viert de revolutie haar vierde verjaardag en toevallig zit ik op dat moment in de gevangenis van de revolutie.

Hij pakt de ingevulde vragenlijst en vraagt mij op te staan. Ik zet mijn bril af en hij schuift de blinddoek over mijn ogen verder naar beneden. Hij pakt mijn arm en brengt mij via dezelfde weg terug naar cel nummer 5 van vleugel 6. Ik ga naar binnen en de bewaker vergrendelt de stalen deur achter mij.

Het licht brandt dag en nacht en de radio blijft tot laat in de avond aan. Het is erg koud. Met alle kleren die ik aan heb lig ik op de grond en trek ik de andere twee dekens om me heen. Ik kan niet slapen. Het viel mee met het eerste verhoor, denk ik bij mezelf, maar het is pas het begin. Wat zal ik allemaal gaan meemaken?

Twee dagen later en weer na de avondmaaltijd, werd ik via dezelfde route naar dezelfde kamer gebracht. Deze keer schreef hij zelf de vragen een voor een op en moest ik ook op dezelfde wijze antwoord geven. De vragen gingen dieper op mijn activiteiten in. Zoals de eerste keer, schreef ik uitgebreid en zonder iets te verbergen. Terwijl ik benadrukte dat al mijn activiteiten legaal en in lijn met de wensen van de revolutie waren, schreef ik over verschillende massaorganisaties van de partij waarin ik een leidende functie had zoals het Comité voor Vrede [1], het Democratische Volksfront [2] en diverse tijdschriften.

De eerste paar dagen in de gevangenis had ik genoeg over mijn situatie nagedacht. Ondanks alle wantrouwen en vijandigheid van het islamitische regime tegenover de linkse groepen, die gedeeltelijk vanwege de nationale en internationale problemen verklaarbaar waren, stond ik aan de zijde van deze jonge rechercheur die de revolutie vertegenwoordigde. Veertig jaar heb ik gestreden en geleden voor de revolutie en nu heb ik geen probleem met haar islamitische vorm. De revolutie had een groot gedeelte van mijn wensen - wat de onafhankelijkheid en volksvrijheid betreft - reeds vervuld of zou dat volgens de woorden van de leiders gaan vervullen. We waren beiden soldaten van de revolutie hoewel hij dit niet begreep of niet wilde bekennen.

We verdedigden hetzelfde front tegen onze binnenlandse en buitenlandse vijanden. Het islamitische regime wil met een aanval op ons - als verdedigers van het Socialistische Blok - laten zien dat deze revolutie niets met de Sovjet-Unie te maken heeft. Wij zijn bereid onszelf op te offeren als dat de voortgang van de revolutie bevordert. Zolang de revolutie haar anti-imperialistische lijn voortzet en de sociale rechtvaardigheid probeert te handhaven, zullen we haar blijven verdedigen, ondanks alle fouten en vijandigheden.

Tijdens het verhoor kwam mijn opvatting over de relatie tussen geloof en politiek aan de orde. Ik probeerde openlijk uit te leggen hoe ik daarover denk:

"Geloof is iets persoonlijks en beleef je vanuit je hart, terwijl politiek maatschappelijk gericht is en daardoor een strijdveld. Als geloof zich met politiek vermengt, wordt het een van de partijen in de strijd en de tegenstanders worden noodgedwongen ..." door een harde klap op mijn linker wang kon ik mijn zin niet afmaken: "klootzak! Ben je nu onze Velayate Faghih [3] aan het beledigen?". Terwijl ik probeerde mijn bril recht te zetten, dacht ik bij mijzelf: nu is het echt begonnen.

De volgende dag werd ik naar cel nummer 3 van vleugel 1 verplaatst. Dit in verband met het intensiveren van de verhoren. Vanaf die dag werd ik iedere dag behalve op vrijdag verhoord. 's Ochtends, 's middags, 's avonds en soms 's nachts. Door de snel toenemende aantal arrestaties waren er steeds minder kamers beschikbaar en daardoor werd het verhoor zelfs binnen de cel voortgezet.

De verhoren hadden een standaard opbouw. Het begon met een vriendelijk gesprek met de belofte van snelle vrijlating als ik met hen zou meewerken, terwijl ik van mening was dat ik dat al deed. Dat ik hem aan zijn vader - een hardwerkende bakker - deed denken. Maar een paar minuten later pakte hij mij bij mijn kraag en sloeg mij zolang hard tegen de muur totdat hij zelf buiten adem raakte.

Een keer vertelde ik hem over mijn eerste dag in deze gevangenis, toen ik de kinderen hoorde spelen. Hij werd weer boos en zei dat de kinderen van de revolutie met geweren moeten leren spelen en dat een van zijn jongere broers was gesneuveld en de andere gedetineerd tijdens de oorlog [4]. Ik kon hem niet zien. Ik had altijd de blinddoek om, behalve in de wc, onder de douche en in mijn cel.

"Hoe oud ben ik denk je?" vroeg hij een keer. "Ik zou het niet weten. Aan je stem te horen, rond 28 zou ik denken" zei ik. "Ik ben 23, eerstejaars student rechten", antwoordde hij trots. Je hebt een makkelijke weg gevonden voor je loopbaan, dacht ik bij mezelf.

Het werd mij langzamerhand duidelijk welke kant ze op wilden. De focus op het 'Democratische Volksfront' en het 'Comité voor de Vrede' was niet voor niets. Volgens hen zou ik na het verbod op de partij, als leider van het "Democratische Volksfront", de partijleden bij elkaar brengen. Daarom konden ze niet accepteren dat ik niet op de hoogte zou zijn van dit soort plannen, terwijl andere leden die volgens hen lagere posities in de partij bekleedden meer op de hoogte waren.

Tijdens de verhoren die steeds brutaler werden, probeerde ik, zonder de held te spelen, de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Ze geloofden mij niet en waren van mening dat ik belangrijke informatie achterhield: "Waarom vertel je ons niet alles wat je weet? Zelfs de guerrillastrijders geven het na 48 uur op...". Ik luisterde zwijgend en geduldig. Ik kon het niet verhelpen.

Ik had i.v.m. mijn hartziekte voor zo'n twee maanden medicijnen meegenomen. Ik was ook voorzichtig met het eten. Dat hield in dat ik van een deel van het schaarse eten dat ik kreeg moest afzien. Mede daardoor raakte ik steeds meer uitgeput. Eerlijk gezegd vond ik het ook niet erg. In zo'n nauwe cel waarvan de deur alleen voor het uitdelen van de maaltijden opengaat, waarin dag en nacht het licht brandt en waar de stinkende lucht de geur van duizenden onschuldige, gemartelde lichamen in zich opgeslagen heeft, was dood voor mij - in de leeftijd van 68 jaar - geen gek einde. Ik verlangde er zelfs naar. Het gold voor mij als een bevrijding... (wordt vervolgd).

Maart 2010.

Noten


[1]. Het Comité voor Vrede was een organisatie die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Tudeh Partij van Iran werd opgericht.
[2]. Het Democratische Volksfront werd vlak voor de revolutie door Bah-Azin opgericht. Het doel van de organisatie was om samen met alle progressieve bewegingen van het land een breed front te vormen tegen het imperialisme en de volksonderdrukking.
[3]. Velayate Faghih is een religieus politiek systeem geïntroduceerd door ayatollah Khomeini waarin de hoogste geestelijke leider boven de wet staat.
[4]. De Irak-Iran oorlog tussen 1980-1988.