Waardevrije wetenschap bestaat niet

Klassenstrijd vindt ook onder ideologen plaats

Een beeld van een tramhalte in Leipzig in de jaren zeventig. Er zullen bij veel mensen in Nederland, zeker na de groots opgezette lastercampagne in het kader van 20 jaar Val van de Muur, vooral ideeën zijn achtergebleven dat het in de DDR 'wel heel erg' moest zijn geweest. Maar uiteindelijk is de waarheid niet te verbergen, daarvoor kun je mensen ook verwijzen naar de vele foto's te vinden op http://commons.wikimedia.org. Maar op dit moment wordt waar mogelijk elke goede herinnering aan het socialisme aangevallen.(Foto Wikimedia)

Ron Verhoef

De wetenschap zou objectief moeten zijn. De meeste mensen zijn het daarmee eigenlijk wel eens. De praktijk is anders. Iedere wetenschapper heeft zijn eigen opvattingen en met name in de sociale wetenschappen levert dat regelmatig problemen op. Binnen de geschiedschrijving geldt dat zeker. Extra problematisch is dat wetenschappers vaak een bepaalde status hebben omdat voor veel mensen hetgeen wetenschappers zeggen per definitie waar is. Daar moet echter toch mee worden opgepast.

Nog niet zo heel erg lang geleden verscheen er in het populair wetenschappelijke Geschiedenis Magazine een artikel over Oost-Europa na het communisme [1]. De schrijver, Couwenberg, is zelf overigens geen historicus en in die zin is het merkwaardig dat Geschiedenis Magazine zijn politieke statement (want dat was het) plaatste.

In een emailwisseling die ik met Couwenberg had bleek al snel dat hij zich op geen enkele bron baseerde. Het feit dat, anders dan bij Geschiedenis Magazine gebruikelijk, het artikel geen enkele verwijzing bevatte naar bronnen deed dat al vermoeden. Toch deed hij nogal wat uitspraken. Het communisme was erger dan het nazisme en ook erger dan apartheid. Volgens Couwenberg deed de Nederlandse overheid niet voldoende om de Nederlandse oud-CPN-ers ter verantwoording te roepen. Volgens dit heerschap diende alle CPN-ers en ex-CPN-ers voor een tribunaal te verschijnen om zich te verantwoorden. Datzelfde gold uiteraard ook voor alle communisten in voormalig Oost-Europa.

Het communisme zou met wortel en tak moeten worden uitgeroeid. Voor vermeende misdaden van de communisten wist Couwenberg geen enkele bron te noemen. Merkwaardig genoeg plaatste Geschiedenis Magazine deze polemiek, al had het niets met geschiedenis te maken. Een email aan de redactie met de vraag waarom zij meende dat dit artikel geplaatst diende te worden, bleef onbeantwoord. Ook nadat ik de redactie de emailwisseling met Couwenberg stuurde waaruit bleek dat zijn artikel op gebakken lucht was gebaseerd. Blijkbaar ging het de redactie niet om waarheidsvinding.

Aangezien Geschiedenis Magazine enorm populair is onder mensen met een interesse voor geschiedenis is het feit dat de redactie een repliek, wel gebaseerd op bronnen, niet wenste te plaatsen op zijn minst verwonderlijk. Tot zover over de objectiviteit van het Geschiedenis Magazine, waarvan de redactie voor 100 procent uit wetenschappers bestaat. Het populairste geschiedenistijdschrift van Nederland, het Historisch Nieuwsblad, doet het overigens niet veel beter. Van het Historisch Nieuwsblad mag echter ook niets anders worden verwacht. Dit populaire blad is immers de belichaming van het neoliberalisme onder historici en geschiedenisliefhebbers. Daar waar het Geschiedenis Magazine pretendeert neutraal te zijn.

Wetenschappelijk tijdschrift in de fout

Erger wordt het als zelfs een serieus wetenschappelijk tijdschrift de fout in gaat. Op het gebied van de academische geschiedschrijving zijn er twee gezaghebbende internationale tijdschriften. Past & Present, dat uitgegeven wordt door Oxford University, en The Historical Journal, een product van Cambridge University. Ook in de Historical Journal werd onlangs een artikel geplaatst waarbij het met de objectiviteit niet zo nauw werd genomen [2].

Het artikel is eigenlijk een recensie van een aantal boeken dat onlangs over Oost-Duitsland verscheen. De hausse aan boeken over dit onderwerp was het gevolg van het 20-jarig jubileum van de val van de muur, waarover ook Manifest berichtte. Het eerste boek dat de auteur, Gary Bruce, besprak is zeker interessant.

Dit door Andrew Port geschreven boek is geen lofzang op de DDR, maar het kraakt de DDR ook zeker niet af [3]. Port stelt zich feitelijk de vraag waarom de DDR stand wist te houden als het zo'n verschrikkelijke staat was als velen er van maken. Hoe kan het dan dat de Leipzig-demonstraties, die uiteindelijk tot de val van de muur leidde, niet vroegen om het opheffen van de DDR of een verenigd Duitsland, maar alleen maar om hervormingen van het socialisme? Hoe kan het dat in Oost-Duitsland de DDR nog op sympathie kan rekenen en die Linke (voortgekomen uit de oude SED) zo groot blijft?

Om het antwoord te vinden dook Port de Oost-Duitse archieven in en kwam zo tot een veel genuanceerder beeld dan we tot nu toe hadden. Zo toont Port aan dat de Oost-Duitsers helemaal de mond niet werd gesnoerd. Sommige van de brieven aan de SED die Port uit de archieven haalde zijn buitengewoon kritisch. Al deze brieven werden door de SED echter netjes beantwoord en geen van de briefschrijvers belandde achter de tralies of ondervond andere nadelige gevolgen. Sommige van de kritische opmerkingen werden door de SED zelfs overgenomen. Van keiharde repressie bleek geen sprake.

Ook een andere misvatting over de DDR wordt door Port aan de hand van archiefmateriaal onderuitgehaald. Zo wordt er altijd vanuit gegaan dat partijleiders geen oog hadden voor het volk. Zij gingen voor zelfverrijking en status en lieten het volk creperen. Wie het boek De Eerste en De Tweede van Landolf Scherzer [4] heeft gelezen weet al dat dit beeld onjuist is. In dit boek laat Scherzer een vrouw aan het woord die bij de CDU-burgemeester (dus na de val van de muur) haar beklag doet over het feit dat haar douche het niet meer doet. De burgemeester zegt haar dat dit haar eigen probleem is en dat hij daar niks aan wil doen, hij heeft belangrijker zaken aan zijn hoofd. De vrouw antwoordt vervolgens dat dat in de DDR toch allemaal beter was. Toen schreef je gewoon een brief naar Honecker en dan was het binnen de kortste keren geregeld.

In het boek van Scherzer is dit een verhaal. Port toont met zijn archiefonderzoek echter aan dat dit beeld juist is. Dat deze verzoekbrieven aan de SED, de zogenaamde Eingaben, bestonden werd nooit betwijfeld. Wel stelden veel historici dat dit slechts uiterlijk vertoon was. Port toont nu aan dat dit niet zo was. De Eingaben werden allemaal gelezen en de SED deed haar best ze zo goed mogelijk te behandelen. Elke klacht werd serieus genomen en de partij probeerde daadwerkelijk het lot van de burgers van de DDR te verbeteren. Dat daar uiteindelijk niet meer genoeg geld voor was is een ander verhaal. De intentie was er zeker. De SED luisterde naar de burgers en deed haar best problemen op te lossen, aldus Port. Van een dictatuur in de strikte zin van het woord was geen sprake.

Deze conclusie wekt de woede op van de recensent Gary Bruce. Zonder zich op bronnen te baseren verwijst hij het boek naar de prullenbak en waarom? Omdat volgens hem elk geschiedenisboek over de DDR moet erkennen dat de DDR een dictatuur was. Pas als een historicus dat erkent mag hij onderzoek doen. De conclusie dat de SED het goed voor had met de burgers mag van Bruce niet getrokken worden ook al is het op archiefmateriaal gebaseerd. Zelf kan Bruce geen tegenargumenten verzinnen en hij komt dus niet verder dan deze conclusie. De DDR was een dictatuur, klaar.

Ook hier kun je je afvragen hoe een redactie van een serieus blad dit artikel heeft kunnen plaatsen. Als Bruce op grond van bronnen tot zijn conclusie was gekomen, prima. Maar de schrijver baseert zich uitsluitend op zijn eigen politieke mening. Objectiviteit speelt geen rol. Toch staat dit in een van de meest gezaghebbende geschiedenistijdschriften ter wereld en zullen vele, minder kritische geesten, het voor waar aannemen.

Het is natuurlijk uitermate frustrerend voor veel rechtse historici dat het opengaan van de archieven in Oost-Europa niet alleen bronnen opleverden over de vermeende misstanden binnen het communisme, maar ook over wat er allemaal wel goed ging en dat was veel. De stasi-archieven mogen dan veel dossiers bevatten (waarvan met de meeste overigens niets werd gedaan), zoals ook de AIVD-archieven vol persoonsdossiers liggen, maar de algemene archieven bevatten ook genoeg materiaal voor een genuanceerder beeld.

De DDR was dus niet de schurkenstaat die Bruce ons wil laten zien. Bruce zou de Eingaben het liefst weer achter slot en grendel opbergen, maar dat kan niet meer. Port toont overigens ook de problemen van de DDR. De DDR was geen heilstaat maar ook geen nachtmerrie, toont Port overtuigend aan met zijn archiefonderzoek.

Het wordt tijd dat serieuze wetenschappers de objectiviteit weer centraal stellen. Een zekere mate van subjectiviteit is onvermijdelijk, maar Couwenberg en Bruce maken het wel heel bont. Tijd dat redacties van geschiedenistijdschriften dit soort artikelen gaan weren. Hoe gezaghebbend de schrijver ook is, een onderbouwing gebaseerd op objectieve bronnen is een minimum vereiste voor elk artikel dat wetenschappelijk wil zijn. [1]. S.W. Couwenberg, 'Onverwerkt verleden. Oost-Europa na de val van het Communisme', Geschiedenis Magazine, nr. 3 (2007) 8-13. [2]. Gary Bruce, 'East Germany', The Historical Journal, nr 3, vol. 52 (2009) 799 - 812. [3]. Andrew Port, Conflict and stability in the German Democratic Republic (Cambridge, 2007). [4]. Landolf Scherzer, De Eerste en de Tweede (Antwerpen, 1999).