Toespraak van generaal Raúl Castro Ruz (*) tijdens de slotbijeenkomst van het 9e Congres van de Communistische Jeugdliga (deel 1).

Raúl Castro.

Redactie buitenland

Het is een goed congres geweest. Dat was het al vanaf oktober, toen het begon met open bijeenkomsten die bijgewoond werden door honderdduizenden jongeren. Vervolgens waren er de evaluatiebijeenkomsten die geleid werden door vertegenwoordigers van gemeentelijke en provinciale comités. Hier werden de voorstellen uitgewerkt die in deze afsluitende sessies aangenomen werden.

Vijf jaar zijn er verstreken sinds Fidel zijn slottoespraak hield aan het eind van het achtste Congres van de Communistische Jeugdliga (Unión de Jóvenes Comunistas, UJC) op 5 december 2004. Sindsdien hebben we twee dingen voortdurend in overvloed gehad: werk en uitdagingen.

Dit congres vond plaats tijdens een van de meest kwaadaardige en best georganiseerde mediacampagnes tegen de nu vijftigjarige Cubaanse Revolutie. Later zal ik hierop moeten terugkomen.

Hoewel ik niet in de gelegenheid was om de vergaderingen voorafgaand aan het congres bij te wonen ben ik van de inhoud ervan voortdurend op de hoogte gehouden. Ik ben me ervan bewust dat er weinig gesproken is over de behaalde successen zodat er meer aandacht gevestigd kon worden op de problemen. Ook is er meer aandacht geweest voor de interne organisatie, waardoor vermeden werd dat men meer tijd dan nodig besteedde aan externe factoren. Deze manier van optreden zou het handelsmerk van de UJC moeten zijn, in tegenstelling tot die van hen die zich concentreren op de splinter in het oog van hun buurman. Iedereen moet zich richten op zijn eigen taak.

Het was een dankbare ervaring om te luisteren naar vele jongeren die direct betrokken zijn bij onze economische productie. Op een trotse manier vertelden zij zonder omhaal van woorden over wat zij klaargespeeld hebben. Hierbij beklaagden zij zich nauwelijks over de materiële tekortkomingen en de bureaucratische obstakels waarmee zij zich geconfronteerd zagen.

Veel van de tekortkomingen waarover hier gesproken werd zijn niet nieuw. Ze gaan al langere tijd gepaard met de organisatie. Tijdens vorige congressen zijn er steeds moties aangenomen om deze aan te pakken maar toch werden ze nu weer herhaald. Dit bewijst dat er een gebrek is aan een systemathische en strenge controle van de uitvoering ervan.

In dit opzicht is het eerlijk en noodzakelijk iets te herhalen dat opnieuw naar voren werd gebracht door de kameraden Machado en Lazo, die veel van de vergaderingen voorzaten: de partij voelt zich evenzeer verantwoordelijk voor elke zwakke plek in het werk van de UCJ, vooral voor de problemen met betrekking tot het beleid van de kaders.

We kunnen niet toestaan dat de goedgekeurde documenten opnieuw dode letters worden, of dat ze als memoires in een la verdwijnen. Ze moeten de richtlijnen worden voor het dagelijkse werk van het Landelijk Bureau en voor ieder lid van de organisatie. Over de grondbeginselen zijn jullie het eens, nu is het tijd ernaar te handelen.

Velen zijn zeer kritisch over de jeugd van tegenwoordig, waarbij zij vergeten dat ook zij ooit jong waren. Het zou bovendien naïef zijn om te denken dat de nieuwe generaties hetzelfde zijn als die uit het verleden. 'Menvertoont meer gelijkenissen met zijn tijd dan met zijn ouders', luidt het spreekwoord immers.

De Cubaanse jongeren zijn altijd bereid geweest om uitdagingen aan te gaan. Dit hebben zij aangetoond tijdens de wederopbouw na de orkanen, in de strijd tegen vijandelijke provocaties en in hun werk voor onze defensie, om maar een paar voorbeelden te noemen.

De gemiddelde leeftijd van de afgevaardigden op het congres is achtentwintig jaar. Ze zijn opgegroeid tijdens de zware jaren van de 'Speciale Periode' en hebben deelgenomen aan de inspanningen van onze bevolking om de wezenlijke socialistische verworvenheden te behouden, ondanks een zeer complexe economische situatie.

Dat de voorhoede van onze jongeren zich bewust is van onze ecomomische situatie is van het allerhoogste belang. Daarom heeft de commissie van het Politieke Bureau besloten om aan de gemeentelijke afdelingen van de UCJ zoveel mogelijk informatie te verstrekken over de huidige situatie en over onze vooruitzichten. Meer dan dertigduizend leden van de UCJ hebben de beschikking over deze informatie gekregen, evenals de belangrijkste leiders van de partij, de massa-organisaties en de verschillende overheden.

Vandaag is de economische strijd meer dan ooit de kerntaak en het centrale punt van het ideologische werk van de kaders. Op dit werk rusten het behoud en de duurzaamheid van ons sociale systeem. (Vet Manifest)

Zonder krachtige en dynamische economie en zonder het uitdrijven van onnodige uitgaven en verspilling is het onmogelijk om de levensstandaard van de bevolking te verhogen en om het hoge niveau van het onderwijs en de gezondheidszorg die voor iedereen gratis zijn nog te verbeteren.

Zonder efficiënte en solide landbouwsector die we kunnen ontwikkelen met de beschikbare middelen - waarbij we het oude idee van grootscheepse bestemmingsplannen uit ons hoofd zetten - kunnen we niet verwachten dat we kunnen tegemoetkomen aan het benodigde voedsel voor de bevolking. Nu is onze bevolking voor een groot deel afhankelijk van geïmporteerde producten die ook op Cuba kunnen worden verbouwd.

Zolang mensen het gevoel hebben dat zij niet hoeven te werken omdat ze zich belemmerd voelen door buitensporig bevoogdende en irrationele regeringsmaatregelen zullen we de liefde voor het werk nooit kunnen stimuleren. En dat terwijl we een chronisch gebrek hebben aan bouwvakkers, boeren, fa-brieksarbeiders, leraren, politieagenten; beroepen die langzamerhand lijken te verdwijnen.

Als we illegale activiteiten en de verschillende vormen van corruptie niet stevig en systematisch bestrijden zal een aantal mensen zich blijven verrijken op kosten van het werk van de meerderheid van onze bevolking. Hierdoor zou een houding die lijnrecht ingaat tegen het wezen van het socialisme verspreid worden.

Als we geen halt toeroepen aan de inflatie van de lonen in bijna elke sector van het nationale leven en salarissen blijven betalen die in geen verhouding staan tot de geleverde arbeid, stijgt de hoeveelheid geld die in omloop is. We kunnen dan niet verwachten dat er een einde komt aan de voortdurende prijsstijgingen en aan het verlies aan koopkracht van de bevolking. We weten dat er in de zakelijke en de overheidssector honderdduizenden mensen overbodig zijn. Sommige analisten schatten het aantal boventalligen op de werkvloer zelfs op meer dan een miljoen. Dit is eenextreem gevoelige kwestie die we vastberaden en met gezond politiek verstand moeten aanpakken.

De Revolutie zal niemand hulpeloos achterlaten. Ze zal ernaar streven om voor elke Cubaan de voorwaarden te scheppen waardoor hij op een waardige manier zijn werk kan doen. Dit betekent echter niet dat de staat er verantwoordelijk voor blijft om iemand werk aan te bieden nadat hem al verschillende aanbiedingen gedaan zijn. De burgers hebben er zelf het grootste belang bij om sociaal zinvol werk te vinden.

Samenvattend: als we meer blijven uitgeven dan we verdienen eten we als het ware onze toekomst op en brengen we het voortbestaan van de Revolutie in gevaar. (Vet Manifest)

We worden geconfronteerd met een onaangename realiteit, maar we sluiten onze ogen hier niet voor. We zijn ervan overtuigd dat we moeten breken met dogma's. We moeten ons economisch model voortdurend bijstellen om het fundament van het onomkeerbare Cubaanse socialisme te verstevigen en te blijven ontwikkelen. Want, zoals we weten is dat de garantie voor onze nationale soevereiniteit en onafhankelijkheid.

Ik weet dat kameraden soms ongeduldig worden en dat zij op veel terreinen onmiddellijke hervormingen wensen. Natuurlijk heb ik het hierbij niet over de mensen die de vijand in de kaart willen spelen. We begrijpen hun zorgen, die meestal voortkomen uit onwetendheid over de omvang van het werk dat voor ons ligt of over de complexiteit van de verbanden tussen de verschillende elementen die de samenleving aan de gang houden en kunnen verbeteren.

(wordt vervolgd)

(*) Raúl Castro is president van de Staatsraad en de Ministerraad en tweede secretaris van de Communistische Partij van Cuba.

Havana, 4 april 2010, het 52e jaar van de Revolutie, vertaling Frans Willems.