Internet, de nieuwe doping voor de Amerikaanse hegemonie

Redactie buitenland

Het internet is een Amerikaanse uitvinding. In 1969 ontwikkelde ARPA, een dienst van het Amerikaanse ministerie van Defensie, het eerste computernetwerk gebaseerd op packet switching, om vier universiteiten op het grondgebied van de VS met elkaar te verbinden. Aan het eind van de zeventiger en aan het begin van de tachtiger jaren groeide het aantal internetgebruikers aanmerkelijk.

Onder meer in het Amerikaanse Soros Open Society Institute houdt men zich bezig met het stimuleren van een zogenaamde 'democratische beweging in gesloten samenlevingen'. Na de verkiezingen van 2009 onstond er in Iran veel beroering. De oppositie verspreidde valse geruchten, uitte haar ongenoegen en organiseerde protestbijeenkomsten via sociale netwerksites als Twitter en YouTube. De Amerikaanse regering beschouwde deze sites als een dermate effectief middel tegen Iran dat ze aan Twitter vroeg om het reguliere onderhoud aan de site op 15 juni uit te stellen: 'Iran bevindt zich op een beslissend moment en Twitter speelt daarin een wezenlijke rol. Kunnen jullie niet gewoon in de lucht blijven?' De oprichter van Twitter was uitgelaten toen hij besefte dat zijn site hét politieke instrument van de Amerikaanse regering was.

De Amerikaanse minister van Defensie Robert Gates zei dat Twitter en andere sociale netwerksites 'strategische instrumenten van enorm belang' zijn, omdat deze nieuwe technologieën het voor 'dictatoriale regimes moeilijker maken om de informatie te controleren.' Volgens een voormalige inlichtingenofficier was het veel makkelijker om de Amerikaanse ideologie via het internet te verspreiden dan door het sturen van spionnen naar andere landen of door het ter plekke trainen van agenten die zich herkennen in de Amerikaanse ideologie. In juni 2009 maakten de VS bezwaar tegen het plan van de Chinese regering om de filtersoftware 'Groene Dam' op computers te installeren. Volgens de Amerikaanse regering zou China hiermee de vrijheid van informatie aantasten. Waarschijnlijk houden de bezwaren van de VS-regering verband met haar pogingen om in China te infiltreren.

Volgens een persagentschap uit Hong Kong betaalt de CIA jaarlijks tientallen miljoenen dollars aan Chinese 'internetverraders' om de Amerikaanse ideologie te verspreiden onder Chinese computergebruikers. Daarvoor bestoken ze Chinese forums en zoekpagina's. De website 'Wazhe Online' maakt deel uit van een geheime operatie waarin de VS-regering samenwerkt met Tibetaanse separatistische organisaties. De bedoeling ervan is om de Chinese internetgebruikers op te hitsen en te misleiden. Ook worden er geruchten verspreid om ongeregeldheden uit te lokken. Volgens een jongere die bij een dergelijke Tibetaanse organisatie werkte wordt het internet op deze manier gebruikt als een online spionagedienst die gefinancierd en gecontroleerd wordt door de VS. Een commentator in de krant Ta Kung Pao uit Hong Kong meldde dat de mensen die verhalen publiceren over kwesties die gevoelig liggen in China complexe achtergronden hebben en dat ze worden ingehuurd door Chinese en Amerikaanse inlichtingendiensten.

Ook de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton heeft duidelijk gemaakt dat ze veel belang hecht aan het internet. Volgens haar is het noodzakelijk om met behulp van internet en vooral met Facebook, YouTube, Flickr en Twitter een Amerikaans geluid te laten horen in landen waar traditionele Amerikaanse media teruggedrongen worden.

De voormalige Amerikaanse president George W. Bush gaf met zijn National Security Presidential Directive 16 uit 2002 de aanzet tot de eerste hackerorganisatie in de Amerikaanse- en de wereldgeschiedenis. Dankzij de technologische vooruitgang kon het Amerikaanse ministerie van Defensie in 2004 het idee van de cyberoorlog lanceren. In de zomer van dat jaar ondertekende Bush een geheim document waarin het Pentagon de toestemming kreeg om door middel van hacken vernietigende aanvallen uit te voeren op vijandelijke computers. Begin 2008 stond Bush de Amerikaanse strijdkrachten opnieuw toe om cyberaanvallen uit te voeren, zogezegd omdat het ministerie van Defensie zich door deze preventieve acties beter zou kunnen wapenen tegen aanvallen van buitenaf. De VS zouden over de capaciteiten moeten beschikken om zich heimelijk toegang te verschaffen tot elk open of gesloten langeafstandsnetwerk om daar in alle stilte informatie te stelen en vijandelijke computer- en commandosystemen te vernietigen. Zelfs de netwerken van bedrijven en van regeringsinstanties zouden gecontroleerd moeten worden. Het Air Force Cyber Command werd opgericht op 18 september 2008 met de bedoeling het eigen netwerk te beveiligen en dat van anderen aan te vallen.

Tijdens zijn campagne benadrukte de Amerikaanse president Barack Obama herhaaldelijk het belang van internet. Hij droeg de betrokken ministeries op om een onderzoek in te stellen naar de veiligheid van het Amerikaanse netwerk. Ook verlangde hij voorbereidingen om te komen tot hegemonie op het gebied van de informatietechnologie, met behulp van een nieuwe generatie root servers onder controle van de Verenigde Staten. Het onderzoeksrapport dat de regering op 29 maart 2009 vrijgaf meldde dat bedreigingen vanuit de cyberspace inmiddels de ernstigste economische en militaire dreigingen voor de VS zijn. Het rapport beklemtoonde dat de Verenigde Staten de wereld duidelijk maken dat ze op deze uitdaging gepast zullen reageren. Tegen deze achtergrond kondigde Microsoft aan dat Cuba, Iran, Syrië, Soedan en de Democratische Volksrepubliek Korea afgesloten zouden worden van de MSN-diensten. Een dergelijk optreden wordt door de wereldopinie niet beschouwd als een reactie op een uitdaging maar als een informatiesanctie.

Volgens de New York Times van 31 mei 2009 hebben bijna alle grote militaire producenten waaronder Northrop Grumman, General Dynamics, Lockheed Martin en Raytheon netwerkcontracten met de inlichtingendiensten van het Amerikaanse leger. De eerste twee bedrijven zijn actief in de 'offensieve cyberoorlog'. Ze stelen gevoelige informatie uit de computers van andere landen of leggen met zelf ontwikkelde software hun netwerken lam nadat ze lekken in andere computersystemen hebben aangetroffen.

Op 23 juni 2009 kondigde het ministerie van Defensie een plan aan om het United States Cyber Command op te richten, om nog meer voorsprong op het gebied van de cyberoorlog te bereiken. Volgens Bryan Whitman, een woordvoerder van het Pentagon, zou dit nieuwe commando zich vooral op de verdediging richten. Waarschijnlijk gelooft alleen het Pentagon zelf dit. Dat het doel van dit commando bestaat uit de integratie van verschillende hightech militaire afdelingen in verschillende delen van het land om zodoende de defensie te versterken is duidelijk. Het is echter nog belangrijker om de offensieve capaciteiten te verbeteren om indien nodig preventieve cyberaanvallen te kunnen uitvoeren tegen 'vijandige landen'.

Al lang geleden benadrukte het Pentagon dat internet een oorlogsgebied en een 'militair front' vormt. Voor de Eerste Golfoorlog had de CIA al chips met een virus ingebouwd in printers die Irak had aangekocht. Voorafgaand aan de bombardementen werd het virus van op afstand geactiveerd, waardoor de Iraakse luchtverdediging lamgelegd werd.

Volgens schattingen van de defensie-expert Joel Harker die het hacker-programma van het Amerikaanse leger al 13 jaar bestudeert werken er in de VS momenteel 80.000 mensen in de digitale oorlogsvoering. De 'wapens' die zij voor de cyberoorlog ontwikkeld hebben bestaan uit meer dan 2000 computervirussen, zoals wormen, Trojaanse paarden, logische bommen en 'trap door'-virussen.

Bron: China Daily, 22 januari 2010, vertaling Frans Willems.