Britse verkiezingen: anders dan gewoonlijk

Ron Verhoef

De Britse verkiezingen waren moeilijker te voorspellen dan ooit. Als Manifest uitkomt is de uitslag bekend. Dit artikel beschrijft enige achtergronden. De afgelopen jaren leek het vrijwel zeker dat de Conservatieven de winst niet kon ontgaan. De manier waarop de Labour-regering de crisis probeerde aan te pakken sprak te kiezers niet aan. De steun aan de banken, zonder verdere ondersteuning van mensen die het moeilijk hebben, is dan ook moeilijk te rijmen met een partij die zichzelf nog altijd socialistisch noemt.

Begin dit jaar keerde het tij echter. De bonnetjesaffaire en de schandalen rond leden van de Conservatieve partij deed de voorsprong van de Tories als sneeuw voor de zon verdwijnen. In een peiling van de Guardian kwam Labour zelfs weer voor te liggen. Het leek voor Gordon Brown dan ook gunstig om snel verkiezingen uit te schrijven en dat deed hij dan ook.

Inmiddels wordt Labour echter ook achtervolgd door schandalen. Zo kwam aan het licht dat ex-ministers van Labour zich lieten betalen door het bedrijfsleven om hun invloed aan te wenden bij de regering en zo voor het bedrijfsleven vriendelijk beleid te forceren. Opnieuw niet iets waar een socialistische partij graag om bekend zou willen staan. Brown blijkt in de campagne bovendien geen vrienden te maken. Na een gesprek met een trouwe Labour-aanhangster liet de premier weten dat hij zelden met iemand had gesproken die zo bekrompen was. Tot ontsteltenis van veel trouwe Labourleden.

Brown blijkt bovendien niet van plan te zijn de nieuwe koers van Labour uit te dragen. Het campagneteam van Labour besloot vorig jaar al dat de partij zich meer zou moeten gaan richten op de klassenstrijd, maar daar komt op dit moment weinig van terecht. Brown lijkt vooral het contact met de arbeidersklasse volledig verloren te hebben.

Als klap op de vuurpijl bleek Brown nauwelijks in staat indruk te maken tijdens de televisiedebatten die dit jaar voor het eerst werden gehouden in Engeland. Nick Clegg, van de Liberal Democrats (de Britse D'66), maakte daar echter wel indruk. Met als gevolg dat de links Liberalen in de peilingen een sprong omhoog maakten. In sommige peilingen werden ze zelfs de grootste, terwijl ze in andere peilingen bleven steken op de tweede plaats. Hoe dan ook alle peilingen wijzen uit dat Labour verbannen is naar een derde plaats. Wat dus een strijd leek tussen twee partijen, wordt opeens een strijd tussen drie partijen.

Daarbij helpt zeker mee dat de Liberalen weinig vuile handen hebben gemaakt. Clegg komt betrouwbaar over en wist tot dusverre grote schandalen te vermijden. Met zijn dossierkennis maakt hij bovendien indruk bij vriend en vijand. Clegg zou wel eens het werk van Paddy Ashdown kunnen voltooien. Onder Ashdown groeide de Liberalen in 1997 van een onbeduidende partij naar de derde partij van Groot-Brittanniƫ. Toch speelde de partij geen rol van betekenis.

De Liberal Democrat party ontstond in 1988 uit een fusie van de Social Democratic Party (een gematigde afsplitsing van Labour) en de Liberal Alliance. In 1988 had de partij de hoop om een grote speler te worden, maar dat gebeurde tot op heden niet. Daar zou nu dus wel eens verandering in kunnen komen. Of dat ook daadwerkelijk gaat gebeuren is niet geheel tevoorspellen. Het districtenstelsel dat in Engeland wordt gebruikt maakt het lastig om geheel op opiniepeilingen te kunnen vertrouwen. Het gaat immers niet om het percentage van alle Britten dat voor een partij stemt, maar om wie in een bepaald district de meeste stemmen haalt. De vraag zal dus zijn of de Liberalen in staat zijn in voldoende districten een kandidaat verkozen te krijgen.

Uitgaande van de opiniepeilingen dreigt er echter een moeizame kabinetsvorming te komen. Voor het eerst na de Tweede Wereldoorlog lijkt een coalitie namelijk onvermijdelijk en zo'n coalitie is nog niet zo eenvoudig te vormen. De Liberalen hebben al aangegeven alleen met Labour een coalitie te vormen als die partij zich meer inzet voor de vrije markt, maar dat ligt weer niet prettig bij de kiezers van Labour. Het rechts liberalisme van de Conservatieven is voor de Liberal Democrats al helemaal geen optie.

Een coalitie tussen Labour, de SNP, Plaid Cymru en de SDLP zou misschien wel aan een meerderheid kunnen komen, maar Labour zal niet bereid zijn de regeringen van Wales, Schotland en Noord-Ierland meer autonomie te geven, zodat ook deze coalitie onwaarschijnlijk lijkt. De kleine linkse nationalistische partijen zouden wellicht ook de Conservatieven aan een meerderheid kunnen helpen, maar als overtuigd Unionisten hebben de Tories weer niets op met nationalisten. Ook de Liberal Democrats zijn tegen een ontbinding van het Verenigd Koninkrijk zodat ook zij niet in zee zullen gaan met de links Nationalisten.

Als de peilingen gelijk hebben en de drie grote partijen inderdaad ongeveer even groot worden, en dus geen van drieƫn een absolute meerderheid krijgen, zal het uiteindelijk wel moeten uitdraaien op een verstandshuwelijk tussen Labour en de Liberal Democrats. Voor de Labour-stemmers is dat zeker niet de gunstigste uitkomst. Harde bezuinigingen op basisvoorzieningen lijken dan vrijwel onvermijdelijk. Een harde confrontatie tussen Westminster en de gedecentraliseerde parlementen van Wales en Schotland lijkt dan ook niet te vermijden aangezien in beide gebiedsdelen een Links-Nationalistische regering aan de macht is. De enige winst is dan dat de Conservatieven niet opnieuw aan de macht komen.