Toespraak van generaal Raúl Castro Ruz (*) tijdens de slotbijeenkomst van het 9e Congres van de Communistische Jeugdliga (deel 2).

Cuba's jeugd die de Revolutie zal moeten gaan verdedigen is het belangrijkste waarin wordt geïnvesteerd. Zelfbewuste en goed opgeleide jongeren vormen de basis. (Foto: reisgroep/Flickr).

Redactie buitenland

Het is een goed congres geweest. Dat was het al vanaf oktober, toen het begon met open bijeenkomsten die bijgewoond werden door honderdduizenden jongeren. Vervolgens waren er de evaluatiebijeenkomsten die geleid werden door vertegenwoordigers van gemeentelijke en provinciale comités. Hier werden de voorstellen uitgewerkt die in deze afsluitende sessies aangenomen werden.

De Cubaanse jeugd is voorbestemd om de rol over te nemen van de generatie die aan de basis stond van de Revolutie. De jongeren zullen op een krachtige wijze leiding geven aan de massa's. Dit vereist een voorhoede die overtuigend is, die een voorbeeldfunctie vervult en zo de bevolking kan mobiliseren. Een voorhoede van standvastige en kundige leiders die aanzien genieten. Echte leiders, geen gekunstelde leiders. Leiders die voortgekomen zijn uit de werkende klasse, daar waar de meest oprechte revolutionaire waarden hun oorsprong vinden. Het leven heeft overtuigend aangetoond hoe gevaarlijk het is om met dit principe te breken.

Fidel zei het duidelijk in zijn slotwoorden tijdens het Tweede UJC-Congres op 4 april 1972, en ik citeer:

"Niemand kan leren zwemmen op het land en niemand zal lopen over de zee. Een mens ontwikkelt zich naar zijn omgeving. Een mens wordt gevormd door zijn eigen leven, door zijn eigen doen en laten."

En hij besloot: "Dankzij ons werk zullen we leren respect te krijgen voor wat er tot stand gebracht wordt. Het respect voor wat we opgebouwd hebben zullen we ook aan anderen overdragen, evenals de manier waarop e.e.a. tot stand gebracht werd."

Dit idee dat hij achtendertig jaar geleden naar voren bracht en dat door het Congres met een ovationeel applaus begroet werd is alweer een voorbeeld van de overeenstemming die we bereikten maar die we vervolgens niet ten uitvoer brachten.

Meer dan ooit hebben we nu kaders nodig die effectief ideologisch te werk gaan. Dit werk mag niet verworden tot een dialoog tussen doven, of een automatische herhaling van slogans. We hebben leiders nodig die tijdens discussies overtuigende argumenten aandragen en die niet denken dat zij de absolute waarheid in pacht hebben. Leiders die goed kunnen luisteren, ook als hen niet bevalt wat andere mensen zeggen. Leiders die andermans standpunten met een open geest beoordelen waarbij ze niet nalaten om onacceptabele visies met gegronde argumenten krachtig te weerleggen.

Dergelijke leiders moeten open discussies aanmoedigen, waarbij uiteenlopende meningen niet als een probleem maar als de deur naar de beste oplossingen beschouwd worden. Over het algemeen genomen is algehele unanimiteit denkbeeldig, en daardoor schadelijk. Als de tegengestelde meningen elkaar, zoals in ons geval, niet vijandig gezind zijn kunnen ze de drijvende kracht achter onze ontwikkeling worden. Alles dat voeding geeft aan aanmatigend gedrag en opportunisme moeten we de kop indrukken. We moeten leren om collegiaal met elkaar om te gaan zodat we de eensgezindheid bevorderen en het collectieve leiderschap versterken. Deze houding zou de toekomstige leiders van de Revolutie moeten kenmerken.

Op het hele eiland zijn er genoeg jongeren met het vereiste karakter en met de capaciteiten om leidende posities in te nemen. Het is onze uitdaging om hen te vinden, om hen op te leiden en hun geleidelijk grotere verantwoordelijkheden op te dragen. De massa's zullen daarna bepalen of de juiste keuze gemaakt werd.

We kunnen zien dat er vooruitgang wordt geboekt in de samenstelling van de organisatie als het gaat om de verschillende rassen en geslachten. Op dit gebied kunnen we ons geen terugval of onverschilligheid permitteren. De Communistische Jeugliga moet hier voortdurend aan blijven werken. Dit was overigens nog een kwestie waarover we het vijfendertig jaar geleden, tijdens het Eerste Partijcongres eens werden. Onze inspanningen op het gebied van de samenstelling van de organisatie waren echter te spontaan van karakter en kregen niet het gewenste vervolg, ondanks dat een van Fidels eerste verklaringen na de overwinning van de Revolutie hierop betrekking had en hij deze kwestie daarna meer dan eens aan de orde stelde.

Zoals ik in het begin al zei valt de viering van dit Congres samen met een omvangrijke lastercampagne tegen Cuba. Een lastercampagne die georganiseerd, geleid en gefinancierd wordt door de imperialistische machtscentra in de Verenigde Staten en Europa die daarbij op een huichelachtige manier verwijzen naar de mensenrechten.

Op een cynische en schaamteloze manier hebben ze de dood bewerkstelligd van een gedetineerde die tot gevangenisstraf veroordeeld was vanwege veertien 'gewone' criminele feiten. Met behulp van een vaak herhaalde leugen en dankzij financiële steun vanuit het buitenland kon hij worden neegezet als een 'politieke dissident', een man die aangezet werd om zijn hongerstaking vol te houden waarbij hij absurde eisen stelde.

Ondanks de inspanningen van onze artsen overleed de man. We betreurden dat dit gebeurde en we klaagden degenen die profijt hadden van zijn dood aan: dezelfden die op dit moment een andere man aanmoedigen om zijn soortgelijke onacceptabele vorm van chantage voort te zetten. Deze persoon bevindt zich niet in de gevangenis, zoals verkondigd wordt in de lasterpraatjes. Hij is vrij omdat hij de straf voor zijn misdrijven al uitgezeten heeft. Hij had een vrouwelijke arts die tevens directeur van een ziekenhuis is aangerand en gedreigd haar te vermoorden. Later viel hij ook een zeventigjarige vrouw aan. Als gevolg van het geweld dat de man haar toebracht moest haar milt operatief verwijderd worden. Hoe dan ook, net als in het eerdere geval wordt alles in het werk gesteld om hem in leven te houden. Als hij geen einde maakt aan zijn zelfdestructieve gedrag zal hij samen met zijn sponsors verantwoordelijk zijn voor een afloop die wij niet wensen.

Het is weerzinwekkend om de dubbele maatstaven te zien die een aantal Europese landen gebruiken als ze zich hullen in een samenzweerderig stilzwijgen over de martelingen tijdens de zogenaamde oorlog tegen het terrorisme. Ze stonden illegale CIA-vluchten toe die gevangenen transporteerden en lieten zelfs toe dat van hun grondgebied gebruikgemaakt werd voor het inrichten van geheime detentiecentra.

Wat zouden zij zeggen als we hun optreden zouden navolgen, dwars tegen alle ethische normen in? Als we dwangvoeding hadden toegepast op deze mensen, zoals zij gewoontegetrouw doen in hun vele martelcentra waaronder ook dat op de luchtmachtbasis van Guantanamo Bay? Het zijn dezelfde landen waar, zoals we hier bijna elke dag op televisie kunnen zien, politieagenten te paard worden ingezet om charges uit te voeren tegen demonstranten. Ze worden geslagen, met traangas bestookt en zelfs beschoten. En hoe zit het met de wijdverspreide onderdrukking en vernedering van immigranten?

De doorsnee media in het Westen vallen niet alleen Cuba aan. Ze richten hun onverbiddelijke mediaterreur overal ter wereld tegen politieke leiders, intellectuelen, kunstenaars en anderen die zich uitspreken tegen bedrog en hypocrisie en die de gebeurtenissen gewoon objectief benaderen. (wordt vervolgd)

(*) Raúl Castro is president van de Staatsraad en de Ministerraad en tweede secretaris van de Communistische Partij van Cuba.

Havana, 4 april 2010, het 52e jaar van de Revolutie, vertaling Frans Willems.