Sociale zekerheid verder uitgehold

Oproep kabinet 'Werken voor bijstand' getuigt van gebrek aan respect

Dit VVD-duoraadslid vond het nodig de sneeuw te gebruiken om bijstandsgerechtigden neer te zetten als werkschuw tuig. Persaandacht over de rug van werklozen (Foto: internet).

Cor Minnaard

In rechtse politieke kringen is de stelling gebruikelijk dat onze overheidsuitgaven voor sociale zekerheid te ruimhartig of te luxe zijn. Maar ook partijen die zich links of progressief noemen pleiten de laatste tijd voor verdere ingrepen in bijvoorbeeld de WW en het ontslagrecht. Die verslechteringen proberen zij dan te verkopen door ze "modernisering van de sociale zekerheid" te noemen.

Dat, en het feit dat ook de top van de vakbond nauwelijks stelling neemt tegen deze afbraak, geeft het nieuwe kabinet Rutte de ruimte om een afbraakbeleid te voeren. Verslechtering van de pensioenen, verlaging van de bijdrage voor kinderopvang, aantasting van de studiefinanciering, verhoging van de zorgpremies en andere verzekeringspremies, betekenen een flinke aanslag op het inkomen van velen.

Voorlopig toppunt in deze reeks is wel de stemmingmakerij van het kabinet met de oproep "Werken voor een bijstandsuitkering". Onder het motto dat van bijstandsgerechtigden wel een tegenprestatie mag worden gevraagd voor hun uitkering worden allerlei populistische opmerkingen gemaakt waarmee een paar honderdduizend mensen in een kwaad daglicht worden geplaatst en als profiteurs worden weggezet.

Als beleidsmedewerker bij een middelgrote gemeente, verantwoordelijk voor (een deel van de) advisering op het gebied van sociale zekerheid, weet ik hoe onterecht dat beeld is. En hoe onrechtvaardig het is om een gemis aan sociale cohesie in onze samenleving op het bordje te leggen van mensen die grotendeels buiten hun schuld in de bijstand zijn terechtgekomen.

Achtergrond van het verhaal is natuurlijk de veel bredere roep om "minder overheid" en meer eigen verantwoordelijkheid van burgers. Als daarmee wordt bedoeld dat je als burger niet voor elk probleempje de overheid c.q. de gemeente moet bellen, kan ik me daar wel in vinden. Als bedoeld wordt dat burgers, in plaats van de gemeente te bellen als de stoep glad is, zelf de schop of bezem moeten pakken na een sneeuwbui, en dan ook nog even de stoep meenemen van die oudere buurvrouw: niks mis mee. Als bedoeld wordt dat burgers als vrijwilliger een steentje kunnen bijdragen aan de sociale samenhang door bijvoorbeeld koffie te schenken of een potje te kaarten in een bejaardentehuis: ook niks mis mee.

Maar als je als overheid jarenlang het individualisme en de vrije markt propageert moet je er vervolgens niet gek van opkijken dat een meer sociale en collectieve verantwoordelijkheid verwatert. Dat weer ombuigen vraagt bijvoorbeeld een herwaardering en een fikse investering in het club- en buurthuiswerk. En welke rechtvaardiging is er dan vervolgens voor het pleidooi dat bijstandsklanten wel die taken op zich kunnen nemen?

Volgens mij is die rechtvaardiging er niet en getuigt die oproep alleen van onwetendheid of bewuste stemmingmakerij. Onwetendheid over de samenstelling van de groep mensen met een bijstandsuitkering. Die groep bestaat voor het merendeel uit mensen die de laatste jaren door de gemeenten al begeleid en ondersteund zijn om weer aan het werk te komen maar door psychische, sociale of lichamelijke problemen bij werkgevers geen kans krijgen.

En omdat de samenleving geen normaal betaalde baan biedt aan deze mensen zouden zij wel de stoepen kunnen vegen, papier prikken of administratief werk kunnen doen? Als we dat werk dan zo belangrijk vinden, en als die mensen dat werk zouden kunnen doen, waarom hebben we het er dan niet voor over om daar normaal betaald werk van te maken? Ik schat dat het merendeel van de doelgroep daartoe niet in staat is en de landelijke overheid weet dat!

Blijft over dat er sprake is van stemmingmakerij. En behalve in Nederland zie je dat ook steeds meer in andere landen in Europa: de roep om verschraling van de sociale zekerheid. Pogingen om de ontslagbescherming te versoepelen, de WW-periode te verkorten, het minimumloon en de bijstand te verlagen, meer mensen met lagere inkomsten gedwongen aan het werk te krijgen en de eigen bijdragen voor publieke diensten te verhogen zijn niet nieuw. De Lissabon-agenda en zijn opvolger de EU-2020 staan bol van dit soort aanbevelingen. Daarin past om steeds meer groepen die aangewezen zijn op lager betaalde arbeid met elkaar in concurrentie te brengen. Daarin past ook om een arbeidsreserve in stand te houden die de lonen drukt en waarvan de leden onderling moeten knokken voor de kruimels. Zo worden bevolkingsgroepen tegen elkaar opgezet: werklozen tegen bijstandsgerechtigden, mensen met een minimumloon tegen Polen en Bulgaren, enzovoort.

Als gevolg van die globalisering, Europese en nationale druk wordt het weliswaar voor gemeenten steeds moeilijker een sociaal beleid te voeren. Maar ik pleit er toch voor dat gemeenten een beleid voeren gericht op solidariteit, op versterking van de sociale samenhang. Behalve de Wet Maatschappelijke Ondersteuning biedt ook de huidige bijstandswet (WWB) daarvoor al de nodige instrumenten.

En met behulp van de huidige regelingen wordt er ook al het nodige gedaan om er voor te zorgen dat mensen met een bijstandsuitkering, waarvoor (nog) geen normaal betaalde baan beschikbaar is, te ondersteunen, begeleiden of stimuleren om andere activiteiten te ondernemen, o.a. via de zogenaamde participatieplaatsen. Mijns inziens is dat al een bedenkelijk instrument omdat het ruimte biedt om mensen normale werkzaamheden te laten verrichten zonder dat ze normaal betaald worden. Alleen als dat gebeurt om werkervaring op te doen in het kader van een opleiding of ander traject dat uitzicht biedt op een normale baan bij een werkgever, is dat acceptabel.

De veel verdergaande mogelijkheid die het kabinet aan gemeenten biedt om bijstandsgerechtigden "aan het werk te zetten" is niet alleen overbodig maar ook aan te merken als stemmingmakerij die solidariteit niet dichterbij brengt.

Alleen een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid en burgers zal dit kunnen bewerkstelligen. Daarvoor is een overheid nodig die uiteraard een beroep mag doen op eigen verantwoordelijkheid van burgers, maar met respect voor de mensen die niet of nog niet kunnen deelnemen aan betaalde werkzaamheden. Een overheid ook die, om het draagvlak voor het sociale stelsel in stand te houden, streng toezicht houdt op eventueel misbruik van de sociale zekerheid. En een overheid die zo nodig burgers stimuleert om een steentje bij te dragen aan meer sociale samenhang in plaats van "ieder voor zich".

Maar een overheid die suggereert dat bijstandsklanten wel wat "meer de handjes kunnen laten wapperen", die suggereert op z'n minst dat er sprake is van misbruik en die stemmingmakerij van dit kabinet Rutte kunnen we missen als kiespijn.

17 december 2010.