Te gast bij de "Broeders"

Memoires van de Iraanse communistische schrijver Beh-Azin tijdens zijn gevangenschap in het islamitische regime.

6. De "Held" schrijft

...

De volgende dag werd ik van mijn droevige nest, cel nummer 3 van corridor 1, naar de badruimte gebracht. Vanwege een defecte riolering stond ik tot mijn enkels in het water. Terwijl hij dezelfde vragen herhaalde en ik dezelfde antwoorden gaf, kreeg ik een harde klap op mijn kin waardoor er stukjes van mijn kunstgebit uit vlogen. Vervolgens begon hij met een stalen stok die daar lag te slaan. Dit alles kalmeerde hem nog niet. Hij sleepte mij onder een douche en liet het koude water over mij heen lopen. Ik was kletsnat en begon te rillen van de kou.

Ik werd teruggebracht naar mijn cel. In mijn natte kleren dook ik onder de deken. Ik heb het weer overleefd dacht ik bij mijzelf. Na de avondmaaltijd kwam mijn beul terug en bracht mij weer naar de martelkamer. Na een paar korte vragen en dreigementen vroeg hij mij op de rand van de martelbank te gaan staan. Met een professionele nauwkeurigheid bond hij mijn enige pols aan een einde van een touw vast en knoopte het andere einde door een haak in het plafond zo strak dat mijn arm omhoog werd getrokken. Met een klap hing ik plotseling aan mijn rechterarm aan het plafond. Ik kan niet zeggen hoelang dit heeft geduurd. Toen ik bijkwam was mijn beul haastig en met veel moeite bezig mij van het touw los te krijgen. Het donkerbruine litteken van de touw op mijn pols was na een half jaar nog zichtbaar.

Gedurende de heftige verhoren, gepaard gaand met zware marteltechnieken, probeerde ik duidelijk te maken dat een coup theoretisch gezien een onacceptabele waarschijnlijkheid was: "Iedereen die een beetje verstand heeft van politiek weet dat een coup tegen een regime dat door een revolutionair volk wordt gesteund een achterlijke actie is zonder enige kans van slagen. Zo'n actie kan alleen met brede steun van het volk succes hebben, als de ontevredenheid van de bevolking over de economische toestand blijft toenemen."

Het 'Coup Scenario' werd met dezelfde snelheid uit de agenda gehaald als het erop was gezet. Het scenario was te oppervlakkig en te tegenstrijdig om er een geloofwaardig verhaal van te kunnen maken. Maar de beschuldiging van mijn spionage bleef op de agenda staan. Anders zou mijn beul moeten toegeven dat al deze martelingen en druk onterecht waren geweest en dit paste niet binnen zijn revolutionaire idealisme. Bovendien was het niet goed voor zijn prestatie en eventuele carrière.

Op een bepaald moment besloot hij mijn familie erbij te betrekken om de druk op mij te vergroten. Hij bracht mij naar de centrale gang van de martelafdeling en liet mij tegenover een van de kamers staan waarvan de deur openstond. Terwijl hij heel langzaam mijn blinddoek een stuk omhoogtrok, zag ik in de verte het gezicht van mijn vrouw en profile, zittend op een stoel beschenen door het felle licht van de verhoorlamp. Ze vroegen haar naam en relatie tot mij hardop te zeggen. Haar stem vol zelfvertrouwen en zonder enige angst of twijfel was geruststellend voor mij.

Met deze actie wilden ze bewijzen dat ze tot alles in staat zijn. Ik begon te bedenken wat er allemaal kan gebeuren met een lieve, trotse en eenzame vrouw in de gangen en martelkamers van deze gruwelijke gevangenis. Heel gauw kwam ik tot de conclusie dat ik er alles aan moest doen om haar dat te besparen. Zij was altijd mijn dappere kameraad en mijn steunpilaar in de moeilijke tijden geweest. Ik zou haar dat moeten besparen, maar hoe? Moet ik bekennen dat ik een spion ben? Moet ik mijn naam bevlekken met deze schande? Kan ze dan nog steeds trots op mij blijven? Van andere kant als ik het beken, wie zal erin geloven? Iedereen die Beh-Azin kent, weet dat hij het onder druk heeft bekend. De schande is voor mijn onderdrukkers en niet voor mij. Toch is het niet makkelijk om zo'n grote- en schandalige leugen in de mond te nemen.

Enkele dagen en nachten gingen voorbij en ik was voortdurend in strijd met mijzelf zonder een conclusie te kunnen trekken. Mijn beul had dit in de gaten en probeerde tijdens de verhoren - op advies van zijn collega psychologen - mijn denkwijze te beïnvloeden.

Laat in de nacht zat ik in de verhoorkamer op mijn stoel met mijn pen te spelen. Hij stond achter me en stelde opnieuw vragen over mijn verschillende reizen naar Moskou en mijn contacten met Sovjet-functionarissen. Hij wilde bijvoorbeeld weten wat voor een relatie ik had met Panomariov, een van de theoretici van het centraal comité van de CPSU. Ik kende hem van de 'Organisatie voor de Solidariteit van Aziatische- en Afrikaanse volkeren'. Dat was alles en meer niet.

Het was duidelijk dat het niet om feiten ging. Het doel was via onder andere Beh-Azin de Tudeh Partij van spionage te beschuldigen en haar aanhang onder de bevolking te overtuigen dat de partij niet deugt. Het revolutionaire regime wilde bewijzen dat het niet alleen geen vriend van de Sovjet-Unie was, maar zelfs een vijand en dat daarom de Sovjet-Unie trachtte Iran te bespioneren.

Ik was erg moe en mijn wervelkolom deed pijn. Ik kreeg met moeite mijn ogen open en kon zelfs de pen niet goed vasthouden. Plotseling begon hij over een persoon met de naam Ashil Shebashin. Hij zou samen met mij in hetzelfde vliegtuig van Moskou naar Teheran gevlogen zijn en ik zou met hem in het vliegtuig afspraken hebben gemaakt. Volgens mijn beul was hij een KGB-officier die jaren in Pakistan en Afghanistan actief was en nu als diplomaat in Teheran mijn contactpersoon zou zijn met KGB.

Ik luisterde naar hem maar had geen kracht om te vertellen dat ik hem niet kende en dat ik nooit zo'n persoon had ontmoet. Ik zei: "Ik begrijp echt niet waar je het over hebt. Ik val om van de slaap. Zeg gewoon wat ik moet schrijven en laat mij met rust". "Wel" zei hij, "Schrijf eerst op wat ik zeg en onderteken het, daarna mag je gaan slapen".

Mijn beul kon zijn vreugde niet verbergen. Eindelijk had hij gewonnen. Hij leest het woord voor woord voor en ik de 'held' schrijf het op, met alle grammaticale fouten en op een vrij laaggeschoold niveau. Het is duidelijk geen Beh-Azin-stijl en taalgebruik. Laat iedereen dat weten.

Blij en haastig pakt hij mijn bekentenis en verlaat hij de kamer. Ik blijf alleen achter. Het is laat in de nacht, donker en rustig. Ik heb het gevoel dat duizenden ogen op mij gericht zijn. Een naar droevig gevoel drukt op mijn hart. Ik probeer in slaap te vallen om dit alles te vergeten. Het lukt me niet. Ik schaam me. Ik ben bevlekt. Wat gebeurt met mij? Shebashin? KGB? Wat een onzin. Allemaal verzonnen. Ik ben zuiver, dat weet ik zeker. Maar wat gebeurde er? Waarom gaf ik het op? Alleen om te kunnen slapen? Waarom slaap ik dan niet terwijl iedereen slaapt? Ik moet iets doen voordat het te laat is. Maar wat kan ik doen?

Ik heb nog pen en papier. Dus begin ik te schrijven: "Ik verklaar hierbij dat alles wat ik in mijn bekentenis heb geschreven onder druk is geschreven en onwaar is". Hij komt terug en leest mijn verklaring, pakt het papier, verscheurt het en gooit het in de prullenbak alsof er niets was gebeurd. Hij gaf mij een deken en zei dat ik hier in de verhoorkamer moest slapen. Hij ging zelf weg en deed de deur op slot.

Denken jullie dat dit het einde van het verhaal is? De beul heeft gekregen wat hij wilde en laat mij nu met rust? Nee, integendeel. Nu moet Beh-Azin voor de camera verschijnen en in een tv-show met zijn eigen woorden bekennen, tegenover het volk en de leider zijn excuses aanbieden en om vergiffenis vragen. Dit scenario is eerder met bekende leiders van de Tudeh Partij uitgevoerd. Voor de televisie hebben ze één voor één in verschillende woorden hetzelfde verhaal verteld: Spionage, landverraad, corruptie, spijt en op het eind een vaderlijk advies aan de jonge generatie om hieruit een les te leren en zich niet te laten verleiden door het communisme.

In zijn pogingen om mij zover te krijgen, gebruikte mijn beul soms ook een zachte benadering. Hij probeerde me telkens te overtuigen dat het onontkoombaar was. Op een dag vlak voor de lunch bracht hij mij naar een kamer op de derde verdieping. Hij liet mij een video zien van Kianoori [1], eerste secretaris van de Tudeh Partij. Uit zijn magere gezicht en gebroken stem was duidelijk te zien dat hij min of meer hetzelfde had meegemaakt als ik. Maar mijn beul beweerde dat hij na de eerste klap in zijn gezicht alles had bekend. Wat een leugen. Een idealisme op vleugels van bedrog en leugen. ...

Wordt vervolgd.
Xenos, februari 2011

Noot

[1] Nooreddin Kianoori, een van de beroemdste leiders en vanaf 1942 lid van de Tudeh Partij van Iran. In 1948 werd hij vanwege zijn activiteiten gearresteerd. Twee jaar later vluchtte hij samen met een aantal andere leiders van de partij uit de gevangenis. Na de door de CIA geregisseerde coup van 1953, werd hij ter dood veroordeeld. Tot zijn vlucht uit Iran in 1955 bekleedde hij een leidende rol in de partij. Vanaf 1978 tot zijn arrestatie in 1983 was hij de eerste secretaris van de partij. Net als andere leiders van de partij werd hij onmenselijk gemarteld. Hij werd kort voor zijn dood in 1999 vrijgelaten.