China in de greep van 'zetdwang' *

china-90-years.jpg

MAO Tse-tung overal zichtbaar aanwezig tijdens viering van 90 jaar CPC.

Kan de weg naar het socialisme in China worden voortgezet of zijn de voorwaarden na MAO al teveel uit handen gegeven en afhankelijk geworden van het Westen? (Foto: Reuters)

Rainer Rupp

Volgens het persagentschap Xinhua heeft de Chinese econoom Liu Shucheng, van de Academie voor Sociale Wetenschappen, onlangs in Peking de grote vooruitgang van China geprezen op het terrein van de macro-economische sturing. Onder aanvoering van de Chinese Communistische Partij heeft China volgens hem met zijn "stabiele en hoge" economische groei de vernietigende kapitalistische economische cycli van oververhitting en recessie overwonnen. En dat sinds dertig jaar, dus sinds het land zich heeft afgekeerd van de socialistische planeconomie en zich heeft gericht op de westerse markteconomie.

In feite klinkt Shucheng als een van de vele burgerlijke economen die tevergeefs ervan dromen dat zij economische structuren en regels kunnen ontwikkelen voor politiek-economische 'finetuning', om daarmee de cycli van hoogte- en dieptepunten van oververhitting en recessie te veranderen in vriendelijke golven. Dat is echter tot nu toe nog nooit gelukt en er is geen enkele reden aan te geven waarom dat nu in het Chinese kapitalisme wel zou lukken.

In werkelijkheid was er in China al sprake van een opeenstapeling van crisisontwikkelingen op het moment dat Shucheng zijn uitlatingen deed, die tegen die achtergrond klinken als 'fluiten in een donker bos' [nvdr: de moed erin houden als je bang bent]. Zoals vier apocalyptische ruiters stormen de inflatie, kredietbubbel, onroerend goedbubbel en de ontoereikende loonontwikkeling onstuitbaar af op het Rijk van het Midden. Daarom bevindt de partijleiding zich in een situatie van 'zetdwang': ongeacht hoe zij nu handelt, de potentiële kosten voor de economie van het land zijn hoog en de sociale en politieke gevolgen groot.

Sinds 34 maanden is de inflatie in China continue gestegen en was in mei dit jaar volgens officiële cijfers 5,5 procent. Volgens andere bronnen zal dat echter eerder rond 7 procent liggen. Daarbij zijn de voor levensonderhoud belangrijkste voedingsmiddelen extra hard getroffen door enorme prijsstijgingen.

Door de grote droogte in een aantal voor de landbouweconomie belangrijke provincies en de enorme hoeveelheid overstromingen in andere provincies kan men er niet op rekenen dat de prijzen gaan dalen. Bijzonder gevaarlijk is het gegeven dat de lonen voor de arbeiders niet in de pas lopen met de inflatie. Dit treft in het bijzonder de vele miljoenen 'zwervende arbeiders' in de grote steden, seizoensarbeiders die ver van huis komen werken in de stad en met hun loon van dag tot dag overleven. In een ontwikkelingsland, dat China grotendeels nog steeds is ondanks alle vooruitgang, wordt een groot deel van het inkomen uitgegeven aan het dagelijkse voedsel. Door de enorme prijsverhogingen voor levensmiddelen dreigt het huishoudgeld snel verteerd te worden met mogelijk honger tot gevolg. Dat zou voor China catastrofale sociale en politieke gevolgen hebben.

Naar aanleiding van de financiële wereldcrisis in 2008 heeft ook China zijn economie opnieuw een enorme financiële impuls gegeven. Als gevolg daarvan hebben de banken hun binnenlands krediet jaarlijks met meer dan 30 procent verhoogd, wat overigens de oorzaak van de inflatie is. Met name de steden en lokale gemeenschappen hebben te kampen met een grote schuldenproblematiek. Volgens de Chinese Centrale Bank waren de schulden van de steden en lokale gemeenschappen in juni dit jaar opgelopen tot 2,2 biljoen dollar,wat neerkomt op ongeveer 40 procent van het Chinese bruto binnenlands product (bbp). Een groot deel van het geld is geïnvesteerd in de bouw van improductieve prestigeobjecten, waardoor nu ook de zekerheid van terugbetaling van de kredieten en daarmee de gezondheid van de Chinese banken ter discussie staan. "Als gevolg van ontoereikende middelen voor terugbetaling kunnen sommige lokale gemeenschappen hun schulden alleen maar afbetalen door nieuwe schulden te maken", waarschuwde onlangs de Chinese Rekenkamer. Tegelijkertijd toont deze ontwikkeling dat tenminste een deel van de Chinese economische expansie niet organisch plaatsvond maar een 'onechte', met behulp van een kredietbubbel en speculatie gestimuleerde groei was.

Het schuldenprobleem van lokale besturen wordt in heel China nog eens versterkt door de acute vastgoedbubbel. Het beste voorbeeld daarvan staat in Mongolië. Het gaat om de voor een miljoen inwoners gebouwde, fonkelnieuwe stad Ordos, met grootse architectuur, hoge kantoren, bestuurscentra, musea, theaters, sportcomplexen, eindeloze rijen leuke gezinshuizen en bungalows voor de middenklasse. Maar de stad staat leeg, buiten de beveiligingsmensen woont er niemand, de huizen en appartementen zijn pure speculatieobjecten. En ook dat leidt tot nieuwe problemen: nieuwe geïnteresseerden die de wooneenheden voor een nog hogere prijs willen kopen zijn niet te vinden, een duidelijk teken dat de bubbel op het punt staat uiteen te spatten. En Ordos is slechts het topje van een enorme ijsberg.

Op 6 juli jongstleden heeft de Chinese Centrale Bank voor de derde keer dit jaar de rente verhoogd, naar 6,56 procent. Die maatregel is een tweesnijdend zwaard. De inflatie kan er weliswaar mee aangepakt worden, maar tegelijkertijd worden de hypotheken voor onroerend goed duurder, waardoor het uiteenspatten van de bubbel wordt bevorderd. Omdat Chinezen, in tegenstelling tot de Noord-Amerikanen, bij het kopen van een huis 30 tot 40 procent eigen kapitaal moeten inbrengen, kan het zijn dat zelfs bij een ineenstorting de prijzen voor onroerend goed minder sterk dalen dan in de VS. Daardoor heeft het sociaaleconomische effect van een ineenstorting van de vastgoedmarkt een veel bredere werking. In China legt over het algemeen de hele familie geld bijeen om een huis te kopen, om de eigen kapitaalgrens op te rekken. Daardoor is het risico van de eerder genoemde prijsdaling van onroerend goed dat het spaartegoed en de vruchten van harde arbeid van hele generaties dreigen te verdampen.

Mocht de relatief succesvolle en gegoede Chinese middenklasse door de ontwikkelingen op de onroerendgoedmarkt weer met armoede bedreigd worden, kan er een enorme uitbarsting van woede komen, die zich zonder twijfel tegen de politieke leiding in Peking zal keren. Tegelijkertijd is er het risico dat door de stijgende prijzen voor levensmiddelen de honger onder grote delen van de Chinese werkers opnieuw zijn intrede doet, met de daarbij behorende sociale en politieke gevolgen. Die gevolgen zijn nog groter ingeval zowel de krediet- als de vastgoedbubbel tegelijk uiteenspatten, in combinatie met een sterke stijging van de werkloosheid en een gevoelige inbreuk op de economische groei.

Toch zijn veel China-waarnemers optimistisch, vooral in het Westen. Ze vertrouwen op de almacht van ingrijpen door de staat, wat Peking in geval van nood zal doen. Maar zelfs als Peking zou proberen om de ongezonde krediet- en vastgoedbubbel in stand te houden en verder op te blazen, zou dat - als China vasthoudt aan markteconomische middelen en politiek - de inflatie nog verder opvoeren, met alle gevolgen van dien. Peking is in de greep van 'zetdwang' en zelfs het Politbureau kan de werkelijke uitwassen van zijn kapitalistische economische systeem niet eenvoudig per decreet laten verdwijnen.

Bron: RR, 8 juli 2011, vertaling J. Bernaven.

Noot

* Zetdwang
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie:
Bij een bordspel is het meestal verplicht een zet te doen als men aan zet is. Meestal zal een speler een zet doen waarbij hij zijn eigen situatie verbetert. Is de stelling op het bord zodanig dat de speler die aan zet is bij iedere mogelijke zet zijn positie zal verslechteren, dan is er sprake van zetdwang. Internationaal wordt wel de Duitse term 'zugzwang' gebruikt.