Schoolprobleem in Nieuwegein: topje van de ijsberg

frustrated_teacher_1379554c.jpg

Ron Verhoef

De arrestatie van een adjunct-directeur van een school in Nieuwegein deed onlangs veel stof opwaaien. De betrokkene had geprobeerd een jongen uit de klas te verwijderen, omdat deze de orde verstoorde. Aangezien de jongen niet vrijwillig vertrok hielp de adjunct-directeur hem een handje en dat viel bij de ouders in het verkeerde keelgat. Dit voorval roept natuurlijk veel vragen op. Is dit een incident of is er meer aan de hand?

Dat een leerling die je de klas uitstuurt weigert te vertrekken maakt bijna elke leraar wel een keer mee. De eerste keer is dat lastig omdat je geconfronteerd wordt met een moeilijke situatie die wel een snelle oplossing van je vereist. Doorgaan met de les kan niet zolang de leerling aanwezig is, want dan verlies je als leraar je gezag. De vraag is echter of het voorval in Nieuwegein moet worden gezien als een normaal onderwijsprobleem. Er was immers meer aan de hand.

De betreffende jongen was al moeilijk hanteerbaar en was bovendien betrokken bij een vechtpartij in de klas. Een klas waarin meer leerlingen met problemen zitten. Is het ontstaan van een vechtpartij in de klas niet het bewijs dat we te maken hebben met een slechte leraar? Dat kan ik uiteraard niet beoordelen. Maar een paar vragen roept het wel bij me op. Vragen over de koers in het onderwijs.

Bijna alle partijen zijn de verkiezingen ingegaan met de belofte dat er meer geld naar het onderwijs zou gaan, of dat op zijn minst niet op het onderwijs bezuinigd zou worden. Dit gold ook voor het CDA en de PVV die toch meeschreven aan het regeerakkoord. Inmiddels is echter duidelijk dat het kabinet wel bezuinigt op onderwijs en dat leidt tot verkeerde situaties.

Waren we het er jaren geleden niet over eens dat kleine klassen tot de beste leerprestaties zouden leiden? Was het niet zo dat een beperkt aantal leraren op een beperkt aantal leerlingen moest worden gezet, zodat leraren ook betrokken waren bij hun leerlingen? Van al deze zaken is echter weinig meer over. Zo wordt een school gefinancierd op basis van het idee dat er minimaal 22 leerlingen in een klas zitten. Hebben zich voor een bepaalde opleiding echter 36 mensen aangemeld dan zijn er niet twee klassen van 22 leerlingen te vormen. Scholen zien zich dan voor een dilemma gesteld. Maken we twee onrendabele klassen van 18 leerlingen, of doen we alle 36 in één klas die wel rendabel is. Dat laatste zien we steeds meer gebeuren.

Ik spreek helaas uit ervaring. De grootste klas waar ik zelf les aan geef kent 35 leerlingen. Splitsen mag van de directie niet. Aangezien het lokaal maar 32 tafels en stoelen telt, moet ik regelmatig leerlingen krukjes laten ophalen, zodat ze er toch bij kunnen zitten. Een tafel hebben ze dan helaas niet tot hun beschikking. Het hoeft weinig betoog dat er hier geen sprake meer is van een goede leeromgeving. In plaats van lesgeven ben je de meeste tijd bezig politieagent te spelen.

Een klas met 35 leerlingen is al druk genoeg, maar daar zitten ook leerlingen met beperkingen bij. Van autistische leerlingen tot mensen met spierziektes. Deze mensen hebben extra aandacht nodig. In het verleden konden ze deze krijgen in het speciaal of individueel onderwijs, waar in kleine groepjes werd gewerkt. Het 'apart' zetten van deze leerlingen zou echter stigmatiserend zijn en dus bedacht de overheid dat het speciaal onderwijs zoveel mogelijk moet worden afgeschaft. Leerlingen met een beperking kunnen wel naar een gewone school. Voor de overheid is dit een gigantische bezuiniging, maar of de leerlingen er ook bij gebaat zijn kan betwijfeld worden.

In het gewone onderwijs hebben ze moeite om zich bij groepjes aan te sluiten, wat tot pestgedrag kan leiden. In een overheidscampagne om mensen te overtuigen dat leerlingen uit het speciaal onderwijs wel naar het regulier onderwijs kunnen, lazen we een aantal jaar geleden al dat de overheid dat niet erg vond. Een beetje pesten moest kunnen. Daar moesten de leraren de leerlingen maar aan laten wennen. Laten we echter niet vergeten dat we het over leerlingen met beperkingen hebben. Bezuinigen bleek belangrijker dan het welzijn van leerlingen. Als klap op de vuurpijl blijkt nu dat de leraar bovendien geen tijd voor ze heeft.

De nieuwe plannen voor de herziening van de financiering van het onderwijs gaan deze problemen niet oplossen. In het voorstel van minister van Bijsterveldt krijgen scholen in de toekomst per leerling nog maar het aantal jaren dat de opleiding standaard duurt volledig vergoed. Voor iemand in een driejarig MBO-traject wordt dus maar drie jaar volledig betaald. Na die drie jaar wordt nog voor 60 procent van de kosten vergoed. Zittenblijven wordt dus een dure aangelegenheid voor scholen. Ook leerlingen die een verkeerde studiekeuze maken en een overstap maken naar een ander opleiding, worden een kostenpost voor de school.

Nu is het goed mogelijk om niemand te laten zitten. Het aanpassen van de overgangsnorm is een kleinigheid. Dat hebben we ook gezien bij de diplo-mafinanciering die ertoe geleid heeft dat diploma's werden uitgegeven aan leerlingen die niet voldaan hadden aan de voorwaarden. Krijgen we zo straks na de diplomafraude ook de overgangsfraude?

Kortom het onderwijs wordt er niet beter op. Grotere klassen met minder aandacht voor leerlingen en meer leerlingen die gepest gaan worden of geïsoleerd raken. Spanningen in het klaslokaal kunnen zo niet langer uitblijven. Was de leraar in Nieuwegein een goede of slechte leraar? Het blijft een vraag, maar de situatie waarin de overheid hem gestopt heeft is allerminst werkbaar. Het lijkt dus wachten op een volgend incident.