KLASSIEK

(...) Wij moeten nu aandacht besteden aan een andere zeer belangrijke zijde van het imperialisme, waarmee de meeste beschouwingen over dit thema niet voldoende rekening houden. (...) Wij doelen op het parasitaire karakter van het imperialisme.

Zoals wij zagen, is het monopolie de wezenlijke economische basis van het imperialisme. Het is een kapitalistisch monopolie omdat het uit het kapitalisme is voortgekomen. Hoewel binnen de algemene verhoudingen van het kapitalisme, van warenproductie en concurrentie, bevindt het monopolie zich in een voortdurende en onoplosbare tegenstelling tot deze verhoudingen en kweekt, als elke andere monopolie onvermijdelijk kiemen van stagnatie en verrotting. Voor zover er - zij het slechts tijdelijk - monopolieprijzen worden vastgesteld, wordt de stimulans van de technische, en dus ook van elke andere vooruitgang geremd; en ontstaat er een economische mogelijkheid, de technische vooruitgang kunstmatig tegen te houden. Een voorbeeld: in Amerika vindt een zekere Owens een flessenmachine uit, die een revolutie in de flessenfabricage teweegbrengt. Het Duitse kartel van flessenfabrikanten koopt de patenten van Owens op en legt ze terzijde om hun toepassing tegen te gaan. Natuurlijk kan een monopolie onder het kapitalisme de vrije concurrentie op de wereldmarkt nooit geheel en voor langere tijd uitschakelen (...). De mogelijkheid om door middel van technische verbeteringen de productiekosten te drukken en de winsten te verhogen, bevordert natuurlijk veranderingen. Maar de tendens tot stagnatie en ontbinding, die aan het monopolie eigen is, blijft op haar beurt actief en krijgt voor een bepaalde tijdsduur in afzonderlijke takken van industrie en afzonderlijke landen de overhand. (...) Verder. Imperialisme betekent geweldige concentratie van geldkapitaal in slechts enkele landen, waar zich (...) waardepapieren ophopen. Vandaar een enorme uitbreiding van de klasse, - of juister gezegd van de laag - renteniers, lieden die van het 'knippen van coupons' leven en feitelijk buiten het bedrijfsleven staan; lieden wier beroep de lediggang is. De kapitaalexport die een van de wezenlijkste economische grondslagen van het imperialisme is, versterkt deze volledige vervreemding van de renteniers van de productie nog meer en drukt het stempel van parasitisme op heel het land, dat leeft van de uitbuiting van de arbeid in verscheidene overzeese landen en koloniƫn. "In 1893", schrijft Hobson, "vormde het in het buitenland belegde Engelse kapitaal ongeveer 15 procent van de gehele rijkdom van het Verenigd Koninkrijk". Wij herinneren er aan dat dit kapitaal tegen 1915 ongeveer 2,5 maal zo groot was geworden. "Het agressieve imperialisme", lezen wij verder bij Hobson, "dat de belastingbetaler zo duur komt te staan en zo weinig betekenis heeft voor de industrieel en de handelaar... is een bron van grote winsten voor de kapitalist die een belegging voor zijn kapitaal zoekt". (..) In het grootste 'handelsland' ter wereld zijn de inkomsten van de renteniers vijfmaal zo groot, als die uit de buitenlandse handel! Dat is nu het wezen van het imperialisme en van het imperialistische parasitisme. Het begrip 'renteniersstaat', of woekerstaat wordt daarom een gangbare uitdrukking in de economische literatuur over het imperialisme. De wereld is verdeeld in een handvol woekerstaten en een reusachtige meerderheid schuldenaarsstaten. (...)

V.I.Lenin (1916): Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme