Paradigmaverschuiving in de VS?

vs-demo.jpg
Een Amerikaanse demonstrant maakt duidelijk wie er in zijn land voor gezorgd heeft dat de werkende klasse meeprofiteert: '40-urige werkweek? Dankzij de vakbonden!'(Foto: seiuhealthcare775nw/Flickr/cc/by-nc-nd).

Rainer Rupp

In de maatschappelijke structuur van de Verenigde Staten lijkt zich een paradigmaverschuiving te voltrekken. De mythe dat iedereen zelf verantwoordelijk is voor zijn geluk, dat wil zeggen voor een goede baan en inkomstenbron en dus ook voor zijn werkloosheid en armoede, is in de VS al generaties lang door de bevolking verinnerlijkt. De door de grote ondernemers gestuurde media en 'cultuurfabrieken' à la Hollywood deden er alles aan om dit waanidee stevig te verankeren.

Het mantra van het dynamische, naar verluidt enige echte succesvolle, Amerikaanse kapitalisme, dat een afwasser tot miljardair maakte, beheerste de mentaliteit van verreweg het grootste deel van de Noord-Amerikaanse werkende mensen. Daardoor werd in de VS in het verleden ook niet veel ophef gemaakt over de ongekende grote inkomensverschillen in de samenleving. Alleen tijdens de periode van de Grote Depressie in de jaren '30 van de vorige eeuw veranderde dat en was er sprake van radicalisering onder de arbeiders, een beweging die met zeer bruut geweld en veel doden de kop werd ingedrukt.

Het Amerikaans kapitalisme, dat vooral in de tijd na de Tweede Wereldoorlog ook voor de arbeiders in de VS zorgde voor de met afstand hoogste levensstandaard ter wereld, had ook tientallen jaren een fascinerende aantrekkingskracht op Europa, van waaruit velen met jaloezie het land van de onbegrensde mogelijkheden bewonderden. Daaraan lijkt nu voorgoed een einde te komen, want de voormalige 'welstandsmachine' Verenigde Staten is al lang geleden begonnen te haperen.

Als gevolg van de vanuit Washington gestuurde neoliberale globalisering hebben de grote ondernemingen voor het behalen van winstmaximalisering talloze miljoenen, voorheen goed betaalde arbeidsplaatsen verplaatst naar derdewereldlanden, in het bijzonder naar China. Als gevolg van die ontwikkeling stapelden aan de kant van het kapitaal de winsten zich op. Tegelijkertijd moesten de Amerikaanse arbeiders, die zich lang tot de middengroepen rekenden, in de laatste drie decennia eerst een stagnatie en vervolgens een versnelde inkrimping van hun reële lonen slikken.

Generaties lang heeft het de Amerikanen weinig gedaan dat "de kloof tussen arm en rijk in de VS veel groter was dan in andere ontwikkelde landen", schreef onlangs de New York Times. Maar inmiddels is er iets fundamenteel veranderd. Zelfs president Obama van de VS heeft afgelopen december in zijn toespraak in Osawatomie, Kansas, benadrukt dat er nog "weinig mogelijkheden" zijn, en dat de tot nu toe welgestelde "Amerikaanse middengroepen kleiner zijn geworden", wat natuurlijk betekent dat velen in onzekere arbeidsverhoudingen of volledige werkloosheid en armoede zijn terechtgekomen, waarmee twee derde van de Amerikaanse bevolking is veroordeeld tot vegeteren.

Sinds de 'Occupy beweging' de in de laatste tijd nog sneller dan voorheen groeiende kloof tussen de superrijken en de gewone arbeiders en werknemers tot de kern van hun kritiek heeft gemaakt, luistert de politiek ook weer aandachtig. Het thema is in de verkiezingsstrijd van Obama's Democratische Partij ondertussen tot een zeer belangrijk 'aanvalswapen' geworden. Daarbij gaat het de strategen in de verkiezingsstrijd niet zozeer om het oplossen van het schrijnend sociaal onrecht, maar eerder om de waarschuwing voor de politieke gevaren van deze ontwikkeling voor het overleven van de Amerikaanse variant van het kapitalisme. In verband met de toenemende sociale onrust kopte de New Yorker: "De ongelijkheid ondergraaft de democratie".

Opiniepeilingen hebben uitgewezen dat zich in de hoofden van de Amerikanen daadwerkelijk een verandering voltrekt. In 1952 dacht nog 87 procent van de Amerikanen dat iedereen voldoende mogelijkheden heeft om zijn eigen geluk (inkomen) te bewerkstelligen. Het thema van de herverdeling van de rijkdom was een niet eens benoemd taboe. In november 2011 vond volgens een Gallup-opiniepeiling minstens al 17 procent van de Amerikanen dat het zeer belangrijk is dat de regering zorgt voor het inperken van de grote ongelijkheid in inkomen en bezit. En 29 procent van de ondervraagden vond dat Washington de gelijkheid in kansen moet verhogen. Tegelijkertijd klaagde 41 procent dat er in Amerika nog nauwelijks kansen zijn om welvaart te bereiken. In 1998 was nog maar 17 procent die mening toegedaan.

Onlangs is een aantal interessante onderzoeken over inkomensverdeling in de VS openbaar gemaakt. Van 1993 tot 2010 groeide het inkomen van de rijkste 1 procent van de Amerikanen met 58 procent, terwijl de overige 99 procent een netto inkomensgroei had van ongeveer 6,4 procent. Van die 99 procent profiteerde feitelijk alleen de bovenste 10 procent van de groei terwijl de rest van de bevolking met bezuinigingen te maken kreeg. Dit wordt zeer duidelijk in een artikel dat op 25 maart jongstleden werd gepubliceerd in de New York Times, over een onderzoek op basis van Amerikaanse belastinggegevens.

Volgens dat onderzoek werd de economische groei van de VS, die in 2010 in totaal 288 miljard dollar bedroeg, als volgt verdeeld: 93 procent (286 miljard dollar) ging naar de top 1 procent van belastingbetalers. Van de economische groei ging 37 procent (106 miljard dollar) naar de bovenste 0,01 procent (ongeveer 15.000 mensen) met een gemiddeld jaarinkomen (is niet hetzelfde als vermogen) van 23,8 miljoen dollar. Daarmee is het jaarinkomen per hoofd van de bevolking met 7 miljoen gestegen. Voor de grote massa van 217 miljoen Amerikanen kwam er echter niet alleen geen geld bij, maar ze kreeg ook minder reëel inkomen. Volgens het onderzoek is voor geschoolde arbeiders zonder middelbare schoolopleiding in de laatste 32 jaar het reëel inkomen gedaald met 25,7 procent. De salarissen voor mensen met een universitaire studie is in dezelfde periode met krap 15 procent gestegen, wat een werkelijke inkomensverbetering betekent van 0,5 procent per jaar en dus ver achterblijft bij de gemiddelde groei van 2 tot 3 procent van de arbeidsproductiviteit.

Zelfs de New York Times toonde zich geschrokken over deze zich snel verslechterende ongelijkheid, terwijl het systeem daarvoor geen zelfcorrigerend mechanisme heeft. Enkele vooruitziende superrijken, zoals Warren Buffet, die bij het doorzetten van deze ontwikkeling vrezen voor een sociale explosie in de VS, roepen daarom hun 'collega's' op om vrijwillig hogere belastingen te betalen, om de staat te ontlasten en het bescheiden systeem van sociale zekerheid overeind te houden. Het is echter precies dat laatste wat de Republikeinen willen afbouwen, aangevuurd en betaald door een breed pallet van aartsconservatieve superrijken en managers van ondernemingen.

Geen wonder dat de gerenommeerde Amerikaanse trendonderzoeker Gerald Celente nog voor dit jaar in de Verenigde Staten burgeroorlogachtige taferelen voorspelt.

4 april 2012, vertaling J. Bernaven.