Op zaterdag 10 november jl vond in het NCPN-kantoor de eerste scholingsbijeenkomst plaats over 'pragmatisme, opportunisme, individualisme en links-radicalisme'. De hoofdaandacht ging uit naar het pragmatisme en het opportunisme.

scholingpragmatisme.jpg

Redactie

De scholing werd ingeleid door Wil van der Klift die de bijeenkomst ook voorzat. Maarten Muis en Erik Gerritsma namen ieder een inleiding voor hun rekening. Erik beet het spits af met een reactie op enkele SP-stukken waarin het afscheid van het marxisme-lenininisme tot uitdrukking komt. Hij ging in op enkele praktische ontwikkelingen. Maarten verzorgde de theoretische kant van de zaak en gebruikte daarvoor het hoofdstuk kennistheorie uit de Pegasusuitgave 'Wat is dialectisch materialisme?'. Tot slot leidde Anna Ioannatou in op de concrete ontwikkelingen in Griekenland. Vanuit de PVDA-B was Lucien Materne aanwezig als waarnemer en mede-discussiant.

De dertig aanwezigen spraken de wens uit het niet te laten bij deze ene keer. De scholingsachterstand is groot en de noodzaak om ideologisch geschoold deel te nemen aan de publieke debatten in het land idem. Het thema laat ook toe er vaker op terug te komen. Het artikel in Manifest 11 van de hand van Anna Ioannatou is een verkorte versie van haar inleiding (die binnenkort integraal zal worden aangeleverd). De verkorte inleidingen van Erik Gerritsma en Maarten Muis staan hieronder.

Samenvatting van inleiding door Erik Gerritsma

Socialisme is niet iets dat mensen zelf aandragen vanuit onvrede, vanuit onderbuikgevoelens. Luisteren naar wat er bij mensen speelt, in buurt en bedrijf, leidt nog niet tot de systeemvraag. Wij moeten het socialisme inbrengen. 'Praktisch socialisme' is geen nieuwe, derde weg tussen utopisch en wetenschappelijk socialisme.

Pragmatisme is het praktische werk vooropstellen, zonder oog voor de grotere verbanden. Alleen kijken naar wat mogelijk is binnen de gegeven omstandigheden, zonder een revolutionaire omwenteling na te streven.

Vraagstuk van verhouding tot de sociaaldemocratie.

De CPN heroriënteerde zich in de jaren '80, onder het mom van 'progressieve machts- en coalitievorming', op samenwerking met 'klein links' (Groenlinks, PSP, PPR, enz), in plaats van op de grote sociaaldemocratische partij, die de arbeidersklasse met een sociaaleconomische agenda aan zich bindt.

Belangrijke strijd is: hoe de massa's van (sociaaldemocratisch georiënteerde) arbeiders te onttrekken aan de invloed van de reformisten. Hoe de massa aan de politiek van het reformisme te onttrekken?

Hamvraag: op wie oriënteer je je als partij? Progressieve coalitievorming streeft naar een coalitie van kleinere krachten met burgerlijke agenda's (milieu, vrede) binnen het stelsel van de parlementaire politiek. Geen streven naar machtsvorming dus, en onderkent niet langer de leidende rol van de arbeidersklasse in de strijd voor socialisme.

De geschiedenis van het ideologische verval van de SP en de CPN toont twee manieren waarop partijen het doel uit het oog verloren van een revolutionaire omwenteling van de maatschappij en de noodzaak de arbeidersklasse te winnen voor het socialisme.

Het pragmatisme in theoretisch perspectief (Bijdrage van Maarten Muis)

De manier waarop de ideologische dominantie van de heersende kapitalistische klasse wordt bewerkstelligd is zelf een schoolvoorbeeld van pragmatisme. Alles wat werkt wordt ingezet, zolang het maar gericht is tegen elke vorm van marxistisch denken. We kunnen als partij gelukkig putten uit een kwalitatieve bron aan teksten die ons helpen het verschil tussen pragmatisme en dialectisch materialisme te herkennen.

"Het pragmatisme is in eerste instantie de wereldbeschouwing van de 'energieke geldjongens'," de financiële magnaten en monopolisten die zich in de kapitalistische wereld voor almachtig houden. In haar voorbijgaan aan de objectieve feiten voedt de idealistische filosofie van het pragmatisme avontuurlijke, agressieve tendenties in het politieke denken en vormt een theoretische basis voor de "politiek van kracht". (citaten zijn uit: "Wat is dialectisch-materialisme?", Pegasus 1964)

Het pragmatisme verkleint de realiteit tot processen waarin alleen het directe nut op de korte termijn telt. Het is de maatschappelijke theorie die de status-quo van het kapitalisme verdedigt. Het pragmatisme gaat er vanuit dat zoals het nu werkt, het altijd zal werken en ontkent dat de steeds veranderende klassencontext van grote invloed is op waarom bepaalde zaken zo werken op dit moment en andere niet. Het pragmatisme is ook bij uitstek de theorie die wordt gesteund door het individualisme.

Dit pragmatisme staat haaks op het marxisme. In plaats van gebaseerd op direct nut en individueel profijt, gaat het marxisme uit van het belang van het kennen van de waarheid. Willen we de waarheid kennen, dan moeten we er oog voor hebben dat er continu beweging is. Dus wat gisteren waar was en werkte, kan morgen anders zijn. Ook het dialectisch materialisme verandert mee: "Heeft dit ook betrekking op de wetten en beginselen van de marxistische dialectiek? Ja, beslist. De dialectiek is een wetenschap die zich verder moet ontwikkelen. Het begrip van de algemene wetten van de dialectiek moet, evenals dat van de wetten van de andere wetenschappen, dieper worden met de verandering van de praktijk en de ontwikkeling van de wetenschap, en door nieuwe ervaring, nieuwe kennis, rijker worden. De algemene wetmatigheden van de dialectiek werken onder uiteenlopende historische omstandigheden verschillend en de kennis die we ervan hebben wordt derhalve rijker dankzij de bestudering van deze nieuwe omstandigheden."

Op de openingspagina van de NCPN staat heel bewust gekozen het volgende citaat van Lenin: "Onze leer is geen dogma, maar een leidraad voor het handelen, zo hebben Marx en Engels steeds gesproken en terecht de spot gedreven met het van buiten leren en het domweg herhalen van formules, die in het beste geval slechts kunnen dienen om een algemene taak aan te wijzen, die noodzakelijk door de concrete economische en politieke situatie in elke afzonderlijke etappe van het historische proces wijzigingen ondergaat... Men moet zich die onbetwistbare waarheid inprenten, dat een marxist met het levende leven, met de precieze feiten van de werkelijkheid rekening moet houden en zich niet aan de theorie van de dag van gisteren moet blijven vastklampen'... (W.I. Lenin, Tegen het dogmatisme en sectarisme in de arbeidersbeweging, uitgeverij Progres, Moskou, 1991, blz. 93-97.)

Er wordt continu een aanval gedaan op de kern van dialectisch materialisme: dat de algemene wetten daarvan de mogelijkheid biedt de waarheid zo dicht mogelijk te benaderen en zelfs te kennen. Wat vooral verzwegen wordt is dat het collectieve kennen van de beweging van ontwikkeling zelf weer een kracht is die deze ontwikkeling vormt en stuurt.

Hoe vaak valt de opmerking: "daar is toch niets aan te doen" of "het ligt in de menselijke natuur". En als er wel iets aan te doen is, dan is dat gevonden door 'trial and error' en heel veel individuele slimheid en daadkracht. Het collectieve kennen van de ontwikkeling van de maatschappij wordt als onmogelijkheid voorgesteld in de heersende ideologie van het kapitalisme.

De aanval is vaak ook gericht op het gebruik van wetenschappelijke begrippen. In plaats van het juist dialectisch toepassen van de verhouding praktijk-theorie, wordt meestal van marxistische begrippen of een dogmatische karikatuur gemaakt, of de relativistische kaart gespeeld. "De theorie dient de praktische strijd van de arbeidersklasse, de praktijk laat zich de weg wijzen door de theorie; is dit niet zo, dan hebben én theorie én praktijk ervan te lijden. Praktijk, die niet verbonden is met theorie, is als een verwelkte bloem; praktijk, die niet de weg wordt gewezen door theorie, is veroordeeld in het duister te tasten."

"Wetenschap wordt vaak bewust gereduceerd tot een steriel weten, dat onafhankelijk van de maatschappelijke context ontstaat in de hoofden van knappe koppen. Terwijl de eerste zorg van de bourgeoisie, die aan de knoppen van de huidige wetenschap zit, is de weerlegging van het marxisme en het zoeken van argumenten ter verdediging van het kapitalistische stelsel."

Toen ik studeerde werden de laatste restjes marxisme aan de UvA opgeruimd met de kritiek op het idee dat de maatschappij maakbaar zou zijn en dat 'alles vloeibaar' is. Het kennen van de waarheid, laat staan dat het collectieve kennen richting geeft aan de maatschappelijke ontwikkeling, werd met alle kracht ontkent. Dat waren de hoogtijdagen van het postmodernisme.


Het pragmatisme viert in de maatschappij sindsdien hoogtij.

Mogen we dan niet te concreet zijn? Nee, dat is een valkuil, we moeten juist zo concreet mogelijk zijn: "De stelling van de materialistische dialectiek betreffende het concrete karakter van de waarheid leert de mensen, de feiten niet te benaderen met algemene formules en uit het hoofd geleerde schema's. De dialectiek leert rekening te houden met de feiten, de concrete onderlinge samenhang van de verschijnselen in aanmerking te nemen, de zich wijzigende omstandigheden te analyseren en in overeenstemming met deze nieuwe omstandigheden te handelen. De dialectiek stelt de eis om algemene principes en wetten naargelang van de concrete situatie toe te passen. Slechts een dergelijke handelwijze beantwoordt aan de eisen van de praktijk."

Hoe moeten we ons inzetten? Is hard werken aan concrete doelen van de partij voldoende? Nee: het gaat om meer dan inzet en nut. Het gaat om waarheid en het collectief kennen van de beweging van ontwikkeling. Daarom is studie van wezenlijk belang, ook door optimaal gebruik te maken van de kennis uit de burgerlijke wetenschap. "De dialectische opvatting van de absolute en relatieve waarheid maakt een juist standpunt inzake fouten in het kennisproces en in de wetenschap mogelijk. De waarheid wordt niet ineens en niet kant en klaar geboren. De kennisverwerving is een moeilijk, gecompliceerd proces, waarin fouten, vergissingen, eenzijdige theorieën en opvattingen kunnen voorkomen. Maar de door de wetenschap ontwikkelde ideeën passeren geleidelijk de zeef der kritiek, ze moeten de vuurproef van de praktijk doorstaan; alles wat fout en onecht is wordt geëlimineerd, alleen de objectief ware inhoud blijft behouden en vormt de schatkamer van de wetenschap."

In een communistische partij moeten we ook intern de strijd aangaan met het pragmatisme: "Het pragmatisme maakt alle praktische en theoretische activiteit ondergeschikt aan het rechtstreekse nut en benadert de problemen van het leven daardoor subjectivistisch, bijzonder bekrompen en opportunistisch. Ten aanzien van de arbeidersbeweging betekent pragmatisme het naar voren schuiven van de kleine dingen, 'strijd voor een dubbeltje', verlies aan perspectief en verraad aan de klassenbelangen van het proletariaat."

Wat te doen?

Het is belangrijk in de communistische beweging de methode van kritiek en zelfkritiek toe te passen. We moeten leren van de fouten die gemaakt worden, durf elkaar er op aan te spreken. Dat vraagt enige ruimte en daarom is al te hijgerig alleen maar inzetten op directe resultaten in strijd met de basis van onze partij. We moeten samen kennen waarheen de maatschappij zich beweegt om handelend op te kunnen treden. Niet door ons op te sluiten in studieclubs, maar juist door praktijk en theorie op een dialectische wijze met elkaar te verbinden.