Gedicht: Verdrinken in de geldstroom



Henricus Azewijn

Verdrinken in de geldstroom

Hebbende meer dan genoeg, bijgeleerd
komt geen berouw na de zonde
zijnde aanwezig, geperverteerd
likkende hielen, open wonden.

Hebbende het voor het zeggen
met ondermijnd, automatisch gezag
zijnde de argumenten makkelijk te weerleggen
zettende het betaald, wat een hard gelag.

Hebbende alles, hebbende te weinig
is er meer dan genoeg voor iedereen
wordende of niet, nogal chagrijnig
arme hond, om op te staan geen been.

Hebbende wat je allemaal kunt krijgen
naar verdienste salaris, honorarium, loon
bewaar je maar liever het zwijgen
krijg je 'n grote bek, alleen maar hoon.

Hebbende het uiteindelijk dóór
met je kluitje in marginaal riet
vind je, lijkt het wel, toch enig gehoor
als je, geplukt, maar voldoende biedt...

Vraag en aanbod, tsja... de markt eist...
op het einde van de markt.
Geesten scheiden zich, een hamvraag rijst
arme minister-president, hij kwárkt...

'Kwarken' zegt niets, maar is in de móde
klinkt als een fris, biologisch geluid
voor aan de dijk plastic zoden:
het is toch wat... de nóódklok luidt...!

Hebbende om angstig vast te houden
zie zijn vuisten, wat zijn ze gebald
met een handdruk, een zuiver gouden
wordt enig plezier toch wel eens vergald...