MBO: dolgedraaide reorganisaties

mbomondriaan-586x388.jpg
Kabinet zwenkt - noodgedwongen flexibel - voortdurend, nu wil men weer meer handwerkers zonder bredere opleiding. (Foto: MBOmondriaan)

Ron Verhoef

Eind mei kwam minister van Onderwijs, Jet Bussemaker, met haar plannen voor weer een nieuwe opzet van het mbo. Deze volledige reorganisatie werd aangekondigd vlak voor de datum waarop de reorganisatie inging die vier jaar geleden werd aangekondigd. Die gaat namelijk per 1 augustus van start.

In veel scholen heeft dit al tot veel onrust geleid. De volledige herstructurering houdt in de praktijk namelijk in dat leerlingen meer uren les moeten volgen en docenten meer uren les moeten geven, zonder dat hier een financiële vergoeding tegenover staat. Weliswaar heeft de minister die vergoeding wel aan de scholen overgemaakt, maar die hebben dit geld niet gebruikt voor personeel of leerlingen.

De hervorming die in augustus van start gaat heet 'Focus op vakmanschap' en heeft als inzet meer kwaliteit. Niet alleen meer kwaliteit in de beroepsmatige vakken maar ook in de algemeen vormende vakken. De aansluiting op zowel hbo als bedrijfsleven zou zo moeten verbeteren.

Daarnaast gingen mbo-4 opleidingen terug van vier naar drie jaar. Op die manier hoopte de minister destijds dat het mbo een alternatief zou worden voor de havo. Het nieuwe plan verlaat dit concept weer helemaal. De nieuwe reorganisatie houdt in dat scholen zich juist meer gaan richten op de praktijk. Er zou teveel theorie in het mbo zitten en dat moet er weer uit.

Bovendien vindt de minister dat het mogelijk moet worden om zonder vmbo-diploma direct door te stromen naar het mbo. Weliswaar mogen er dan wel eisen aan het eindrapport worden gesteld, maar het blijven jongeren zonder diploma.

De minister stelt ook een sterkere splitsing voor tussen de mensen die door willen stromen naar het hbo en dus het mbo op het hoogste niveau volgen en zij die dat niet gaan doen. Voor beide groepen geldt dan wel weer dat de stem van het regionale bedrijfsleven groter moet worden, dat zo een grote invloed op de inhoud van het onderwijs krijgt.

Te vrezen valt dat er vooral gekozen gaat worden voor veel stages en weinig onderwijs. Dit is dan weer in strijd met de huidige hervorming die het aantal uren stage juist moest terugdringen.

Ook laat de minister nu de eisen voor taal en rekenen vallen. Het kan niet zo zijn dat mensen goed zijn in hun vak en slecht in taal of rekenen en dan zakken, aldus de minister. Nu zit daar op zich wel wat in, maar anderzijds is het niveau van leerlingen al bedroevend laag.

Een simpele vraag als het uitrekenen van 21 procent van 200 lukt veel leerlingen al niet zonder rekenmachine, en zelfs met een rekenmachine heeft een grote groep het nog fout. Dat er minimumeisen aan taal en rekenen worden gesteld is dus niet overdreven.

Waar het op lijkt is dat de minister terug wil naar de structuur van vóór 1996, toen er een onderscheid was tussen de kmbo's (leerlingwezen) enerzijds en de mbo's (mts, meao, mds, etc.) anderzijds. Nu is deze wens vanuit het onderwijzend personeel vaker geuit, alleen de nu gekozen uitvoering brengt niet de kwaliteit van vóór 1996 terug.

Een ander probleem is dat dit inmiddels de vierde grote reorganisatie in het mbo wordt in de afgelopen 10 jaar. Via probleemgestuurd onderwijs (pgo) in 2004 naar cgo (competentiegericht onderwijs) in 2006, Focus op vakmanschap (2010) en nu dus dit nieuwe plan. Van het onderwijzend personeel vraagt dit veel. Wat telt is namelijk het jaar waarop een leerling binnenkomt.

Een leerling die in 2005 is binnengekomen valt dus nog onder het pgo. Nu zal de lezer denken: deze zijn er vast niet meer, maar dat is onjuist. Op de avondopleiding zitten volwassenen met een baan die weer zijn gaan studeren en dat kan soms lang duren. Voor diverse klassen ontstaan zo dus diverse regels en richtlijnen waaraan moet worden voldaan en streng op wordt gecontroleerd door de overheid.

Inmiddels komen docenten dus om in administratief werk om dat allemaal goed op papier te krijgen. Tegelijk moeten ze meer lessen geven. Zo is een docent niet in staat alle te verrichten werkzaamheden binnen de toegeschreven 42 uur per week te doen.

De wens van de docenten was dan ook dat de minister na 'Focus op vakmanschap' de mbo's een tijd met rust zou laten. Dat gebeurt nu dus opnieuw niet. Toegegeven, de minister stelt fors wat geld ter beschikking, maar op basis van de ervaringen uit het verleden zal dit niet uitgegeven worden aan het primaire proces, maar belandt het in de zak van de managers.