Geen participatie, maar klassenstrijd!

Opbouw en afbraak verzorgingsstaat

cap2.jpg
abva02.jpg
De AbvaKabo FNV mobiliseerde in januari op verschillende plekken marsen, zoals hier in Den Haag op 22 januari, tegen de dreigende ontslagen wegens de decentralisatie van de Jeugdzorg naar de gemeente. De participatiemaatschappij zal kinderen en jongeren niet gaan opvangen. (Foto: Roel Wijnants/Flickr/cc/by-nc)

Jan Ilsink

De verzorgingsstaat, die in naoorlogse periode van wederopbouw werd opgebouwd, was het resultaat van klassenstrijd. Winsten door economische expansie en monopolievorming werden deels opgeëist door organisaties van de arbeidersklasse. De competitie met de nieuwe socialistische staten in Oost-Europa bevorderde de bereidwilligheid van ondernemers en de politiek om aan eisen tegemoet te komen.

Afspraken in cao's en inrichting van het belastingstelsel (dividendbelasting, vennootschapsbelasting, en progressieve inkomstenbelasting) maakten de opbouw van de verzorgingsstaat mogelijk. Het publieke domein in de samenleving werd evident!

Eind jaren '70 komt er, mede door geopolitieke verschuivingen (succesvolle bevrijdingsstrijd in koloniën brengt de imperialistische staten in moeilijkheden), een eind aan onbelemmerde winstgroei. Een neoliberaal beleid is nodig om de rentabiliteit van kapitaal op peil te houden. Vanaf de jaren '80 wordt, ook in Nederland, stilaan het belastingregime gewijzigd ten gunste van het kapitaal en worden alle winstgevende taken van de overheid in private handen gebracht. Niet-rendabele overheidstaken worden ingeperkt door de verplichting 'marktconform' te werken. Met de ineenstorting van de socialistische staten eind jaren '80 valt de druk weg om aan eisen van de werkende bevolking tegemoet te komen en kan de aanval op verworven arbeidsvoorwaarden volop worden ontwikkeld. Met de 'Lissabon-agenda' wordt deze aanval door de Europese Unie gesteund en tussen de verschillende landen gecoördineerd.

Ideologische strijd essentieel

Het ideologische offensief, dat in de jaren '80 door Thatcher werd gestart met TINA (: There Is No Alternative! voor de kapitalistische organisatie van productie en maatschappij) werkt nog steeds krachtig door. Kapitaal en Arbeid zouden elkaar nodig hebben. Werkgever en werknemer zouden uiteindelijk dezelfde belangen hebben: voortzetting van het bedrijf! Ook in 2008 werd de redding van de banken met belastinggeld gemotiveerd met het 'algemeen belang' en kreeg een breed draagvlak in de Kamer. Onder de bevolking was alleen in de marge wat protest te horen. Collectieve regelingen en acties werden verdacht gemaakt. Het individualisme verheerlijkt.

Maar de massieve propagandamachine heeft niet kunnen verhullen dat de monopolies en hun zaakwaarnemers geen oplossing hebben voor het duurzaam en sociaal exploiteren en verdelen van de enorme rijkdommen van de aarde. Dat zij de laatste decennia in de klassenstrijd aan de winnende hand zijn met afbraak van verworvenheden van de werkende bevolking als resultaat. Zij hebben het voor elkaar gekregen hun winsten veilig te stellen en de kosten van de crisis grotendeels af te wentelen op de werkende bevolking.

Participatie en klassenstrijd

De proclamatie van de 'participatie samenleving' door het kabinet Rutte is een voorbeeld van de ideologische strijd door de monopolies: zorgvoorzieningen zouden niet meer betaalbaar zijn en bezuinigingen een gezamenlijk probleem. Met een beroep op solidariteit worden vrijwilligers voor zorgtaken geworven en werklozen gedwongen door dreigende korting op hun uitkering publieke taken te verrichten. Met een beroep op verantwoordelijkheidsgevoel voor de samenleving worden tienduizenden banen in de zorg geschrapt! Nadat in de jaren '70 en '80 verantwoordelijke burgers werden verjaagd uit maatschappelijke instellingen (woningbouwverenigingen, in schoolbesturen, in kruisverenigingen en via de gemeenteraad in nutsbedrijven en openbaar onderwijs) en tot consumenten werden gedegradeerd, zijn er nu weer verantwoordelijke burgers nodig. Deze opportunistische U-bocht in het beleid wekt begrijpelijk groot wantrouwen bij de bevolking maar leidt nog niet tot mobilisatie en klassenstrijd. Het ideologisch bombardement dat afbraak van verzorgingsstaat dienstverlening 'op maat' mogelijk zou maken en verslechteringen slechts tijdelijk zullen zijn sorteert nog steeds effect.

Effect van gecoördineerde aanval zichtbaar

Maar de sociale onrust neemt toe omdat de effecten van de wereldwijd opgezette aanval op de arbeidersklasse ook in Nederland steeds duidelijker wordt. De vaste baan met alle -relatief- gunstige arbeidsvoorwaarden is niet meer de norm. Het aandeel tijdelijke en flexibele banen is vanaf 2000 opgelopen van 17 procent naar 27 procent. De kans om langer dan drie jaar een flexibele baan te hebben is tussen 2006 en 2010 verdrievoudigd (van ruim 10% naar ruim 30%). Van alle werknemers heeft 40 procent inmiddels te maken met tijdelijke en flexibele banen.

In de zorg neemt door strengere regels het aantal ouderen dat thuis moet blijven en niet in aanmerking komt voor een tehuis de komende vier jaar toe van 15.000 tot 56.000. Met de sluiting van verzorgings- en verpleeghuizen verdwijnen tienduizenden arbeidsplaatsen. In een recent afgesloten 'zorgakkoord' (tussen de minister en enkele vakbonden, evenwel zonder Abvakabo FNV die zich het strijdbaarst opstelt voor de belangen van werknemers in de zorg!!) wordt er rekening mee gehouden dat ca. 80.000 werknemers in de zorg ander werk moeten gaan doen. Een derde hiervan buiten de zorgsector! De rest wordt om- en bijgeschoold voor een nieuwe functie binnen de zorg.

Klassenstrijd in brede coalities voor verhoging levenspeil

De vakbeweging stelt voorlopig nog voorzichtige eisen. FNV Bondgenoten eist voor de schoonmakers hoger loon, respect voor het werk en vaste banen. Abvakabo FNV eist voor de zorgsector dat het geld van het rijk ook daadwerkelijk door gemeenten aan zorg besteed wordt en dat bij aanbestedingen het personeel wordt overgenomen met behoud van arbeidsvoorwaarden. Voor gemeenteambtenaren eist Abvakabo FNV respect, echte banen en koopkracht.

De FNV stelt zich ook strijdbaarder op maar heeft voorlopig alleen succesjes te melden in vertraging van afbraak. Niet van 'terreinwinst'! Voor een uiteindelijk succesvol tegenoffensief zal de vakbeweging zich moeten ontwikkelen tot een spil in een brede coalitie met maatschappelijke actiegroepen. Acties op bedrijven, zoals die nu worden gevoerd, moeten worden verbreed naar buurten en 'het publiek'. Acties van schoonmakers en zorgpersoneel zouden door bonden in andere sectoren moeten worden ondersteund door bijv. pamfletten uit te delen om het publiek te informeren en voor de eisen te winnen. Ook buurtorganisaties zouden in brede coalities moeten worden ingeschakeld, omdat hun leden ook belang hebben bij een goede zorgvoorziening en een schone buurt. Plaatselijke groepen van FNV Lokaal zouden hierin een belangrijke functie kunnen vervullen! Kortom de vakbeweging zal zich moeten opwerpen als brede maatschappelijke kracht om met ambitie de maatschappij mede te bepalen en vorm te geven.

Kern van een offensieve strategie om de afbraak van arbeidsvoorwaarden en levenspeil om te zetten in een tegenaanval zou echter het uitschakelen van de kapitalistische mechanismen van winstmaximalisatie en verrijking van de bezittende klasse moeten zijn. Sleutelposities in de maatschappij moeten worden opgeëist om verhoging van het levenspeil, verbetering van arbeidsvoorwaarden en kwaliteit en omvang van het publieke domein op lange termijn veilig te stellen.