Schotse verkiezingen

f-011-018.jpg
Voorstanders van de onafhankelijkheid werven Ja-stemmen voor het referendum. (Foto: Brennan Cavanaugh/Flickr/cc/by-nc])

Ron Verhoef

Over een paar weken, op 18 september, gaan de Schotten naar de stembus om te stemmen over onafhankelijkheid. En hoewel er al volop campagne werd gevoerd, werd het startsein voor de campagnes op 1 augustus gegeven. Dat begon met een televisiedebat tussen Alex Salmond, de Schotse premier en voorstander van de onafhankelijkheid, en Alistair Darling, voormalig Brits minister van financiën onder Tony Blair en woordvoerder van de tegenstanders.

Wat opviel bij het debat was dat Darling geen duidelijke toekomstvisie wist te geven. Alles zou bij het oude blijven en dat is goed. Dat is merkwaardig omdat de commissie Calman in 2012 wel met een toekomstvisie kwam. De commissie Calman was opgezet door de regering Cameron om te onderzoeken hoe tegemoet kon worden gekomen aan de wens voor meer Schots zelfbestuur zonder Schotse onafhankelijkheid. Het uiteindelijke rapport koos ervoor meer bevoegdheden ook daadwerkelijk af te staan aan het Schotse parlement en Schotland de mogelijkheid te geven zelf inkomstenbelasting te heffen.

Bij de bevoegdheden ging het er dan vooral om het Schotse parlement daadwerkelijk beslissingsbevoegdheid te geven. Nu is het zo dat elke wet die het Schotse parlement aanneemt uiteindelijk door Westminster moet worden goedgekeurd. Doet Westminster dat niet dan gaat de wet alsnog niet door, ook niet als alle Schotse parlementsleden voorstemden. Dat zou dus moeten veranderen. De inkomstenbelasting is een sigaar uit eigen doos. Het Schotse parlement heeft nu al de mogelijkheid om 5 procent extra inkomstenbelasting te heffen op Schotse onderdanen, bovenop de Britse inkomstenbelasting die iedere Brit betaalt.

Op dit moment heft de Schotse regering overigens maar ongeveer 1 procent extra. Hiermee betalen de Schotten echter meer belasting dan de andere Britten. Calman stelde daarom voor een vast tarief voor heel Groot-Brittannië in te voeren waarvan maximaal 5 procent door de diverse landsdelen mocht worden geheven. De regering Cameron stemde hiermee in, met een adder onder het gras. De wet zou pas ingaan nadat de Schotten tegen onafhankelijkheid hadden gestemd. Dit is natuurlijk merkwaardig, want als het zo'n goed plan is, waarom voer je het dan niet gelijk in?

Uit het debat bleek echter dat Darling zijn vraagtekens zette bij Calman. Zijn betoog was erop gebaseerd dat onafhankelijkheid tot de grootste rampen zou kunnen leiden. Zo zou het land economisch aan de grond geraken en zou de werkloosheid explosief toenemen. Hierin wordt hij overigens gesteund door een van Schotlands grootste bedrijven, The Royal Bank of Scotland. Maar deze visie wordt niet door alle Schotse kapitalisten gedeeld. Tot nu toe doet de Schotse economie het beter dan de Engelse economie.

Salmond legde wel een toekomstvisie voor. Dat was geen verrassende toekomstvisie, want deze was al eerder vastgelegd in een zogenaamde White Paper (waarover Manifest eerder berichtte). Hij legde echter ook de vinger op de zere plekken van het Calman-rapport. Zo willen de aanhangers van de onafhankelijkheid graag een genationaliseerde Royal Mail (post) en NHS (ziekenfonds/zorginstellingen). Maar juist op die punten wil Westminster zijn bevoegdheden niet aan Schotland afstaan. Volgens Salmond zal alleen onafhankelijkheid ervoor zorgen dat de Schotten zelf kunnen beslissen over Schotland. Daarbij wees hij op het oud zeer dat Schotland steevast links stemt (de Schotse nationalisten zien zichzelf als socialisten) maar dankzij de meerderheid in Engeland een conservatieve regering krijgt.

Hoe zal het referendum uitpakken? Dat is steeds moeilijker te zeggen. Toen het referendum in 2012 werd aangekondigd, leek het een hopeloze zaak voor de nationalisten. De voorstanders van de onafhankelijkheid liepen 13 procent achter op de tegenstanders, hoewel geen van beiden de 50 procent haalde. Vanaf dag één was duidelijk dat de zwevende kiezer het verschil zou gaan maken. Dat aandeel zwevende kiezers lag aanvankelijk op ongeveer 20 procent maar is inmiddels geslonken tot ongeveer 7 procent in de peilingen (afhankelijk van welke peiling wordt uitgegaan).

Daarbij valt op dat met name de Yes-campagne (de voorstanders van onafhankelijkeheid) zwevende kiezers aan zich weet te binden. Na het televisiedebat haalde de Yes-campagne in alle opiniepeilingen meer stemmen dan de Better Together campagne (tegenstanders van onafhankelijkheid). Dat was voor het eerst. In een aantal peilingen stonden de voorstanders van onafhankelijkheid wel vaker op lichte voorsprong, maar nog nooit in alle peilingen. Toch is daarmee nog niets gezegd. De voorstanders halen in de laatste peilingen gemiddeld 47 procent terwijl de tegenstanders blijven steken op 46 procent, dat zijn dus hele kleine marges die elke voorspelling over een mogelijke uitkomst riskant maken. Het zijn nog altijd de zwevende kiezers die op 18 september zullen bepalen of het een ja of een nee wordt.