Gedicht: Schommelend in een vervreemd zijn



Henricus Azewijn


Schommelend in een vervreemd zijn

Een gespleten persoonlijkheid
ouwe rot in ontwapend beton
een fenomenale afwezigheid
een echo van Joost mag weten, een oerbron?

Schommelend in een vervreemd zijn
van alles en nog wat, wat bekend lijkt
door stagnatie in het brein
de chemie van hoe je het bekijkt...

In paniek soms, in een ware hel
in de waan dat... opboksend tegen hallucinaties...
in drukke afwezigheid in de knel
ten prooi vallend aan een conspiratie...

Het bloed kruipt in de wortels
van bomen zonder een bos
vrédesduiven, elkaar pikkende tortels
vogelvlucht, oh kapitaal, wie is hij de klós...!!

Aderlating, van zorg verzekerd
een kind van de rekening... ai, politíek...
De bal is rond, ben je gék...?!, nee... 'uitgebekerd'...
van het sluipend gif doodziek...

Uitgeteld, je haalt nog net zeven
zeven lange sessies zijn er aangericht
in een afwezig zijn als opgegeven:
alleen het kapitaal toont zijn ware gezicht...

Een laatste strofe, een laatste stuip
trekkend hopeloos aan het verkeerde eind.
Zo gaat het dus, maar wie ben ík?, als ik verzuip
in emoties... de marteling is verfijnd...