De Grote Oorlog 1914-1918, een oorlog tegen de arbeidersklasse

Boekbespreking Mark-Jan Smit

"De Groote Klassenoorlog 1914-1918", is de titel van het vorig jaar verschenen boek van Jacques R. Pauwels over de Eerste Wereldoorlog. Daarmee maakt hij gelijk de kern van zijn verhaal duidelijk. De Eerste Wereldoorlog (ook wel Grote Oorlog genoemd) is niet alleen een oorlog tussen landen, maar vooral een oorlog tussen klassen. Het is een oorlog tussen de heersende klasse van adel en bourgeoisie tegen de arbeidersklasse. In november komt Pauwels voor een aantal lezingen naar Nederland.

Deze oorlog was bovendien de grote wens van de Europese elite. Deze aspecten spelen een hoofdrol in het boek van Pauwels en maken het daarmee tot een unieke studie die alle fabels uit de burgerlijke geschiedschrijving over een oorlog voor democratie onderuithalen. De Grote Oorlog is een imperialistische oorlog, maar vooral een klassenoorlog. Dat geldt ook voor de oorlogen daarna tot en met de oorlog tegen terrorisme van vandaag, betoogt Pauwels. Daarmee raakt zijn historische studie de actualiteit van vandaag.

De Grote Oorlog is de afsluiting van de lange 19e eeuw die begon in 1789 met de Franse Revolutie. Dit was de periode van de opkomst van het kapitalisme, voortgedreven door de snelle technologische ontwikkelingen. De nieuwe klasse van kapitalisten nam op economisch vlak het roer over van de oude feodale klasse van adel en geestelijkheid. Met de revolutie van 1848 kregen de kapitalisten ook politieke macht. Voortaan streden zij samen met de adel en geestelijkheid tegen het proletariaat.

Met de opkomst van de kapitalistische productiewijze deden de crises van de overproductie hun intrede. De eerste grote crisis van dit soort deed zich voor in de jaren 1870. De vele faillissementen en overnames leidden tot een enorme schaalvergroting in het productiewezen. Het financierskapitalisme deed zijn intrede om de nieuwe reusachtige bedrijven te financieren. Daarmee trad het kapitalisme zijn hoogste stadium binnen: het imperialisme.

Het imperialisme leidde tot een krachtige kolonisatiegolf om in de behoefte van grondstoffen, afzetmarkten en goedkope arbeidskrachten te kunnen voorzien. De rivaliteit tussen de verschillende Europese staten nam sterk toe evenals het belang van de nationale staten als hoeders van de belangen van het grootkapitaal. Daarom werd het nationalisme als wapen ingezet om de bevolking achter koning en vaandel te krijgen.

Binnenlandse vijand

Het proletariaat wist zich gedurende de 19e eeuw als klasse sterker te ontwikkelen en te organiseren. De oprichting van de Internationale Arbeidersassociatie (beter bekend als de 1e Internationale), onder leiding van Marx en Engels, joeg de heersende klasse schrik aan. Zij was genoodzaakt om democratische hervormingen toe te staan, door arbeiderspartijen meer ruimte te bieden en de arbeidsomstandigheden te verbeteren.

Maar de elite van adel, geestelijkheid en bourgeoisie haatte de democratie en emancipatie van de arbeidersklasse echter hartgrondig. Overal in Europa en in de Verenigde Staten had zij slechts één wens: het verslaan van de binnenlandse vijand, de arbeidersklasse. En daarvoor was oorlog het meest geschikte middel.

Deze kwam er in 1914. Vandaar dat Pauwels de Grote Oorlog een klassenoorlog noemt: een verticale oorlog tussen de heersende elite van adel, geestelijkheid en bourgeoisie tegen de arbeidersklasse. Bijkomend voordeel was dat er een horizontale oorlog gevoerd kon worden tegen rivaliserende staten voor territoriale uitbreidingen en meer koloniën. Maar de Eerste Wereldoorlog is bovenal een bewust door de elite uitgelokte oorlog, een gewenste oorlog tegen de arbeidersklasse.

Van geestdrift naar opstandigheid

Zo begon op 28 juli 1914 de Grote Oorlog. De start leek veelbelovend voor de elite. Een gigantische propagandamachine had een zekere geestdrift onder de arbeidersklasse, verantwoordelijk voor het leveren van het kanonnenvoer, teweeggebracht. Deze geestdrift is echter nooit groot geweest, in tegenstelling tot wat de burgerlijke geschiedschrijvers vaak beweren. Uit plichtsbesef, door de dienstplicht en in vele gevallen gedwongen (soms op straffe van ontslag), werden arbeiders het leger ingejaagd.

Slechts na enkele maanden bleek de voorstelling van een korte en triomfantelijke oorlog een schandelijke illusie! Het front liep muurvast en ging over in een ellendige loopgravenoorlog die vier jaar zou duren. De soldaten van arbeiderskomaf stierven in de koude en smerige loopgraven, terwijl het opperbevel van adellijke komaf in geriefelijke onderkomens, ver van het front, hun schadelijke strategieën ontvouwden. Daarbij lieten ze dikwijls bewust veel soldaten sterven in zinloze aanvallen.

Verbroederingen en revolutie

Gaandeweg de oorlog begonnen de soldaten in te zien dat zij niets bij deze oorlog te winnen hadden. Zij vochten voor de doelstellingen van hun vijand en dat waren niet de soldaten aan de overkant van het prikkeldraad. Er begon een klassenbewustzijn onder de soldaten te ontstaan. Dat uitte zich in een toenemend aantal verbroederingen met de soldaten aan de overkant. Ook deserteerden steeds meer soldaten. Dit alles tot ontzetting van het opperbevel die hier dan ook hard tegen optrad d.m.v. openbare executies.

In Rusland leidde de misère aan het front en in het achterland tot een geweldige golf van onvrede. Met de revolutionaire ervaringen van 1905 op zak ontketende de arbeidersklasse eerst de Februari Revolutie en vervolgens de Oktober Revolutie. De nieuwe bolsjewistische leiding trok Rusland, met het verdrag van Brest-Litvosk van 3 maart 1918, terug uit de oorlog. Zij begon een socialistische staat op te bouwen wat uiteindelijk zou leiden tot de vorming van de Unie van Socialistische Sovjet Republieken. Hiermee werd de grootste nachtmerrie van de elite werkelijkheid: een socialistische staat onder leiding van de arbeidersklasse.

De elite verliest de oorlog

Na het uittreden van Rusland uit de oorlog ondernam Duitsland nog één alles-of-nietspoging in het voorjaar van 1918 om de oorlog in zijn voordeel te beslissen. Deze mislukte en het uitgeputte Duitsland moest zich terugtrekken. De wapenstilstand van 11 november 1918 maakte een einde aan de Grote Oorlog, met formeel Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië, de Verenigde Staten en enkele andere bondgenoten als overwinnaar. De 'overwinnaars' stortten zich als aasgieren op de bezittingen van de verliezers waarbij zij zich wisten te verrijken. Maar feitelijk verloren de elites van alle landen de oorlog.

De restanten van de feodale klasse van adel en geestelijkheid moesten het veld ruimen. De bourgeoisie nam haar positie in. Maar zij kreeg te kampen met een bijzonder klassenbewuste en georganiseerde arbeidersklasse. Daarom ontkwam zij er niet aan om verregaande democratische hervormingen toe te staan. De lonen werden sterk verhoogd en de arbeidsomstandigheden werden verbeterd.

Nieuwe oorlogen

De wapenstilstand van de elite was slechts van korte duur. In landen met een minder sterk georganiseerde arbeidersklasse slaagde de elite erin om brutale fascistische regimes in te voeren. Dit leidde tot een fascistische kettingreactie door Europa. De elite voelde zich sterk genoeg voor een hernieuwde aanval op de arbeidersklasse en ontketende de Tweede Wereldoorlog. Wederom verloor zij de oorlog en moest toestaan dat de Sovjet-Unie een wereldmacht werd en dat tot overmaat van ramp meerdere Oost-Europese staten en China socialistisch werden.

Niet bij machte een nieuwe 'warme' oorlog tegen de Sovjet-Unie te voeren, koos de elite voor de Koude Oorlog. De inspiratiebron uit het oosten moest koste wat het kost vernietigd worden. Door haar aanwezigheid werd de elite gedwongen om in West-Europa verzorgingsstaten op te bouwen, om het socialistische perspectief wind uit de zeilen te nemen.

Maar eind jaren '80 viel het doek voor het socialisme in Oost-Europa. Niet meer gehinderd door socialistische blokken aan het been, zette de elite met volle kracht de aanval in op de arbeidersklasse. Een privatiseringsgolf teisterde de westerse en voormalige socialistische landen. Verzorgingsstaten werden in rap tempo afgebroken. Om de zeer lucratieve oorlogsindustrie op de been te houden en tegelijkertijd de druk op de arbeidersklasse hoog te houden, werd een nieuwe vijand gevonden: het internationale terrorisme. De oorlog tegen terrorisme werd ontketend. De veiligheidsdiensten kregen verregaande bevoegdheden om zogenaamde terroristen op te sporen. Maar feitelijk zijn deze gericht tegen de arbeidersklasse, nog steeds de hoofdvijand.

Met deze oorlog probeert de elite alsnog te verwezenlijken wat zij in 1914 met een korte en triomfantelijke oorlog wilde bereiken: de volledige uitschakeling van de arbeidersklasse. Klassenbewustzijn en organisatie onder de arbeidersklasse zijn hard nodig. De elite staat er sterk voor en dat laat zich duidelijk voelen. Daarom moeten we begrijpen dat we nog steeds in de lange schaduw van de Grote Oorlog leven.