Nieuwe verhoudingen publieke sector vragen klassenbewustzijn

i-004-006.jpg
Poster van de NCPN. (Foto: Manifest)

Maarten Muis

Begin 2016 werd nogmaals duidelijk dat Nederland koploper in Europa is wat betreft flexibele contracten op de arbeidsmarkt. Uit onderzoek van de banensite Glassdoor gepubliceerd in Trouw van 6 januari komt naar voren dat in Nederland het flexibele deel van de arbeidsmarkt maar liefst 35 procent is.

Met name in de sectoren die vroeger tot het 'publiek domein' behoorden heeft de inzet van flexibele arbeidskrachten een hoge vlucht genomen. Dit is tekenend voor een grote verandering in de verhoudingen in deze sectoren. Het heeft grote consequenties voor de manier waarop de belangen van de werkenden daar verdedigd kunnen en moeten worden. Maar de veranderingen gaan dieper dan alleen flexibilisering, de klassenverhoudingen als geheel zijn aangescherpt.

De publieke sector is dood...

De verhoudingen in sectoren als welzijn, thuiszorg, kinderopvang, volkshuisvesting en gezondheidszorg zijn danig opgeschud door het kapitalisme op zoek naar rendementen, sinds de chronische crisis begon begin jaren zeventig van de vorige eeuw. Waar bijvoorbeeld de volkshuisvesting dertig jaar geleden werd gedomineerd door woningbouwverenigingen, waar huurders leden waren die zeggenschap hadden, is het nu een speelterrein van vastgoedinvesteerders met maar één doelstelling: zoveel mogelijk financieel rendement op woningverhuur en woningverkoop.

Ook de gezondheidszorg is nu ver verwijderd van het vroegere publieke karakter, omdat er maar een paar partijen zijn die hegemonie hebben over financiering van die zorg: de zorgverzekeraars, die stevig verankerd zijn in het monopoliekapitaal. Ook in welzijn, thuiszorg en kinderopvang zijn de eigenaren niet langer gemeenten en ideële stichtingen of verenigingen, maar commerciële partijen tot zelfs hedgefunds aan toe.

De gevechten om het behoud van een deel van het publiek karakter in deze sectoren die sociaaldemocratische politici van PvdA en SP in de parlementen voeren, is een ongelijke en bij voorbaat verloren strijd. Wie uitgaat van de mogelijkheden binnen het kapitalisme om deze tendens te keren, kan niet anders dan genoegen nemen met marginale succesjes. De kapitalisten zitten als eigenaren stevig aan de knoppen van de ondernemingen in deze sectoren. Daarmee staan hun winstbelangen centraal en niet de behoeften van de bevolking. Een parlementaire roep om wat meer sociaal beleid en wat minder hoge bonussen voor de top is een gevecht in de marge.

Door de harde sociale afbraak van de laatste drie decennia is een alles kapotdraaiende motor van winstmaximalisatie ingebouwd in de sectoren als kinderopvang, welzijn, thuiszorg, gezondheidszorg en volkshuisvesting.

Nieuw bewustzijn

De werkenden in deze sectoren waren lang gewend bij het binnenhalen van arbeidsvoorwaardenverbeteringen en verdedigen van de belangen van kwalitatieve zorg en dienstverlening voor kinderen, zieken, bewoners en huurders om samen op te trekken met de leiding en eigenaren van de ondernemingen. En veelal ook met de besturen van lagere overheden, toen die nog niet meegingen in de neoliberale logica. De overheid kon met de nodige demonstratieve druk en sociale argumenten meestal overtuigd worden. Toen het belang van kinderopvang voor de maatschappij en het gezin nog centraal stond, kon georganiseerd worden opgetreden voor verbetering van de kinderopvang en arbeidsomstandigheden. Georganiseerd optreden door de vakbonden, konden menig gemeentehuis op het goede spoor brengen.

Nu zitten de echte machthebbers over deze sector en medeondertekenaars van een cao vaak verstopt in investeringsmaatschappijen, die moeilijk vindbaar zijn. Bij wie moeten de ontslagen medewerkers van het door een hedgefund leeggeroofde Estro hun verhaal halen? En waarheen vloeit nu eigenlijk het hoger tarief dat de gemeente voor thuiszorg wil gaan betalen? Naar de onderbetaalde medewerkers of naar de winst voor de eigenaren van deze commerciële bedrijven? De bezitters zijn namelijk onder meer ook Amerikaanse kapitalisten - die echt geen boodschap hebben aan een polderende FNV en soft, vaak zelfs neoliberaal, overheidsbeleid - wiens advocaten wel sluipwegen weten te ontdekken.

Zo geldt het ook voor het welzijn, waar allerlei vage constructies van eigenaren gecombineerd worden met praktijken van schijnconstructies met zzp'ers en pay-rolling tot een wirwar, waarvan niemand meer weet wie nu eigenlijk de partij is waar je als werkende moet zijn om een hogere betaling van de arbeid te eisen en wie er nu eigenlijk met de winst vandoor gaat.

Kortom, de strijd in de huidige sectoren als kinderopvang, welzijn, thuiszorg, gezondheidszorg en volkshuisvesting vraagt allereerst een gedegen onderzoek naar wie nu eigenlijk de kapitalistische bezitters zijn bij wie de werkenden hun belangen moeten verdedigen. Het is een illusie dat het nog langer gaat om 'publiek domein' waar alles draait om het kind, de cliënt, de patiënt, de buurt en/of de huurder. Dat zou het moeten zijn (en daar moeten we voor blijven vechten!), maar de kapitalistische superroof van de laatste dertig jaar heeft het publieke domein stevig in handen gebracht van de kapitalisten. En deze kapitalisten hebben geen andere doelstelling dan de 'winstgevendheid' van het 'product' die welzijnswerkers, zorgverleners en thuiszorgwerkers en anderen uit de vroegere publieke dienstverlening leveren. Vanuit dat besef moeten we de strijd opnieuw aangaan.

Socialistisch en revolutionair perspectief

De strijd tussen werkenden en kapitaalbezitters in deze sectoren, waarvan de kernverhouding een bijna zuivere kapitalistische bezitsverhouding is, vraagt vooral om een versterkt klassenbewustzijn. We moeten definitief vaarwel zeggen tegen de illusies van het eurocommunisme in een deel van de linkse beweging dat het brengen van steeds meer economische activiteit onder de zeggenschap van de kapitalistische staat, een weg richting socialisme zou kunnen effenen. Het is een lijn die de SP nog steeds voorstaat, alsof de overheid klassenneutraal zou kunnen optreden. Het eurocommunisme heeft de kracht van de arbeidersklasse sterk verzwakt in de West-Europese landen. Hierdoor kon ook de neoliberale agenda zo makkelijk uitgevoerd worden.

De strijd in de sectoren waar de mens voorop moet staan, zoals gezondheidszorg en welzijn, vraagt om weer gecombineerd te worden met de strijd voor het socialisme. Want de kwaliteit van de maatschappij groeit niet met meer sociaal overheidsbeleid alleen, zoals de SP voorstaat. De maatschappelijke verhoudingen kunnen alleen maar richting sociale rechtvaardigheid groeien door groei van de kracht van de arbeidersklasse als revolutionaire klasse. Dat betekent het begraven van de illusies van decennia eurocommunisme en het opnieuw de schouders zetten onder de opbouw en versterking van het geschiktste wapen van de arbeidersklasse: de communistische partij.