De 'vluchtelingencrisis' en het mondiaal kapitalisme

i-006-709.jpg
Een Koerdische familie voor het vernietigde huis in Cirzre, in het Zuidoosten van Turkije. Terwijl er grote groepen vluchtelingen uit Syrië naar Turkije komen, komt er door het opgelaaide conflict tussen het Turkse leger en de Koerdische PKK ook een binnenlandse stroom van vluchtelingen op gang. De conflicten in Zuidoost-Turkije en aan de grens daarvan heeft diepe wortels in een globaliserende economie van Turkije en de mondiale crisis. (Foto: ZLV)

Ingar Solty

In het jaar 2015 maakte niet alleen de Griekenlandcrisis duidelijk dat er binnen de kaders van de bestaande Europese instituties geen alternatief voor het neoliberale Europa mogelijk is; het was ook het jaar van de 'Europese vluchtelingencrisis'. Ook de komende jaren zullen politiek gezien in het teken daarvan staan, want zelfs als - wat niet te verwachten is - het aantal mensen dat wereldwijd op de vlucht is, afneemt, dan nog staat de politiek voor de grote uitdaging om de mensen die politiek asiel genieten, te integreren. (...)

Mondiaal is momenteel iedere 122ste mens in eigen land ontheemd of naar het buitenland gevlucht; en als al deze vluchtelingen staatsburger van één land zouden zijn, dan zou dat qua grootte het 24ste van de wereld zijn. (...)

Hoe kan deze dramatische toename van het aantal vluchtelingen verklaard worden? Wat zijn de redenen om te vluchten? Migratie-onderzoek maakt onderscheid tussen push- en pullfactoren (duw- en trekfactoren). Duidelijk is dat geen mens zonder reden vlucht en zijn vertrouwde omgeving verlaat, of zijn leven in gevaar brengt door zich over te leveren aan bendes mensensmokkelaars, als dit leven daar waar hij vandaan komt, niet al in gevaar is. Dit verband blijkt alleen al uit het feit dat de grootste pushfactor (...) de oorlog is. (...)

De werkelijke achtergronden van de toename van sociale revoltes [zoals de 'Arabische Lente'] en van staatscrises [zoals in Afghanistan en Syrië] moeten gezien worden in verband met de internationale politieke economie van de afgelopen dertig, veertig jaar, dat wil zeggen met de globalisering van het kapitalisme in het algemeen en met de mondiale crisis in het bijzonder. Deze 'globalisering' kunnen we met Leo Panitch definiëren als "de uitbreiding van de kapitalistische sociale verhoudingen tot in elke uithoek van deze planeet en tot in elk facet van ons leven." Ze is evenwel geen natuurverschijnsel, maar was en is een door maatschappelijke belangen gestuurd politiek proces. Ze is het historisch resultaat van het door de politiek op gang gebrachte, neoliberale keerpunt in de jaren 1970.

In de context van de [stagflatie]crisis die in die jaren de winsten klem zette, beoogde ze als 'klassenproject' het herstel van de klassenmacht van het kapitaal door de disciplinering van de arbeidersklasse. De geldpolitieke cesuur (ommekeer of breuk) van de renteverhogende shocks door de Amerikaanse centrale bank in 1979, onder leiding van Paul Volcker, schiep de voorwaarde hiervoor, omdat deze binnen de VS massawerkloosheid tot gevolg hadden, die de positie van de vakbonden in de cao-onderhandelingen verzwakte, en buiten de VS via de hefboom van de schuldencrisis de opening van de markt in het mondiale zuiden (vooral in Afrika en Latijns-Amerika) afdwongen.

Dit mondiaal economisch project was dat van een 'platte wereld', waarin - in het kader van de Wereldhandelsorganisatie WTO - voor het wereldwijd mobiel kapitaal overal dezelfde regels zouden gelden. Daartoe behoren ook de investeringsbeschermingsakkoorden zoals TTIP, TTP en CETA, die de transnationale ondernemingen via het economisch staatsrecht beschermen tegen democratisch genomen besluiten die hun winsten beperken. Dit project heeft mondiaal evenwel dramatisch negatieve gevolgen gehad.

De mondiale kapitaalmobiliteit en de gewelddadige dwang vanuit de wereldmarkt hebben de natiestaten van de wereld tot een meedogenloze locatieconcurrentie gebracht. Die maakt dat het kapitaal de natiestaten tegen elkaar uit kan spelen en zo kan dwingen tot deregulering van arbeidsmarkten en milieueisen, alsook - door te dreigen met kapitaalverplaatsingen - tot concessies van werknemers en tot overheidssubsidies. Hierdoor komen de staten evenwel onder een enorme druk te staan, omdat ze - niet in de laatste plaats door geringere belastinginkomsten - steeds minder in staat zijn om aan de sociale integratie te werken. Het uiteenvallen van staten en de 'nieuwe oorlogen' zijn het gevolg van deze problematiek.

Onomstreden is dat wereldmarktintegratie en transnationalisering van de productie dramatische maatschappelijke omwentelingen veroorzaakt hebben in de door het kapitaal beheerste landen, zoals een proces waarin voordien onafhankelijke subsistentie- en keuterboeren veranderden in loonafhankelijke arbeiders. (...) Daarom is er tegenwoordig sprake van een 'mondiale arbeidersklasse'. Het centrum van het kapitaal-arbeidconflict (en daarmee van de wereldgeschiedenis) verplaatst zich naar de vroegere (semi)periferie, in het bijzonder naar Azië.

Met de groei van de klasse van mondiale loonafhankelijken is een mondiaal massamigratieproces van historische omvang verbonden. Deze migratie vindt vooral plaats in de vorm van binnenlandse migratie: het wegtrekken van de plattelandsbevolking naar de steden. (...) Tegen 2050 leeft naar verwachting 65 procent van alle mensen in ontwikkelingslanden en 86 procent van alle mensen in ontwikkelde landen in stedelijke gebieden.

De [kapitalistische, nvdr] klassenideologie beweert dat vrijhandelsverdragen en het creëren van een mondiaal kapitalisme tot een nivellering tussen het mondiale noorden en zuiden leiden. De modernisering zou plaatsvinden via handelsliberalisering, deregulering en privatisering van openbaar eigendom. Marktgeoriënteerde ontwikkelingsstrategieën zouden efficiënter zijn dan staatsgeoriënteerde.

Sommige landen in het mondiale zuiden gingen onder rechtse regeringen deze weg vrijwillig op. Vaak genoeg echter kwamen deze akkoorden tot stand door openlijke dwang van de kapitalistische kernlanden van het 'Westen', die daarbij opereerden in het belang van het transnationaal kapitaal. Zo werden tijdens de schuldencrisis van het mondiale zuiden in de jaren 1970 en 1980 de markten van Afrika tot Zuid-Amerika opengebroken. De hefboom hiervoor waren de structurele aanpassingsprogramma's van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank. Precies zoals bij Griekenland tijdens de 'eurocrisis' werden de noodzakelijke kredieten alleen verleend in ruil voor openstelling van de markt en gedwongen privatisering. Dit schuldenimperialisme opereert dus door middel van de financiële oorlog.

De gevolgen voor de landen in het mondiale zuiden gooiden in minder dan een of twee generaties de traditionele samenlevingen bijna volledig omver: door de nieuwe verplichtingen van de meedogenloze wereldmarktconcurrentie kwamen de staten onder een dubbele druk te staan. Deze dwong hen tot een drastische verlaging van de overheidsuitgaven, met als gevolg enerzijds privatisering van staatsbedrijven en massaontslagen van werknemers in de overheidssector en anderzijds minder staatsuitgaven voor de economische modernisering van industrie en landbouw.

De gewone bevolking staat op de arbeidsmarkt ook onder een dubbele druk: geen toegang tot de (landbouw)productiemiddelen en moeten rondkomen door landarbeid, maar tegelijk geen arbeidsmogelijkheden in de overheidssector. Het gevolg is een toename van de arbeid in de (onproductieve) informele sector of in de illegale schaduwglobalisering. Er is een 'mondiaal reserveleger van de arbeidersklasse' ontstaan, waarover het 'nieuwe imperialisme' uiteindelijk een controlefunctie uitoefent.

Voor links was deze ontwikkeling welkom - als noodzakelijke voorwaarde voor het socialisme. Lenin schreef: "Het kapitalisme heeft een bijzonder soort volksverhuizing ontwikkeld. De zich industrieel snel ontwikkelende landen, die steeds meer machines inzetten en de achtergebleven landen van de wereldmarkt verdringen, verhogen de arbeidslonen tot boven het gemiddelde en lokken de loonarbeiders uit de achtergebleven landen aan. Honderdduizenden arbeiders worden zo over honderden en duizenden kilometers verstrooid. [...] Er bestaat geen twijfel over dat alleen uiterste ellende de mensen ertoe brengt hun land van herkomst te verlaten en dat de kapitalisten de geïmmigreerde arbeiders op een gewetenloze manier uitbuiten. Maar alleen reactionairen kunnen hun ogen sluiten voor de progressieve betekenis van deze moderne volksverhuizing. Een verlossing van het juk van het kapitaal zonder de verdere ontwikkeling van het kapitalisme, zonder de op deze basis gevoerde klassenstrijd is niet mogelijk en kan dat ook niet zijn. En juist in deze strijd betrekt het kapitaal de werkende massa's van de hele wereld, doordat het de kleinburgerlijkheid en de onderontwikkeldheid van het lokale leven doorbreekt, de nationale grenzen en vooroordelen vernietigt en arbeiders uit alle landen met elkaar verenigt in de grote fabrieken en mijnen van Amerika, Duitsland, enz."

Afsluitend kunnen we concluderen: vluchtoorzaak nr. 1 is en blijft de oorlog; maar oorlogsoorzaak nr. 1 is en blijft het globaal kapitalisme. De VS en het 'Westen' zijn verantwoordelijk voor de vluchtelingencrisis, omdat ze imperiale/imperialistische bezettings-, lucht- en proxyoorlogen voeren. Maar veel van deze oorlogen voeren ze - en 'moeten' ze ook voeren -, omdat ze eerder de globalisering van het kapitalisme doorgedreven hebben. Vaak genoeg zijn dit dan ook geen oorlogen om op lokaal niveau mondiaal kapitalistische verhoudingen door te drukken, maar zijn het de lokale oorlogen die onder die nieuwe verhoudingen noodzakelijk worden om de zelf gecreëerde maatschappelijke tegenstellingen op te heffen als een manier om het mondiaal kapitalisme te beheren. De directe dwang (oorlog) is vaak slechts de reactie op het succes van de indirecte, schijnbaar geweldloze, structurele dwang (van bijvoorbeeld schuldenimperialistische vrijhandelsverdragen). De kapitalistische staat steekt daarmee echter zelf de heidebranden aan, die hij als imperiale/imperialistische staat vergeefs probeert te blussen. Zijn schijnbaar onvermogen bij de blusactiviteiten komt doordat zijn capaciteiten als brandblusser die als brandstichter veruit overtreffen.

De roodgroene liberalen, de zwartgele conservatieven en de rechtspopulisten van AfD (Alternative für Deutschland) kan links passend [variërend op Angela Merkels 'Wir schaffen das' en Thilo Sarrazins 'Deutschland schafft sich ab'; L.W.] antwoorden: "Wie niet over het kapitalisme wil praten, die moet ook zijn mond houden over vluchtelingen en integratiepolitiek. De vluchtoorzaak is het mondiaal kapitalisme. Wer also glaubt, Deutschland schafft das nicht, der muss den Kapitalismus abschaffen. (Wie dus gelooft dat het Duitsland niet lukt, die moet het kapitalisme afschaffen)". Maar ook voor links is er werk aan de winkel: zij moet steeds blijven wijzen op het kapitalisme als oorlogsoorzaak, en tegelijk de dubbele domheid vermijden achter elke burgeroorlog met lokale, binnenlands maatschappelijke dynamiek het werk van almachtige westerse complotten te bespeuren en achter elke westerse imperialistische oorlog alleen maar roofzucht (olie, gas, enz.) te vermoeden.

Bron: Marxistische Blätter nr. 1-16, pag. 39-47

Vertaling: Louis Wilms.