Wat werkt en wat niet op de arbeidsmarkt?

Maarten Muis

Deze weken werden twee onderzoeken gepubliceerd die een goed beeld neerzetten van een kapitalistisch Nederland anno 2016. Het ene onderzoek is van De Nederlandse Bank (DNB) en het andere onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB). Allebei instituten die maar één doel hebben: het kapitalisme in Nederland zo krachtig mogelijk in de meest winstgevende en efficiënte richting opstuwen. Als je de resultaten van de onderzoeken vanuit een andere klassenpositie bekijkt geven deze een heel ander perspectief.

Het Financieele Dagblad van 28 april jl. meldt dat uit de studie van DNB blijkt dat door de lage stijging van de lonen de winsten van de bedrijven buitengewoon gegroeid zijn de laatste jaren. Als belangrijkste loondrukker wordt de massale inzet van zzp'ers aangewezen. De arbeidsinkomensquote (AIQ), het deel van het nationaal inkomen dat dient als beloning voor arbeid, is tussen 2012 en 2015 met 4,6 procent gedaald. Dus was het aandeel in de Nederlandse taart voor de inkomens van werkenden 4,6 procent minder en het aandeel voor de bedrijfswinsten dus zoveel groter. Dit betekent dat de werkenden minder goed hun deel hebben weten op te eisen en de bedrijven juist beter.

Zien we dit in het licht van een klassenanalyse waarin de slagkracht van de arbeidersklasse door ideologische en maatschappelijke ondergraving is afgenomen, dan wordt ook duidelijk waar het probleem ligt. Niet, zoals de DNB en het FD beweren, in het verdwijnen van een statistisch evenwicht, maar in de politieke vuist die de factor arbeid nog heeft durven maken. De arbeidersklasse en haar vertegenwoordigers in de vakbeweging hebben niet genoeg gevochten voor hun deel, schuchter gemaakt door het dreigende ontslag door de grootste crisis sinds de jaren dertig.

In de kapitalistische economie zijn het geen kille statistische gegevens die de richting bepalen, maar mensen van vlees en bloed, met trots en doorzettingsvermogen, met de juiste politieke gereedschapskist en het klassenbewustzijn dat hen kan voeden en steunen in de strijd. Als zij zich laten intimideren door de dagelijkse golf aan ideologische hersenspoeling wint het kapitaal. Dat heeft de afgelopen periode van acht jaar laten zien.

Hoe moeilijk het is om eenmaal gekleineerd door het kapitalisme weer de kracht te hervinden, laat de andere studie zien. In het rapport 'Kansrijk Arbeidsmarktbeleid' van het CPB wordt geconcludeerd dat geen enkele maatregel om mensen die door de arbeidsmarkt zijn uitgekotst weer aan het werk te krijgen echt effectief is. Of het nu de steun van een jobcoach is of strenge handhaving van de sollicitatieplicht met korting op de uitkering, de som van al deze maatregelen is steeds nul, nul en nog eens nul.

Het hele apparaat dat gebouwd is om mensen die door werkgevers aan de kant zijn gezet weer aan het werk te krijgen, is zinloos [behalve voor degenen die er hun brood mee verdienen, nvdr]. De krachten die aan het werk zijn, keiharde concurrentie waarbij zzp'ers, jongeren en arbeidsmigranten het winnen van mensen die overbodig zijn geworden, zijn niet met wat sociaal of repressief beleid van de gemeentelijke sociale diensten in te dammen.

Beide studies tonen aan dat het in Nederland niet een vraag is van motiveren en disciplineren van werklozen of het in evenwicht brengen van marktmechanismen door statistisch wat meer ruimte aan de arbeidsinkomensquote te geven. We hebben te maken met de vraag of de arbeidersklasse zich weer bewust wordt dat het aankomt op strijden voor de eigen belangen. En dat betekent zowel vechten voor elke euro meer loon en behouden van elk sociaal vangnet dat er nog is. Maar het begint bovenal met het vertrouwen in de eigen kracht. Dan toont zich vanzelf wat wel en niet werkt.