'Earth Overshoot day' en de Europese richtlijn voor emissiebeperking

i-008-009.jpg
Demonstratie in Berlijn ter gelegenheid van Earth Overshoot Day. (Foto: Flickr/cc/Jörg Farys/Die Projektoren)

Wiebe Eekman

'Earth Overshoot day' komt steeds vroeger, nu al op 8 augustus. 'Earth Overshoot day' is de vergelijking tussen enerzijds de wereldwijde ecologische voetafdruk en anderzijds de wereldwijde biocapaciteit. De ecologische voetafdruk van menselijke activiteiten wordt berekend als de nodige oppervlakte aan bodem en water, die de natuur nodig heeft om de negatieve effecten van vervuiling en emissies op te ruimen. Om de vergelijking op wereldschaal te maken rekent men met een gemiddelde capaciteit van de natuur, die dan uitgedrukt wordt in 'globale' hectaren.

Om het aanschouwelijker te maken spreekt men van 'overshoot day' als de dag van het jaar dat er al evenveel emissie en vervuiling is geweest dan de natuur in één vol jaar kan verwerken. Vanaf die datum schieten we ons 'natuur budget' voorbij. Vanaf die datum zijn we letterlijk de wereld aan het opeten, aan het kapotmaken.

Dit jaar bereikten we 'Earth Overshoot day' reeds op 8 augustus. Alweer vijf dagen eerder dan verleden jaar op 13 augustus, en elf dagen eerder dan in 2014 toen het nog 19 augustus was. Om het duurzaam en voor de volgende generaties leefbaar te kunnen houden, zou 'Earth Overshoot day' nooit eerder mogen zijn dan 31 december. Dat was nog de situatie in de jaren tot 1985. Sindsdien verslechtert de toestand razendsnel. Het gaat gepaard met de agressieve kapitalistische globalisering en de opmars van het 'vrijemarkt'denken, dat zijn voeten veegt aan sociale en ecologische normen.

De cijfers voor Nederland en België zijn te hoog

Wereldwijd wordt vandaag de natuurlijke capaciteit van de aardbol overschreden met 60 procent. Om dit vol te houden zou je een tweede aardbol nodig hebben. Je kan de cijfers ook berekenen per land. Nederland heeft een beschikbare biocapaciteit van afgerond 19 miljoen hectaren, België dat kleiner is moet het doen met 13 miljoen. Deel dat door het aantal bewoners, dan komen we voor beide landen uit op ongeveer 1,2 hectare per inwoner. Dat is beschikbaar. Maar Nederland en België overschrijden dat met hun gemeten ecologische voetafdruk vele malen.

Nederland heeft een voetafdruk van 88.000.000 hectare. Dat is 350 procent meer dan zijn capaciteit of een factor 4,5 meer. België heeft een voetafdruk van 82.000.000 hectare. Dat is 530 procent meer dan zijn capaciteit of een factor 6,3 meer. Per Nederlander is dat 5,3 hectare per inwoner in plaats van de 1,2 die beschikbaar is. Per Belg is dat 7,4 hectare per inwoner in plaats van de 1,2 die beschikbaar is.

Leeft de doorsnee Belg dan zoveel rianter dan de doorsnee Nederlander? Nee, natuurlijk niet. Statistieken hebben een verklaring nodig. Het verschil komt door het veel hoger aandeel petrochemie, staalnijverheid en cementfabrieken in België. Allemaal zware industrie met enorme verbrandingsovens op gas, stookolie en steenkool. Voor ons een aanduiding dat het juist in die industrie door investering in betere technieken en door overschakelen op hernieuwbare energie uit wind en zon, het meeste voordeel te halen is om de emissies naar beneden te krijgen.

België staat op de achtste plaats van landen met de hoogste voetafdruk per inwoner. Nederland op de 35ste plaats na Duitsland. Wat alle westerse landen gemeen hebben is hun enorm gebruik van autovervoer. Het bestaande kapitalistisch geïnspireerd beleid zorgt dat de meerderheid van de mensen,of ze nu wil of niet, wel verplicht is om met de auto te rijden om naar het werk te komen of haar boodschappen te doen. Daaruit volgt ons tweede aandachtspunt: herstellen van de open dienstverlening, om te beginnen het openbaar vervoer. Ook belangrijk daarbij is een sociaal en ecologisch geïnspireerd beleid van ruimtelijke ordening. Zodanig dat de mensen niet meer hoeven terug te vallen op private wagens voor hun dagelijkse bekommernissen, omdat zowel winkels als bank- en overheidsloketten op loop- of fietsafstand beschikbaar zijn.

Europa heeft nieuwe cijfers gegeven voor de emissiereductie tegen 2030

De Europese Commissie heeft die cijfers nu in juli gepreciseerd. Herinner je dat Europa al een streefdoel had opgezet van een emissiereductie van 20 procent tegen 2020. Nu stelt het bijkomend een streefdoel van 40 procent tegen 2030 in vergelijking met de cijfers van 1990 voor de 28 lidstaten, Groot-Brittannië inbegrepen.

Om het wat ingewikkelder te maken wordt dat streefdoel opgesplitst in twee verschillende cijfers. Ten eerste min 43 procent voor de zogenaamde ETS-sector. Dat echter niet in vergelijking met de emissiecijfers van 1990, maar die van 2005. 'ETS' zijn alle fabrieken en elektriciteitscentrales met grote verbrandingsovens, die sinds het Kyoto-protocol, onder het Europese 'Emission Trade System' vallen. Een soort kunstmatige markt waar rechten op vervuiling uitgedeeld of verhandeld worden. Zoals bovenstaand gezegd zagen we liever een verplichting tot investeren in betere technieken en overschakelen op hernieuwbare energie.

Ten tweede voor de rest die niet onder de ETS-regeling valt, wil de Europese Commissie globaal voor de 28 landen een vermindering van 30 procent tegen 2030 in vergelijking met 2005. Niet ETS-sectoren zijn landbouw, vervoer, woningen, horeca, handel... Kun je het nog volgen? Die min 43 procent van de ETS samen met die min 30 procent van de niet-ETS, beide in vergelijking met 2005, geeft bij elkaar min 40 procent ten opzichte van 1990.

De Europese Commissie heeft de streefnorm voor de niet ETS-sectoren gedifferentieerd volgens de mogelijkheden van de 28 lidstaten. Aan Nederland wordt een inspanning gevraagd van 36 procent en aan België 35 procent. Ter vergelijking: het kleine Luxemburg zal 40 procent moeten besparen, Duitsland 38 procent, Frankrijk 37 procent net zoals Groot-Brittannië. Elk land zou moeten plannen hoe het die cijfers zal bereiken.

De inspanning lijkt veel, maar is het eigenlijk niet, volgens de mogelijkheden. En bovenop zeker te weinig ten opzichte van de nodige klimaatinspanningen. Het Akkoord van Parijs stelde voor de verdere opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad Celsius. De inspanningen die Europa voorstelt maken dat niet mogelijk, we zullen daarmee over de 2,4 graad Celsius gaan. Aan het onregelmatig en wisselvallig weer van de voorbije maanden kun je merken dat de huidige opwarming met 1 procent Celsius eigenlijk al te veel negatieve effecten heeft.