KLASSIEK EN ACTUEEL

"(...) Ja, arbeid, arbeid, dat is mijn wachtwoord! Arbeid voor de Javaan, dat is mijn principe! En mijn principes zijn me heilig. Is niet het Evangelie 't hoogste goed? Gaat er iets boven de zaligheid? Is het dus niet onze plicht, die mensen zalig te maken? En wanneer, als hulpmiddel hiertoe, arbeid nodig is - ikzelf heb twintig jaar de beurs bezocht - mogen we dan de Javaan arbeid weigeren, waar zijn ziel daaraan zo dringend behoefte heeft om later niet te branden? Zelfzucht zou het wezen, schandelijke zelfzucht, als we niet alle pogingen aanwendden om die arme verdoolde mensen te behouden voor de verschrikkelijke toekomst die dominee Wawelaar zo welsprekend geschetst heeft. Er is een juffrouw flauw gevallen toen hij van dat zwarte kind sprak... misschien had ze een jongetje dat er wat donker uitzag. Vrouwen zijn zo! En zou ik niet aandringen op arbeid, ik die zelf van de morgen tot de avond aan de zaken denk? Is niet reeds dit boek - dat Stern me zo zuur maakt - een bewijs hoe goed ik het meen met de welvaart van ons vaderland, en hoe ik daarvoor alles veil heb? En als ík zo zwaar moet arbeiden, ík die gedoopt ben - in de Amstelkerk - zou men dan van de Javaan niet mogen vorderen dat hij die zijn zaligheid nog verdienen moet, de handen uitsteekt? (...)"

Uit: Max Havelaar, Multatuli, 1860 (Batavus Droogstoppel, makelaar in koffie, aan het woord)