Europa Plundert Afrika (EPA)

Vrijhandel als vluchtoorzaak

i-067-114.jpg
Migranten bij het strand van Ventimiglia, dat aan de Italiaans-Franse grens ligt. De foto is van zomer 2015, sindsdien is het beeld van Afrikaanse vluchtelingen op de kusten van Italië niet meer weggeweest. De EU heeft nu plannen om boten op zee terug te slepen naar Afrika, omdat de slachtoffers van het imperialisme, uit het verarmde en uitgebuite continent, radeloos richting Europa blijven komen. (Foto: ZLV)
i-006-012.jpg
Grote demonstratie tegen TTIP en CETA in Brussel op 20 september jl. (Foto: ZLV)
i-007-015.jpg
Presentatie van een petitie van 337.000 handtekeningen tegen CETA in Berlijn, Duitsland op 12 oktober jl. (Foto: ZLV)
i-001-001.jpg

Wolfgang Reinicke-Abel

De openlijke kritiek op TTIP en CETA - de geplande akkoorden inzake investeringsbescherming en vrijhandel tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten respectievelijk Canada - is inmiddels groot. Wat de meeste mensen hier te lande echter niet weten is dat ook de EU dit soort verdragen aan veel andere landen opdringt: de EPA's, de Economische Partnerschapsakkoorden.

Al vanaf 2004 dringt de EU er onder andere bij Afrikaanse staten op aan om dergelijke vrijhandelsakkoorden af te sluiten. Onderdeel van deze politiek is een zogenaamde EU-grondstoffenstrategie, waarmee de EU haar toch al radicale handels- en investeringspolitieke koers aanscherpt: Europese ondernemers en investeerders moeten gemakkelijker toegang krijgen tot de grondstoffen in de ontwikkelingslanden; daarnaast moeten deze landen hun markten openen en tegelijkertijd de investeringen van de Europese ondernemingen beschermen. De EPA's zijn eigenlijk wurgcontracten en verhinderen in hoge mate de ontwikkeling van de betreffende landen. Maar de weerstand ertegen groeit ...

Dit najaar zullen de debatten rond de ratificering van de EPA's met de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS), waartoe onder andere Ghana en Nigeria behoren, in heftigheid toenemen. Maatschappelijke organisaties en kerken slaan alarm. De akkoorden hebben volgens hen geen oog voor de behoeften aan bescherming en ontwikkeling van deze kwetsbare economieën. Zij eisen daarom de inhoudelijke verbetering ervan of anders het niet-ratificeren ervan door de betreffende parlementen!

Om een levensvatbare en stabiele economie op te kunnen bouwen mochten talrijke Afrikaanse staten sinds de Conventie van Lomé in 1975 vrij van invoerrechten exporteren naar de Europese markt en voor het eigen bedrijfsleven beschermende invoerrechten heffen of importquota hanteren. Dat moet nu definitief afgelopen zijn! Er wordt nu vrijhandel afgedwongen voordat zich in deze landen een werkelijk stabiele economische structuur heeft kunnen ontwikkelen.

'Slechts met het mes op de keel' wordt bijvoorbeeld in het Oost-Afrikaanse Kenia geantwoord op de vraag waarom men de EPA's uiteindelijk toch geaccepteerd heeft. De Afrikaanse staten kennen de gevolgen ervan en hebben er zich dan ook lang tegen verzet. Totdat men hen begon te chanteren door te dreigen met het beëindigen van de vrijstelling van invoerrechten als ze niet zouden ondertekenen. Voor straf werden importheffingen opgelegd, die inmiddels al tot zichtbare schade hebben geleid en waardoor boeren, handelaren en veevoederproducenten failliet gingen.

Uiteindelijk heeft Kenia dan ook ingestemd, net zoals de West-Afrikaanse staten, met uitzondering van Nigeria. (Dat land blijft weigeren het akkoord te tekenen, maar diens olie-export wordt er dan ook niet door getroffen.) Als gevolg van de EPA's zullen onze producten de kwetsbare Afrikaanse markten overspoelen, de bestaande structuur vernietigen en nieuwe ondernemingen in de kiem smoren. Het verlies aan inkomsten uit de invoerrechten zal de gaten in de overheidsbegrotingen daar drastisch doen toenemen.

Maar niet alleen de EPA's, ook TTIP en CETA, zullen gevolgen hebben voor de volkeren van Afrika. Als de EU en de VS hun onderlinge handelsvolumes willen vergroten, dan betekent dat logischerwijs dat ze minder zullen importeren uit andere continenten. Bovendien zorgt een sterkere alliantie tussen de EU en de VS automatisch ook voor een machtsmonopolie en voor de mogelijkheid om later andere staten hun onderling afgesproken handelsregels op te leggen. Al deze zogenoemde vrijhandelsverdragen dienen er uiteindelijk toe de markten maximaal te dereguleren en te privatiseren, en de macht van de markt definitief boven de handelingsmogelijkheden van de politiek te plaatsen.

Vlucht en migratie

Vlucht en migratie vullen momenteel bijna dagelijks de krantenkoppen, maar zelden wordt naar de dieper liggende oorzaken ervan gevraagd. Waarom zien mensen, behalve door oorlogen, geen toekomst meer voor zichzelf in hun eigen land en wat draagt de economische en handelspolitiek van de EU hieraan bij? De uitonderhandelde EU-partnerschapsakkoorden dienen immers veel meer het EU-belang van vrije toegang tot Afrikaanse grondstoffen en toegang van Europese ondernemingen tot Afrikaanse markten, dan de belangen van de mensen in de Afrikaanse landen. Haar eigen geweten probeert de EU te sussen met de 'aalmoezenpolitiek' van de ontwikkelingshulp.

De EPA's zijn onderdeel van een neokoloniale politiek die gebaseerd is op chantage, dictatuur van de grote ondernemingen en minachting voor mensen en mensenrechten. In plaats van dit nog langer te accepteren, moet de momenteel bevochten publieke aandacht in de strijd rond TTIP en CETA benut worden om deze mondiale onrechtvaardigheden aan de orde te stellen en er openlijk over te debatteren. Net zo nodig als het duidelijke nee tegen TTIP en Co, is het verzet tegen de ratificering van de EPA's - op het niveau van zowel het Europees Parlement als de nationale parlementen in Europa.

De akkoorden dwingen de Afrikaanse staten tot een radicale opening van hun markten voor import uit de EU. En grote ondernemingen komen gemakkelijker aan grondstoffen omdat ook de exportheffingen afgebouwd worden. De situatie van de keuterboeren in Afrika is al lange tijd hopeloos. De neoliberale recepten van de Wereldbank en de G8 om door middel van intensieve landbouw en export van landbouwproducten de armoede op het platteland te verminderen, zijn mislukt. Ook daarom besluiten steeds meer mensen in Afrika om naar Europa te trekken.

De vluchtelingenstromen en de vrijhandelsakkoorden TTIP en CETA lijken niets met elkaar te maken te hebben. Maar dat is alleen op het eerste gezicht zo. Vrijhandel maakt dat opkomende economieën en ontwikkelingslanden armer worden en dat kost mensenlevens. Natuurlijk is de samenhang niet zo simpel dat elke vlucht economische oorzaken heeft. De Syriërs willen aan de 'islamitische staat' ontkomen en vluchten voor bomvaten en granaatsplinters. Maar het zijn allang niet meer alleen oorlogsvluchtelingen die naar Europa onderweg zijn. Veel mensen verlaten hun land, omdat ze daar geen perspectieven meer zien. Sinds meer dan een miljoen vluchtelingen de Duitse grenzen bereikt heeft, is het in om hen te beloven "hun levenskansen in het land van herkomst te verbeteren" (Merkel). Deze gedachte is juist, maar blijft vaag. Daarom twee voorstellen: de vrijhandelsakkoorden met armere landen worden opgeschort - en de belastingparadijzen worden onmiddellijk gesloten.

Wereldwijde standaarden

Om bij de vrijhandel te blijven: TTIP en CETA raken de opkomende economieën en ontwikkelingslanden weliswaar niet direct, omdat ze opgezet zijn als akkoorden tussen de VS, Canada en Europa. Maar de ambities reiken verder. TTIP en CETA moeten voor 'wereldwijde standaarden' zorgen, zoals de Duitseminister van Economische Zaken Gabriel graag benadrukt. Voor de handel tussen de VS, Canada en Europa is namelijk helemaal geen vrijhandelsakkoord nodig - de goederenuitwisseling functioneert allang. Elke dag worden goederen ter waarde van 1,8 miljard dollar over de Atlantische Oceaan verscheept. Aan TTIP en CETA wordt alleen maar zo verbeten vastgehouden om ze tot een ideologisch monument voor de vrijhandel te maken. Want in de ontwikkelingslanden en de opkomende economieën groeit de weerstand tegen het onvoorwaardelijke goederenverkeer - en met recht.

De huidige industrielanden zijn niet rijk geworden door vrijhandel, maar door protectionisme. In de VS bijvoorbeeld waren tussen 1820 en de Tweede Wereldoorlog de invoerrechten bijzonder hoog, gemiddeld tussen 35 en 50 procent. Pas vanaf 1950 daalden de Amerikaanse invoerrechten geleidelijk. Het is dan ook geschiedvervalsing als de VS zich tegenwoordig opwerpen als de grootste pleitbezorgers van de vrijhandel. Ze verminderden hun invoerrechten pas toen ze dé economische supermacht waren geworden. Dit model zien we trouwens altijd: invoerrechten worden pas afgeschaft als de eigen industrie tot de wereldmarktleiders behoort en niet meer bang hoeft te zijn voor de concurrentie.

De ontwikkelingslanden zouden het daarentegen zonder beschermende invoerrechten moeten stellen. Daarbij is het voor de arme landen sowieso moeilijk om een eigen industrie op te bouwen. Want door de technologische vooruitgang stijgt de minimale grootte die een fabriek moet hebben, voortdurend. Zelfs grote landen als bijvoorbeeld Argentinië zijn te klein om een eigen auto-industrie te starten. De productie van personenauto's is zo duur dat die alleen maar loont als er een grote binnenlandse markt aanwezig is.

Schaalgrootte markten en technologie

Kleine ontwikkelingslanden zitten in de val. Ze zijn op vrijhandel aangewezen om voor hun producten een markt te vinden die groot genoeg is. Tegelijkertijd bevoordeelt deze zelfde vrijhandel echter de gevestigde industrielanden, die technologisch superieur zijn. De Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang heeft berekend dat de technologische kloof tussen rijke landen, als de VS en Duitsland, en de armste landen, als Ethiopië en Tanzania, zich heeft verbreed tot 60:1. Als het gaat om de productiviteit van hun economie, hinken zelfs opkomende landen als Brazilië met 5:1 achteraan.

Dit betekent dat als dat land zich tegen de overmacht van de industrielanden wil verweren, invoerrechten van 40 procent (zoals de VS die in de 19de eeuw geheven hebben) niet voldoende zijn, maar dat het moet gaan om invoerrechten van ver boven de 100 procent. In plaats daarvan worden de ontwikkelingslanden en de opkomende economieën echter gedwongen vrijhandelsakkoorden en WTO-verdragen af te sluiten, die voorzien in dalende invoerrechten. Zo creëert men meer armoede - én vluchtelingen. De internationale akkoorden zouden de ontwikkelingslanden eigenlijk moeten toestaan om hun producten vrij van invoerrechten te exporteren. Tegelijkertijd zouden ze elke importheffing mogen opleggen die ze zinvol achten. Alleen dan hebben de arme landen een kans om hun jonge bedrijfstakken te beschermen tegen de concurrentie van de industrielanden.

Bron: Wolfgang Reinicke-Abel, Global Brutal 'Freihandel als Fluchtursache', in Marxistische Blätter 5-16, pag. 39-46
Vertaling en bewerking: Louis Wilms.