Gedicht: Titanenstrijd



Henricus Azewijn

Titanenstrijd

Op een vliegend tapijt komen binnen
wat men zoal kan zien vliegen
controleert men niet op tijd zijn zinnen
die naar onvermogen de geest bedriegen.

Onder een tapijt de stof geveegd
die tot denken kan ontstemmen
is de zelfmoord nog niet gepleegd
moet men geen leven in zijn gebalde vuisten klemmen.

Het tapijt is tweede kamerbreed
tot in de lengte van de eerste kamer
wat nog niet iedereen toch wel weet
totdat het gaat onder de hamer...

De vloerbedekking van de staten-generaal
is allang aan vernieuwing toe
gaan de voorzitters aan de haal
na de in de augiasstal gezochte ontheiligde koe.

Tussen de oude koeien in de sloot
vond men een 18 karaats gouden kálf.
Het land verkeert in hoogste nood
wie heeft voor deze open wond uierzalf...?

Wie smeert 'm, nu het nog kán
op de vlucht op een vliegend tapijt.
Wie is verslaafd, dagelijks in de ban
wie verzint het mooiste voldongen feit?

Ingelijst hangt aan de muur
goed passend bij de vloerbedekking
gekalligrafeerd, al oogt het wel wat zuur
het laatste uur van de trekking.

Het winnend lot om dood te vallen
op een tapijt naar keuze.
Het zal u derhalve goed bevallen
in de strijd tussen bezetters en geuzen.