De dialectiek van hervorming en revolutie

Een kernprobleem van de revolutionaire strategie in niet-revolutionaire tijden

Deel 1, zie ook deel 2(slot)

i-067-135.jpg
Tijdens de jaarlijkse demonstratie ter nagedachtenis van Luxemburg en Liebknecht in Berlijn lopen de Duitse kameraden met een spandoek met de tekst: Luxemburg en Liebknecht eren betekent actief worden tegen oorlog en fascisme. (Foto: Solidnet/Flickr/cc/by)

Willi Gerns

Thema van mijn verhaal is het eind 2015 bij Neue Impulse Verlag verschenen boek 'Revolutionäre Strategie in nicht-revolutionären Zeiten'. Daarom eerst een kort antwoord op de vraag wat wij als communisten onder een dergelijke strategie verstaan. Wij verstaan daaronder een plan van aanpak voor tijden als nu, waarin - in ons land en in de ontwikkelde kapitalistische landen in het algemeen - met de hoge ontwikkelingsgraad van de productiekrachten allang de noodzakelijke materiële voorwaarden aanwezig zijn voor de vervanging van de kapitalistische machts- en eigendomsverhoudingen door een op gemeenschappelijk bezit van de belangrijkste productiemiddelen en op een echte volksmacht gebaseerde maatschappelijke orde, dus door het socialisme. Maar waarin evenwel geen sprake is van de tegelijkertijd even onmisbare subjectieve voorwaarden voor een succesvolle revolutionaire breuk met het kapitalisme, dat wil zeggen: het inzicht bij de grote meerderheid van de arbeidersklasse en andere maatschappelijke krachten dat deze breuk noodzakelijk is, en tevens de bereidheid om daarvoor te strijden.

Onder deze omstandigheden betekent een revolutionaire strategie voor communisten het onwrikbaar vasthouden aan het socialistische doel en zich tegelijkertijd hier en nu als onderdeel van de werkende bevolking en de progressieve bewegingen inzetten voor gemeenschappelijke directe belangen en vooruitstrevende hervormingen. Alleen in deze strijd en in deze bewegingen kunnen aan de hand van de eigen ervaringen van de mensen voortschrijdende inzichten groeien over de grenzen van het kapitalisme en de noodzaak van fundamentele maatschappelijke omwentelingen, en zo de daarvoor noodzakelijke krachtsverhoudingen ontstaan.

In het genoemde boek staat een selectie van artikelen en lezingen, die ik tussen 1971 en 2012 over dit centrale thema heb gepubliceerd. Dat waren vier decennia waarin zich diepgaande veranderingen hebben voltrokken met ernstige gevolgen voor de omstandigheden waaronder de revolutionaire arbeidersbeweging moest strijden. Dat geldt in het bijzonder voor de nederlaag van het reëel bestaande socialisme, dat zich aan het begin van deze periode eerst nog succesvol en zeer hoopgevend leek te ontwikkelen.

Dat is ook een reden waardoor lezers in menige tekst die geschreven is voor deze cesuur, beoordelingen zullen aantreffen die vanuit huidig zicht veel te optimistisch waren. Auteur en uitgeverij hebben samen besloten om desondanks niets aan de betreffende teksten te veranderen en zelfs herhalingen te laten staan. Belangrijker voor ons was om middels deze onderdelen en de in latere teksten ondernomen pogingen om verkeerde inschattingen te verwerken een eerlijk en niet verfraaid beeld te geven van mijn standpunten en daarmee ook grotendeels van die van de DKP in deze decennia.

Het is niet mogelijk om hier uitgebreid in te gaan op alle vier de hoofdstukken. Ik wil daarom slechts de titels ervan noemen en vervolgens meer zeggen over het eerste hoofdstuk 'Die Dialektik von Reform und Revolution', waarvan de probleemstelling in meerdere of mindere mate van belang is voor alle hoofdstukken. De titels van de andere drie hoofdstukken zijn: 'Die Strategie des Kampfes um antimonopolistische Übergänge', 'Zum sozialistischen Ziel' en 'Zur Parteitheorie'.

Wat is een hervorming? En wat een revolutie?

Wanneer men het vandaag de dag over hervorming en revolutie heeft, is het absoluut noodzakelijk om het eerst eens te worden over wat men onder deze begrippen moet verstaan. Tegenwoordig hebben we immers te maken met een misbruik ervan, dat niet meer te overtreffen is. Dat geldt in het bijzonder voor het woord hervorming, dat in het spraakgebruik van de machthebbers en de toonaangevende media synoniem is geworden voor sociale kaalslag en afbraak van democratie, en daarmee voor antihervorming. Van oorsprong staat hervorming juist voor veranderingen die verbetering en vooruitgang betekenen - maar dan wel als evolutionaire veranderingen die zich binnen het kader van een gegeven kwaliteit bewegen en de grenzen daarvan niet overschrijden. In deze zin werden en worden door de arbeidersbeweging onder hervormingen maatregelen verstaan die leiden tot verbetering van de omstandigheden waaronder werkende mensen leven, werken en strijden, maar die wel binnen het raamwerk van het kapitalisme blijven.

Ook het begrip revolutie wordt op een schandalige manier misbruikt. Zo stellen burgerlijke ideologen het van oudsher gelijk aan burgeroorlog, bloedvergieten en anarchie. In werkelijkheid betekent revolutie - in tegenstelling tot hervorming - het over de drempel van de gegeven kwaliteit heen stappen, het fundamenteel omwentelen van de bestaande toestand, het ontwikkelen van een nieuwe kwaliteit. Toegepast op de samenleving gaat het om het vervangen van een maatschappijvorm door een nieuwe, een hogere. Of deze omwenteling op een relatief vreedzame manier kan plaatsvinden of gepaard gaat met burgeroorlog en bloedvergieten, hangt af van de concrete omstandigheden waaronder ze zich voltrekt, met name van de gegeven krachtsverhoudingen en of de oude heersende klasse nog in staat is haar macht en privileges gewapenderhand te verdedigen of niet. Waar ze deze mogelijkheid heeft, zal ze die zonder scrupules tegen het volk gebruiken, dat laat de geschiedenis overduidelijk zien.

Het vraagstuk van de verhouding tussen hervorming en revolutie is niet nieuw. Zoals bekend werd het verschillende antwoord daarop een belangrijke oorzaak voor de opsplitsing van de arbeidersbeweging in een reformistische en een revolutionaire vleugel. Overigens scheiden zich rond deze vraag ook binnen de revolutionaire arbeidersbeweging steeds weer de geesten en dan vooral in tijden als de huidige, waarin - tenminste in onze breedtegraden - gelet op de bestaande krachtsverhoudingen de revolutionaire omwenteling van de maatschappij helaas geen actueel op te lossen probleem is. In een dergelijke situatie bestaat enerzijds het gevaar dat men de noodzakelijke lange adem verliest, voor de inspanningen van de dagelijkse strijd terugschrikt en zich op een abstract propageren van het socialistische doel terugtrekt.

Het gevolg daarvan kan zijn dat men zich afwendt van de directe belangen die de mensen bezighouden, en afglijdt in sektarisme. Anderzijds kan de tijdsafstand tot de verwezenlijking van het socialistische doel ertoe leiden dat dit in het denken en handelen meer en meer naar de achtergrond verschuift, dat de dagelijkse taken en de strijd voor hervormingen losgekoppeld worden van het doel en steeds meer verabsoluteerd worden, of dat de grenzen tussen kapitalisme en socialisme vervagen. Dat kan leiden tot het wegzakken in reformisme. Juist in niet-revolutionaire tijden is het daarom voor revolutionairen absoluut noodzakelijk om zich steeds weer de dialectiek van het marxistische inzicht in hervorming en revolutie voor ogen te houden en tot richtsnoer te maken van zowel het programmatische als het praktische handelen.

Tijdens de discussies in de Duitse sociaaldemocratie [verenigd in de marxistische Sozialdemokratische Arbeiterpartei; L.W.] rond de overgang van de 19de naar de 20ste eeuw heeft Rosa Luxemburg de kern van de strijd en de marxistische positie in de verhouding van hervorming en revolutie scherp geformuleerd. In haar publicatie Sozialreform oder Revolution uit 1898/99 schrijft ze: "Voor de sociaaldemocratie vormt de dagelijkse praktische strijd voor sociale hervormingen, voor de verbetering van de situatie van de werkende bevolking - ook onder de gegeven omstandigheden -, voor de democratische instituties juist de enige weg om de proletarische klassenstrijd te leiden en toe te werken naar het einddoel: het grijpen van de politieke macht en het opheffen van het loonsysteem. Voor de sociaaldemocratie bestaat er een onverbrekelijke samenhang tussen de sociale hervorming en de sociale revolutie, omdat voor haar de strijd voor sociale hervorming het middel is, de sociale omwenteling daarentegen het doel."

Verder schrijft ze: "Een tegenover elkaar stellen van deze twee aspecten van de arbeidersbeweging vinden we voor het eerst in de theorie van Ed. Bernstein. (...) Deze hele theorie mondt in de praktijk uit in niets anders dan het advies om de sociale omwenteling, het einddoel van de sociaaldemocratie, op te geven en omgekeerd de sociale hervorming van een middel in de klassenstrijd tot doel ervan te maken. Bernstein zelf heeft zijn opvattingen het treffendst en scherpst geformuleerd toen hij schreef: "Het einddoel, wat het ook moge zijn, betekent voor mij niets, de beweging is alles." Omdat evenwel het socialistische einddoel het enige doorslaggevende element is dat de sociaaldemocratische beweging (bedoeld is socialistische, nvdr) onderscheidt van de burgerlijke democratie en het burgerlijke radicalisme, en de gehele arbeidersbeweging verandert van een zinloos lapmiddel ter redding van de kapitalistische orde in een klassenstrijd tegen deze orde. Bedoeld om deze orde op te heffen. Daarom is in de gedachtegang van Bernstein de vraag 'sociale hervorming of revolutie?' voor de sociaaldemocratie tegelijkertijd de vraag: zijn of niet-zijn?"[1]

Op vergelijkbare wijze heeft ook Lenin gekeken naar de dialectiek van hervorming en revolutie. Hij benadrukte dat in de strijd voor het socialistische doel hervormingen een belangrijke functie kunnen vervullen als "steunpunten voor de arbeidersbeweging die voorop gaat op de weg naar de volledige emancipatie van het proletariaat"[2], dat de marxisten "alle hervormingen" benutten "om het revolutionaire bewustzijn van de massa's en hun revolutionaire strijd te ontwikkelen".[3]

Waar het vooral op aankomt en waardoor revolutionairen zich onderscheiden van reformisten is dat zij in de strijd voor hervormingen het socialistische doel nooit uit het oog verliezen. Daarom nemen communisten de opmerking van Lenin serieus dat "zoals het deel in het geheel (...) de strijd voor hervormingen" ingepast moet worden "in de strijd voor vrijheid en socialisme". Als we afzien van reactionaire antihervormingen - die alleen maar etikettenfraude plegen met het hervormingsbegrip en zonder meer als negatief beoordeeld moeten worden - dan negeren wij evenmin dat elke werkelijke hervorming in de kapitalistische maatschappij een dubbel karakter heeft.[4] Ze kan zowel de toestand van de arbeidersklasse en de voorwaarden waaronder zij de strijd moet voeren, verbeteren, als ook door de machthebbers gebruikt worden om de werkende mensen nog strakker te binden aan het kapitalistische systeem. Welke van deze twee kanten zal overheersen, hangt er steeds vooral van af of het lukt - zoals Lenin zegt - "de massa's in de zelfstandige economische en politieke massastrijd te betrekken, alleen die kan de arbeiders werkelijke resultaten brengen."[5]

Noten:

[1] Rosa Luxemburg: Gesammelte Werke, deel 1A, Dietz Verlag, Berlin, pag. 369 ev.
[2] Lenin: Werke, deel 15, pag. 444
[3] Lenin: Werke, deel 20, pag. 511
[4] Lenin: Werke, deel 12, pag. 353
[5] Lenin: Werke, deel 15, pag. 443

Bron: Marxistische Blätter 5-16, pag. 86-92
Vertaling: Louis Wilms.